Civiel recht blok 4
Week 1 (H2)
H 2.1 Rechtshandelingen
Handelingsbekwaam: iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van
rechtshandelingen, en mag dit dus zelfstandig (art. 3:32 lid 1).
Handelingsonbekwaam: iemand mag niet zelfstandig rechtshandelingen verrichten.
Iemand jonger dan 18 jaar: mag pas bepaalde rechtshandelingen verrichten als zijn ouders of
voogd toestemming hebben gegeven (art. 1:234 BW).
Ondercuratelestelling: diegene mag alleen rechtshandelingen verrichten met toestemming
van curator (art. 1:381 BW).
Als iemand een zaak aan een ander overdraagt, moet hij zowel handelingsbekwaam als
beschikkingsbevoegd zijn.
Beschikkingsbevoegd: iemand is bevoegd om over een zaak te beschikken en ook te vervreemden.
Als een vervreemder niet beschikkingsbevoegd is, komt er geen geldige overdacht tot stand.
Art. 3:33: voor een rechtshandeling is het vereist dat er sprake is van een gerichte wil die zich door
een verklaring heeft geopenbaard.
2 Voorwaarden:
1. Iemand wil een bepaald rechtsgevolg.
2. Hij maakt die wil bekend door een verklaring.
Uit deze wilsverklaring moet het duidelijk worden dat iemand de bedoeling heeft om een
rechtsgevolg tot stand te brengen.
Wilsverklaring kan in beginsel in elke vorm worden geuit, mondeling, schriftelijk of stilzwijgend.
Stilzwijgende wilsverklaring: wilsuiting die uit een bepaalde gedraging blijkt, handgebaar of zich
meewerkend opstellen.
Art. 3:37 lid 3 BW: een wilsverklaring moet eerst de persoon bereiken tot wie de verklaring is gericht.
Als de verklaring niet de persoon bereikt door het toedoen van die persoon zelf, dan heeft deze
toch effect.
Je weet dat iemand een verklaring heeft bereikt door een bepaalde gedraging of reactie.
Art. 3:37 lid 5 BW: verklaring kan worden ingetrokken op moment dat deze de ander heeft bereikt.
Hiermee verliest de verklaring haar werking. Als je de verklaring intrekt op het moment dat de
ontvanger deze bereikt of erna, dan is het te laat en blijft de verklaring in werking.
Ontbreken wil: iemand die door zijn stoornis niet kan bepalen of een bepaald rechtsgevolg in zijn
belang is, wordt aangemerkt als het ontbreken van de wil (art. 3:34 lid 1 BW).
Er komt wel een rechtshandeling tot stand, maar is vernietigbaar (art. 3:34 lid 2 BW).
Als iemand een verklaring doet waaruit de persoon tot wie die verklaring is gericht een andere wil
afleidt, kan de ander zich er niet op beroepen dat zijn wil niet in overeenstemming was met zijn
verklaring.
, Degene die in goed vertrouwen afging op de verklaring en redelijkerwijs een bepaalde betekenis
aan heeft toegekend wordt beschermd.
Voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel:
1. Er is een verklaring gedaan richting een persoon.
2. Deze persoon heeft een bepaalde betekenis gegeven aan die verklaring.
3. Gelet op de omstandigheden mocht deze persoon die betekenis daar redelijkerwijs aan
toekennen.
Iemand die zich op het vertrouwensbeginsel beroept, moet te goeder trouw zijn.
Goede trouw: er moet sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen. Het mag niet zo zijn dat je
eigenlijk wel weet dat er iets anders werd bedoeld (art. 3:11 BW).
Derdenbescherming: voorziet in bescherming van derde persoon die er redelijkerwijs van uit is
gegaan dat de andere 2 waartussen een bepaalde rechtsbetrekking bestaat de waarheid spreken.
Art. 3:36 BW:
1. Er is een verklaring of gedraging gedaan.
2. O.g.v. gaat iemand uit van het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde
rechtsbetrekking.
3. Gelet op de omstandigheden mocht diegene hier redelijkerwijs van uitgaan.
4. Op basis hiervan heeft hij in redelijk vertrouwen gehandeld.
Als is voldaan aan de voorwaarden, kan degene die onjuiste verklaring of gedraging heeft gedaan
zich er later niet op beroepen dat die onjuist was.
