Immunologie
Immunologie is de leer van fysiologische mechanismen die mensen en andere dieren
gebruiken om hun lichaam te beschermen tegen aanvallen van andere soorten organismen.
Er bestaan twee soorten immuunsystemen: het innate en het adaptieve immuunsysteem.
Het innate immuunsysteem Het adaptieve immuunsysteem
Dit deel van ons immuunsysteem is een niet- Dit deel van ons immuunsysteem activeert antigen-
specifieke afweer, die direct (of binnen een aantal specifieke immuunreacties. Het antigen moet dus
uur) in actie komt wanneer er een antigen wordt eerst herkend en geïdentificeerd worden. Wanneer
gedetecteerd in het lichaam. dit heeft plaatsgevonden, wordt er een ‘leger’ van
immuun cellen aangemaakt die dit specifieke antigen
zullen aanvallen.
Het innate immuunsysteem omvat: Er zijn twee soorten adaptieve immuun responsen:
- Fysieke epitheliale barrières - Humorale respons B-cellen
- Fagocyterende leukocyten - Cellulaire respons T-cellen
- Dendritische cellen Ook vindt er een proces plaats waarbij er geheugen
- Natural killer cellen cellen worden gemaakt.
- Circulerende plasma eiwitten
Het innate immuunsysteem is een aangeboren Het adaptieve immuunsysteem is niet aangeboren.
systeem. Het is dus bij iedereen hetzelfde, ook Het hangt af van de pathogenen en de infecties
naarmate je ouder wordt of meer infecties hebt waaraan je lichaam wordt blootgesteld. Daarom is
gehad wordt dit systeem niet beter of sneller. dit systeem erg variabel, het verschilt bij iedere
persoon. Ook reageert je adaptieve immuunsysteem
bij een tweede infectie van dezelfde soort sneller. Dit
betekent dat het steeds beter wordt.
,Lymfoïde organen
Primaire lymfoide organen Secundaire lymfoide organen
Beenmerg: vorming B-cellen Lymfeklieren
Thymus: vorming T-cellen Milt
GALT (Peyerse platen) in de darmen
Cellen van het immuunsysteem
Innate immuunsysteem:
Neutrofielen, basofielen,
eosinofielen, dendritische
cellen, macrofagen, mestcellen,
monocyten, natural killer cells.
Adaptieve immuunsysteem: B-
cellen, plasmacellen, T-cellen,
effector T-cellen.
Je moet weten dat de voorloper
van de dendritische cellen,
macrofagen en mestcellen
onbekend is.
En dat de voorloper van
neutrofielen, basofielen en
eosinofielen de myeloide
voorloper is.
Ook moet je weten dat de voorloper van B-cellen en T-cellen de lymfoïde voorloper is.
Immuniteit (activatie van het immuunsysteem) vs. Tolerantie (in-activatie van het
immuunsysteem)
- Allergieën: dit vindt plaats wanneer het lichaam een immuunrespons aangaat tegen
stoffen die niet schadelijk zijn, denk aan pollen of pinda’s.
Te veel immuniteit, te weinig tolerantie
- Auto-immuniteit: dit vindt plaats wanneer het lichaam geen onderscheid maakt
tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde stoffen, waardoor het lichaam ook
lichaamseigen stoffen aanvalt.
Te veel immuniteit, te weinig tolerantie
- Infectieziektes: ziektes die worden veroorzaakt door pathogenen van buitenaf.
Te weinig immuniteit, te veel tolerantie.
Door vaccinaties wordt het immuunsysteem geïnduceerd.
Antigenen waar het immuunsysteem zich op kan richten:
- Infectieziekten: antigeen van een bacterie, virus, schimmel, worm
- Auto-immuniteit: antigeen van myeline (MS), collageen (reuma)
- Allergie: antigeen van pollen, schaaldieren, nikkel
, - Tumoren: antigeen van tumorcel
- Transplantatie: antigeen van donororgaan
Humorale immuunrespons: verdediging tegen extracellulaire micro-organismen
1. Antigeen herkenning: een antigeen dat circuleert in het lichaam, zal alleen een
humorale respons initiëren als er het een complementaire antilichaam receptor met
hoge affiniteit tegenkomt.
B-cellen herkennen antigenen via membraangebonden antilichamen. De receptoren
van deze antilichamen zijn in staat tot het herkennen van verschillende stoffen
(eiwitten, polysachariden, kleine chemische stoffen etc.). B-cellen kunnen antigenen
herkennen die in het bloed circuleren, terwijl T-cellen alleen antigenen kunnen
herkennen wanneer deze door middel van antigeen presenterende cellen worden
gepresenteerd.
2. Klonale expansie: er zijn miljoenen soorten naïeve B-cellen in ons lichaam, elke soort
is specifiek voor één antigen. Wanneer er een antigen wordt herkend, worden de B-
cellen die specifiek zijn voor dit antigen geactiveerd. Na activatie van deze B-cellen
beginnen ze met delen. Dit proces heet klonale expansie.
3. Differentiatie: nadat de B-cellen zijn geactiveerd en gedeeld, beginnen de cellen te
differentiëren naar plasmacellen. Plasmacellen beginnen met het produceren en
uitscheiden van antilichamen die specifiek zijn voor het herkende antigen.
Als het antigen een eiwit is, dan wordt het ook gefagocyteerd door antigen
presenterende cellen en gepresenteerd aan T-cellen. Door deze presentatie, worden
T-helper cellen geactiveerd. De T-helper cellen zorgen voor het afscheiden van
mediatoren die zorgen voor een betere en meer optimale B-cel respons. Zonder deze
T-helper cellen, zijn de B-cel respons niet effectief.
4. Antigen eliminatie: antilichamen zorgen voor de effector mechanismen van humorale
immuniteit. Er zijn verschillende isotypen van antilichamen, die met verschillende
mechanismen werken. De verschillende mechanismen worden hieronder genoemd.
I. Neutralisatie: het antigen kan hierdoor geen schade meer aanrichten, omdat
het fysiek is gebonden.
II. Opsonisatie en fagocytose: binding van het antilichaam aan het antigen,
waardoor de receptoren op fagocyten het antigen kunnen herkennen.
Vervolgens wordt het antigen gefagocyteerd.
III. Activatie van complement: door het activeren van het complement systeem,
worden MAC (membrane attack complex) eiwitten geactiveerd, deze eiwitten
zorgen ervoor dat er gaten in het membraan van het pathogeen worden
gemaakt. Hierdoor worden de pathogenen gelyseerd.
5. Geheugen: de activatie van naïeve B-cellen stimuleert de proliferatie van
geheugencellen. Deze kunnen voor jaren na een infectie blijven leven. Deze
geheugencellen reageren veel sneller op een infectie dan de naïeve B-cellen.
Geheugencellen zijn het voornaamste doel van vaccinaties! Dus: bij activatie van een
groep naïeve B-cellen, differentieert een deel van de naïeve cellen in plasmacellen en
een ander deel in geheugencellen.
Cellulaire immuunrespons: verdediging tegen intracellulaire micro-organismen