SAMENVATTING KT4, PREVENTIE
& ZELFMANAGEMENT
SAMENVATTING D.M.V. HET UITWERKEN VAN DE LEERDOELEN DOOR ELISE HOEFS
AFPF
WEEK 1
LICHAMELIJKE, PSYCHOSOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE FACTOREN BENOEMEN DIE TOT
OVERGEWICHT EN OBESITAS KUNNEN LEIDEN.
Lichamelijke factoren:
- Afname van lichaamsbeweging
- Onderliggende ziekte door bijvoorbeeld een traag werkende schildklier
- Geneesmiddelengebruik -> antidepressiva, bloeddrukverlagers
- Vrouwen die na de bevalling geen borstvoeding geven
- Stoppen met roken
Psychosociale factoren:
- Stress, depressie
- Eetstoornis
- Verstoord slaap/rust patroon
- Aanleg en gewoontes die je deelt met ouders (ouders die obesitas hebben is een risico voor het kind)
Maatschappelijke factoren:
- Turkse, Marokkaanse en Surinaamse herkomst
- Slechte sociaaleconomische omstandigheden (lage SES)
- Cultuur: dik betekend gezond en welvarend
Psychologische factoren,
zoals emotioneel eten
(eten als reactie op
negatieve
BENOEMEN WELKE ZIEKTES EEN VERHOOGDE KANS HEBBEN TE ONTSTAAN BIJ MENSEN MET
OBESITAS.
- Diabetes mellitus type 2
- Verhoogd cholesterolgehalte, vervette lever, galstenen
- Verhoogde bloeddruk, hart- en vaatziekten
1
, - Slaapapneu
- Gewrichtsklachten
- Kanker
- Galstenen
- Kleinere kans op zwangerschap
- Verminderde levensverwachting
- Pickwick-syndroom = ademhaling wordt moeilijker -> bloed neemt te weinig zuurstof op -> hartfalen
en slaperigheid
BEHANDELING VAN OVERGEWICHT EN OBESITAS VERKLAREN.
Bij de behandeling van overgewicht en obesitas wordt er gekeken naar verschillende onderwerpen. De steun
van familie en vrienden is belangrijk en een sterke wil hebben om te beginnen met afvallen. Er moet worden
onderzocht wat de onderliggende oorzaak is en waarom zorgvragers overgewicht of obesitas hebben gekregen,
ook moet de motivatie om gewicht te verliezen in kaart worden gebracht.
Verder moet er gezorgd worden voor een afname van energieopname en een toename van energieverbruik.
Stel daarnaast haalbare doelen op gebied van gewichtsafname d.m.v. SDM.
- Medicatie: metformine remt de glucoseproductie in de lever en verbetert de insulinegevoeligheid.
Veroorzaakt geen hypoglykemie. Sulfonylureumderivaten bevorderen de afgifte van insuline door de B-cellen in
de pancreas. Hierdoor daalt de bloedsuikerspiegel, vermindert de glucosetoxiciteit en verbetert de B-
celfunctie. Kan hypoglykemie veroorzaken!
- Leefstijladviezen: niet roken, voldoende lichaamsbeweging, goede voeding, maximaal 2 alcoholeenheden per
dag, afvallen bij BMI > 25.
RISICOFACTOREN, ETIOLOGIE, PATHOFYSIOLOGIE, PROGNOSE EN PREVENTIE VAN DIABETES
MELLITUS TYPE 1 EN TYPE 2 BESCHRIJVEN.
DB1:
Risicofactoren (nog niet duidelijk, onderzoek word gedaan)
- Erfelijke aanleg
- Omgevingsfactoren
Etiologie
Bij DB1 heb je een absoluut tekort aan insuline. De combinatie van erfelijke aanleg en omgevingsfactoren zoals
virusinfecties, werken als trigger op je immuunsysteem.
Pathofysiologie
DM1 is een auto-immuunziekte waarbij het eigen afweersysteem de bètacellen van de eilandjes van
Langerhans in de pancreas vernietigd. Bij een vernietiging van meer dan 80% produceert het lichaam nog maar
zeer weinig of helemaal geen insuline meer.
Het hormoon insuline handhaaft de glucosehuishouding door opname van glucose in de cellen mogelijk te
maken. Bij een absoluut te kort aan insuline zal de glucosespiegel stijgen en zal er een glucosetekort in de
cellen ontstaan. Symptomen bij diabetes worden enerzijds veroorzaakt door een te hoog glucosegehalte in het
bloed (hyperglykemie) en anderzijds door een tekort aan glucose in de cellen (Ketoacidose).
Prognose
Door complicaties op lange termijn is de levensverwachting van zorgvragers met DM1 gemiddeld 10 jaar korter.
2
,Een goede regulatie van het glucosegehalte vanaf het moment van de diagnose zorgt op lange termijn voor
minder complicaties. Door het gebruik van glucosemeters en insulinepompen en in de toekomst de
kunstmatige pancreas nemen complicaties af en zal de levensverwachting gaan toenemen
Preventie
Het is niet bekend hoe DM1 voorkomen kan worden, men hoopt in de toekomst het auto-immuunproces te
kunnen afremmen.
