Antwoorden oefententamen duurzame overheid 2022-2023 Hanze
VRAAG 1: Nee, het gebruik als hotel is niet toegestaan op basis van de gebruiksregels van het
bestemmingsplan 'Schildersbuurt', aangezien het pand de bestemming 'Maatschappelijk' heeft en
het gebruik als hotel hier niet onder valt. Artikel 9 van het bestemmingsplan geeft aan welke
activiteiten zijn toegestaan binnen de bestemming 'Maatschappelijk', en een hotel valt daar niet
onder.
VRAAG 2: Bij het realiseren van het hotel in een woonwijk moet de gemeenteraad rekening houden
met de volgende mogelijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving om te bepalen of er sprake is van
een 'goede ruimtelijke ordening':
1. Verkeersoverlast: Het hotel kan zorgen voor extra verkeersbewegingen in de woonwijk, wat
impact kan hebben op de bereikbaarheid en leefbaarheid van de buurt.
2. Geluidsoverlast: Activiteiten zoals livemuziek en horecagelegenheden kunnen geluidsoverlast
veroorzaken voor de omwonenden.
3. Parkeerdruk: Het hotel kan de parkeerdruk in de wijk verhogen, vooral als gasten ook
gebruikmaken van eigen voertuigen.
VRAAG 3: Nee, Maaike heeft geen gelijk. De toezichthouder mag het hotel controleren op
brandveiligheidseisen volgens het Bouwbesluit. Artikel 1.18 van het bestemmingsplan
'Schildersbuurt' bepaalt dat het Bouwbesluit van toepassing is op het bouwen en gebruiken van
bouwwerken, en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft
toezichthouders het recht om toezicht uit te oefenen op naleving van voorschriften.
VRAAG 4: Het college van B&W heeft gelijk. Het relativiteitsvereiste houdt in dat een
belanghebbende zich alleen kan beroepen op de schending van een norm als die norm ook strekt tot
bescherming van zijn belangen. In dit geval strekken de eisen van het Bouwbesluit met betrekking tot
ventilatie niet direct tot bescherming van de belangen van mevrouw Visscher als omwonende.
Daarom kan haar beroep op dit punt worden afgewezen.
VRAAG 5: Om te bepalen of er een omgevingsvergunning nodig is voor het kappen van de bomen,
moeten we kijken naar artikel 2.2, lid 1, sub g van de Wabo. Dit artikel stelt dat voor het vellen van
een houtopstand een omgevingsvergunning vereist is. Casper moet dus een omgevingsvergunning
aanvragen voordat hij de bomen mag kappen.
Relevante wetsartikel: Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) - Artikel 2.2, lid 1, sub g.
VRAAG 6: Het college van B&W mag de aanvraag van Casper niet weigeren op basis van de wens
voor extra duurzaamheid en energiezuinigheid. Als de woning al voldoet aan de technische eisen van
het Bouwbesluit, heeft Casper recht op de omgevingsvergunning voor de bouw van zijn woning.
Extra wensen voor duurzaamheid kunnen worden aangemoedigd, maar mogen niet dienen als reden
voor weigering.
Relevante wetsartikelen: Wabo - Artikel 2.10, Bouwbesluit.
VRAAG 7: Casper heeft ongelijk. Het feit dat hij de aanvraag heeft ingediend, betekent niet
automatisch dat hij toestemming heeft om te starten met de werkzaamheden. Casper moet wachten
op de officiële verlening van de omgevingsvergunning voordat hij met de bouwwerkzaamheden
begint. Het niet naleven hiervan kan leiden tot handhavend optreden door het college van B&W.
Pagina 1 van 5
, Relevante wetsartikelen: Wabo - Artikel 2.1, Artikel 2.10.
VRAAG 8: Meneer Huppen kan als belanghebbende worden beschouwd als zijn belangen
rechtstreeks worden geraakt door het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen. Bezwaren
zoals minder daglicht en privacy kwesties kunnen geldige redenen zijn voor belanghebbende. Het
college van B&W moet deze belangen zorgvuldig afwegen bij de beoordeling van het bezwaar.
Relevante wetsartikelen: Wabo - Artikel 1:2, Artikel 6:13 Awb (Algemene wet bestuursrecht).
VRAAG 9: De stichting die als doel heeft het beschermen van bomen kan als belanghebbende
worden beschouwd, aangezien haar statutaire doel rechtstreeks betrekking heeft op het behoud van
bomen. De stichting heeft dus een persoonlijk en rechtstreeks belang bij het besluit om de
omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van de bomen.
Relevante wetsartikelen: Wabo - Artikel 1:2, Artikel 6:13 Awb.
Onderdeel milieurecht casus 1 geitenhouderij de geitewei
Vraag 1: Het milieubeginsel dat je in de motivering van het college ziet, is het voorzorgsbeginsel. Het
college weigert de uitbreiding van de geitenhouderij vanwege de verhoogde kans op longontsteking,
zelfs voordat de exacte oorzaak volledig bekend is. Dit besluit is gebaseerd op het voorzorgsbeginsel
om mogelijke schade aan de volksgezondheid te voorkomen.
Relevant milieubeginsel: Voorzorgsbeginsel.
Vraag 2: Ja, er is sprake van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer (Wm-inrichting). Een
inrichting is volgens de Wm een in de wet omschreven activiteit, zoals de motorcrossterrein van Ravi
en Evi waar betaalde cursussen, lessen en wedstrijden worden gehouden. Dit valt onder de
reikwijdte van de Wm.
Relevante wet: Wet milieubeheer (Wm).
Vraag 3: Ja, de inrichting is vergunningplichtig. Motorcrosswedstrijden in de open lucht kunnen
leiden tot milieueffecten, zoals geluidsoverlast en mogelijk bodemverontreiniging door
brandstofgebruik. Daarom is een omgevingsvergunning milieu vereist om ervoor te zorgen dat de
activiteiten binnen de wettelijke milieunormen vallen.
Relevante wet: Wet milieubeheer (Wm).
Vraag 4: Een circulaire economie is gericht op het minimaliseren van afval en het hergebruiken van
materialen, terwijl een lineaire economie zich richt op het produceren, consumeren en weggooien
van producten.
In een lineaire economie worden grondstoffen gewonnen, gebruikt om producten te maken, en na
gebruik als afval beschouwd. Twee nadelen hiervan voor het milieu zijn:
1. Grondstofuitputting: In een lineaire economie worden grondstoffen snel uitgeput, wat leidt
tot ontbossing, bodemdegradatie en andere milieuproblemen.
2. Afvalproblematiek: Omdat producten na gebruik worden weggegooid, ontstaat er veel afval,
wat kan leiden tot stortplaatsproblemen, vervuiling en uitputting van natuurlijke
hulpbronnen.
Relevante begrippen: Circulaire economie, lineaire economie.
Pagina 2 van 5