1) Diagnostiek en indicatiestelling
Opbouw gezondheidszorg:
POH-GGZ huisarts: praktijkondersteuning.
- Kortdurend.
- Enkelvoudige problematiek.
- Laagdrempelig bereikbaar, vaak in praktijk van huisarts.
Basis GGZ
- Gemiddelde lengte (max 799 minuten) betaling/per jaar.
- Enkelvoudige problematiek
- GZ-psycholoog mag hoofdbehandelaar zijn
Gespecialiseerde GGZ
- Langdurende zorg (oneindig)
- Complexe problematiek
- Psychotherapeut, Klinisch Psycholoog of Psychiater zijn hoofdbehandelaar
Betaling: als de behandeling klaar is. Bepaalde DBC bepaalt loon (tijdscategorie).
Derdelijns
- Academische of zeer gespecialiseerde zorg (topreferente of topklinische zorg)
- Zeer complexe problematiek
- Ontwikkeling van nieuwe behandelvormen
- Alleen bij onvoldoende resultaat gespecialiseerde GGZ
Ontwikkelingen:
- Korter, sneller (goedkoper)
- Meer verantwoordelijkheid bij cliënt (patientempowerment)
- Zorgverzekeraars worden risicodragend
Meer transparantie ge-eist van zorgaanbieders
Meer oog voor inhoud (werkt de behandeling, goede indicatie)
Routine Outcome Measurement
- Regering bepaalt wat vergoed wordt
Bepaalde diagnoses worden niet meer vergoed
o PRT, aanpassingsstoornis
o Professionals niet altijd eens
Stepped care
Standaard behandeltraject:
- Eerst kortdurend (bv. eerstelijnszorg)
- Verdere zorg indien nodig
- Voordeel: mensen worden nooit te hoog geplaats in de zorg.
- Nadeel: je moet meerdere keren alles doorlopen naar mate je hoger komt.
Zelfhulpgroepen, bibliotherapie (zelfhulpboeken), E-health interventies, vijf gesprekken
model (in huisartspraktijk), solution Focused Therapy, basis GGZ.
,Matched care
- Op het individu toegesneden behandelaanbod
- Direct naar lijn van zorg die nodig geacht wordt bij indicatiestelling
- Kort als het kan, lang als het moe
- Direct tweedelijns of derdelijns zorg als dat is geïndiceerd
Psychotherapie (diverse varianten), farmacotherapie, combinatie van beide, dagbehandeling,
klinische behandeling.
Stepped vs. matched
- Even effectief.
- Weinig follow-up slechte conclusie (5000 participanten 223 over).
Diagnostiek
- DSM-V veel verandering ten opzichte van de DSM-4: geen assen meer.
- Syndroomdiagnoses: criteria leidt tot diagnose.
- Op basis van:
Klinisch interview (intake)
Vragenlijsten
Psychologisch onderzoek
Klinisch interview
Vorm
- Indruk van sterke en zwakke kanten
- Indruk van afweer en coping (omgaan met problemen)
- Indruk van hechtingsstijl
- Uitproberen proefinterventie: bv. iemand uitdagen en hun reactie pijlen.
- Opbouw van werkrelatie: het doel is dat iemand terugkomt.
Inhoud
- Uitvragen symptomen van DSM-classificaties
- Klachten
- Ontwikkelingsgeschiedenis
Psychomotorische ontwikkeling
School- en werkanamnese
Relaties en seksualiteit hoe vrij je bent; afkomst.
Vrije tijd
o Werk, relatie, vrije tijd.
o Denken, voelen, doen.
Ingrijpende levensgebeurtenissen: omgang, hoeveelheid.
Contact met justitie, middelengebruik
Toverwens wat zou je vragen. Is dit congruent met de problematiek.
Therapieverwachting
Voordeel: prettige manier om veel informatie te verzamelen, contactgroei tijdens gesprek.
Nadeel: subjectief, interbeoordelaarsbetrouwbaarheid laag.
Vragenlijsten:
, - Gestandaardiseerde manier om diverse onderwerpen uit te vragen en te beoordelen
- Goede onderlinge vergelijking mogelijk tussen cliënten en met referentiegroepen
- Niet altijd klinisch relevante vragen
- Subjectief, sociaal wenselijk ingevuld
Sensitiviteit & specificiteit
- Sensitiviteit: percentage correct positieven
Kans dat een zieke een positieve test heeft: weinig vals negatieven, dus bedoeld om
ziekte uit te sluiten
- Specificiteit: percentage correct negatieven
Kans dat een niet zieke een negatieve test heeft: weinig vals positieven, dus bedoeld
om ziekte aan te tonen
Inclusiviteit
Selectie vragenlijsten
- Welke populatie?
- Welke meetpretentie?
- Betrouwbaarheid?
- Validiteit?
- Lengte?
Depressie
HADS ziekenhuis
SCL
BDI klinische populatie
MASQ psychiatrie
Psychologisch onderzoek: combinatie van verschillende vragenlijsten, gestandaardiseerde
interviews en observatie instrumenten.
Projectieve testen
- Welke thema’s gebruikt iemand bij verklaringen.
- Beoordeling persoonlijkheidsstructuur.
- Zegt op zichzelf niet veel.
- Betrouwbaarheid is hoog, validiteit laag.
Van diagnose naar indicatie
Eisen goede indicatiestelling:
- Goed kunnen diagnosticeren wat is er aan de hand?
- Een overzicht hebben van het werkveld wat zijn de mogelijkheden?
Geschikte therapie:
- Welke therapie is het meest geschikt voor deze cliënt?
- Wat is er aan de hand?
- Welke kenmerken heeft deze cliënt? Leeftijd, geslacht, verzekering, hechting.
- Welke behandelingen zijn er?
- Matching tussen therapeut en cliënt
Behandelmogelijkheden