DB2:
Risicofactoren (nog niet duidelijk, onderzoek word gedaan)
- Een hogere leeftijd hebben (45 jaar of ouder)
- Familiair belast zijn met DM2
- Van Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst zijn
- Bepaalde leefstijlfactoren: overgewicht of obesitas, lichamelijke inactiviteit, voeding met veel
verzadigde vetten, roken.
- Zwangerschapsdiabetes hebben doorgemaakt
- Bekend zijn met hypertensie en/of hypercholesterolemie
- Bepaalde medicatie gebruiken: onder andere prednison en sommige antipsychotica.
Etiologie
De ontstaanswijze van DM2 is complex en nog niet geheel opgehelderd. Een combinatie van erfelijke factoren
en leefstijlfactoren zorgt voor een geleidelijk ontstaan van insulineresistentie. Vooral zorgvragers met obesitas
ontwikkelen insulineresistentie. Daarnaast zorgen veroudering en erfelijke factoren voor een verminderde
insulineproductie in de bètacellen van de pancreas. DM2 is vaak een onderdeel van het metaboolsyndroom,
een combinatie van insulineresistentie, centrale obesitas, hypertensie en verstoorde cholesterol- en
triglyceridenwaarden. Dit metaboolsyndroom leidt tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Pathofysiologie
Bij DM2 is er sprake van insulineresistentie en van een verminderde insulineproductie. Bij insulineresistentie
worden lichaamscellen steeds minder gevoelig voor insuline, waardoor de cellen minder glucose kunnen
opnemen. Het bloedglucosegehalte wordt steeds wat hoger, ondanks het feit dat er wel insuline wordt
geproduceerd. In eerste instantie is er sprake van een gestoorde glucose-intolerantie: het duurt na inname van
glucose langer voordat het bloedglucosegehalte zich heeft hersteld tot de normaalwaarde. Na verloop van tijd
kan het lichaam niet meer voldoende insuline produceren om aan de verhoogde insulinebehoefte te voldoen
en treedt er een blijvende hyperglykemie op, met bijpassende klachten zoals polyurie en polydipsie. Bij DM2
treedt zelden ketoacidose op. Dit komt doordat er geen absoluut te kort aan insuline is, waardoor
vetverbranding niet noodzakelijk is.
Ook bij DM2 raakt het lichaam echter ernstig ontregeld als het bloedglucosegehalte sterk stijgt. Door de
gevolgen van hyperglykemie treedt er ernstige uitdroging op en wordt het bloed zeer geconcentreerd, of
hyperosmolair. Deze zogenoemde non-ketotische hyperglykemische hyperosmolaire ontregeling leidt tot
neurologische problemen die variëren van verwardheid en duizeligheid tot aan coma.
Preventie
DM2 kan uitgesteld en zelfs worden voorkomen door leefstijlaanpassingen:
- Bij zorgvragers met een hoog risico vermindert de kans op het ontwikkelen van Dm2 met 50% door een
gewichtsverlies van 7% gecombineerd met 30 minuten matig-intensieve lichaamsbeweging per dag.
- Goede regulatie van de bloedglucosewaarden.
- Goede therapietrouw en regelmatige controles van het bloedglucosegehalte
- Antihypertensiva en cholesterolremmers kunnen het risico van ontwikkelen van hart- en vaatziekte verlagen. -
3
, - Regelmatige screening, zo kunnen complicaties als retinopathie, nefropathie en diabetische voet vroegtijdig
worden onderkend en behandeld.
HET PATHOFYSIOLOGIE EN DE SYMPTOMEN VAN KORTE- EN LANGETERMIJNCOMPLICATIES
BESCHRIJVEN VAN DIABETES MELLITUS VAN TYPE 1 EN TYPE 2.
DB1:
Symptomen van kortetermijncomplicaties:
- Hypoglykemie en hyperglykemie
- Ketoacidose
Symptomen van langetermijncomplicaties:
- Hart- en vaatziekten
- Verhoogd risico op infecties
DB2:
Symptomen van kortetermijncomplicaties:
- Hypoglykemie en hyperglykemie
- Non-ketotische hyperglykemische hyperosmolaire ontregeling
- Infecties
Symptomen van langetermijncomplicaties
- Macro-angiopathie (beschadiging van grotere arteriën). In grotere arteriën leidt een hoge
glucosespiegel tot een toename van plaquevorming (artherosclerose).
- Micro-angiopathie (beschadiging van kleine bloedvaten). In kleinere vaten leidt een hoge
glucosespiegel tot verdikking en lekkage, waardoor de bloedtoevoer naar de weefsels vermindert.
- Diabetische voet. Deze ernstige complicatie wordt veroorzaakt door een combinatie van perifeer
arterieel vaatlijden, perifere neuropathie, een slechte wondgenezing en een verhoogd risico-infectie.
Door een verminderd gevoel in de voeten (soms in combinatie met een verminderd
gezichtsvermogen) worden kleine letsels niet opgemerkt.
UITLEGGEN WELKE MECHANISMEN TIJDENS INFECTIES ZORGEN VOOR EEN ONTREGELING VAN
DE BLOEDGLUCOSESPIEGEL BIJ DIABETES MELLITUS.
Tijdens infecties is er vaak ontregeling van de bloedglucosewaardes en moeten deze extra worden
gecontroleerd. Een hoge bloedglucosespiegel tast de werking van het immuunsysteem aan. Koorts, minder
intake door gastro-intestinale klachten en minder inname van medicatie dragen bij aan deze ontregeling.
4