Voorwaardelijke rechtshandeling: een rechtshandeling die onder een tijdsbepaling of bepaalde
voorwaarde wordt verricht (art. 3:38 lid 1 BW).
De tijdsbepalingen kunnen opschortend of ontbindend zijn. Beide gevallen gaat het om een
gebeurtenis in de toekomst.
Opschortende tijdsbepaling: rechtsgevolg treedt pas in werking met het plaatsvinden van
een bepaalde gebeurtenis.
Ontbindende tijdsbepaling: rechtsgevolg vervalt op het moment dat de gebeurtenis
plaatsvindt.
H 2.2 Vertegenwoordiging en volmacht
Vertegenwoordiging: rechtshandelingen verrichten namens een ander.
Vertegenwoordiger: degene die de rechtshandeling verricht.
Vertegenwoordigde: degene namens wie de rechtshandelingen worden verricht.
Wettelijke vertegenwoordiging: bevoegdheid die in de wet is geregeld, namelijk rechtshandelingen
van ouder voor het kind of van curator.
Volmacht: bevoegdheid die een persoon verleent aan een ander om in zijn naam rechtshandelingen
te verrichten.
Volmachtgever: degene die de volmacht verleent (vertegenwoordigde).
Gevolmachtigde: degene die de rechtshandelingen mag verrichten (vertegenwoordiger).
Twee typen volmacht:
1. Algemene volmacht: ziet op alle zaken van de volmachtgever en op alle rechtshandelingen.
Bepaalde zaken zijn mogelijk uit te sluiten van de volmacht (art. 3:62 lid 1 BW).
, 2. Bijzondere volmacht: wordt verleent voor een bepaald doel en de daarbij behorende
rechtshandelingen (art. 3:62 lid 2 BW).
Verlenen van een volmacht is een rechtshandeling op zich.
Een volmacht kan uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verleent. Mondeling of schriftelijk, maar
kan ook uit een gedraging worden afgeleid (art. 3:61 lid 1 BW).
Derdenbescherming: iemand die redelijkerwijs dacht te maken te hebben met een gevolmachtigd
persoon, wordt beschermd. De rechtshandeling komt dan tot stand alsof er wel een volmacht was
(art. 3:61 lid 2 BW).
De derde moet wel te goeder trouw zijn (art. 3:11 BW).
Iemand die een rechtshandeling zonder volmacht verricht, kan namens wie is gehandeld de
rechtshandeling bekrachtigen.
Daarmee zorgt hij ervoor dat het beoogde rechtsgevolg toch tot stand komt.
Als wederpartij op dat moment heeft aangeven de handeling als ongeldig wordt aangemerkt
vanwege ontbreken volmacht, heeft bekrachtiging geen effect. Rechtshandeling is ongeldig.
Art. 3:69 lid 3 BW: wanneer wederpartij wist of had moeten begrijpen dat de volmacht niet
toereikend was, kan die partij zich niet beroepen op ontbreken volmacht.
Manier waarop een volmacht kan eindigen (art. 3:72 BW):
a) De volmachtgever overlijdt, wordt onder curatele gesteld of failliet verklaard.
b) De gevolmachtigde overlijdt, wordt onder curatele gesteld of failliet verklaard.
c) De volmachtgever herroept de volmacht.
d) De gevolmachtigde zegt de volmacht op.
H 2.3 Overeenkomsten
Overeenkomst: meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere
partijen een verbintenis aangaat (art. 6:213 lid 1 BW).
Voorwaarden art. 6:217 lid 1 BW:
1. Iemand doet een aanbod.
2. Een ander aanvaardt het aanbod.
Als aan beide voorwaarden is voldaan, is er sprake van een overeenkomst.
Aanbod:
Is een rechtshandeling, het bevat namelijk een op een rechtsgevolg gerichte wil.
Die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard.
Hieruit volgt dat de handelende persoon handelingsbekwaam moet zijn.
Aanvaarding:
Het accepteren van een aanbod.
Dit kan online, per e-mail, via WhatsApp, mondeling, tenzij de wet een specifieke vorm
voorschrijft.
Herroeping: iemand die een aanbod heeft gedaan, kan dit ook weer herroepen. Hierdoor geldt het
aanbod niet meer.
Art. 6:219 lid 1 BW: wanneer er een termijn in het aanbod is opgenomen, is herroeping niet
mogelijk.