Wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1: Inleiding en antieke filosofen
1. Wat is wetenschapsfilosofie?
2. Wat is het belang van wetenschapsfilosofie voor jullie?
3. Epistemologie (kennisleer): rationalisme vs. empirisme
4. Samenvatting
Wat is wetenschapsfilosofie?
Filosofie is kritisch nadenken over een bepaald onderwerp, in dit geval de wetenschap. Het is
een filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan kennis genereert. Bijv. waarom
vallen Stephen Hawkings beweringen over zwarte gaten binnen het domein van de wetenschap
en Joke Dammans beweringen over witte geesten niet? Waarom geloven we hawkings wel en
Joke niet terwijl ze allebei uitspraken doen over dingen die niet waargenomen kunnen worden.
Waarom vinden we het een wetenschap en het ander niet? Wat is wetenschap?
Waarom wetenschapsfilosofie voor psychologen?
Psychologie heeft nu de status van een wetenschap. Je hoort natuurlijk als academicus uit te
kunnen leggen waarom dat psychologie gezien wordt als een wetenschap. Daar heb je 3 dingen
voor nodig
1. Kennis
2. Kunde
3. Karakter
Kennis
Dus allereerst heb je kennis nodig: je moet weten wat de verschillende antwoorden zijn die in de
geschiedenis van het denken over wat wetenschap geven zijn op de vraag wat is wetenschap?
Wat is kennis?
● Kennis is een overtuiging die waar is en dus correspondeert met de feiten en als je een
rechtvaardiging hebt dus dat je kan uitleggen hoe je dat weet.
● Gerechtvaardigde en ware overtuiging ‘justified of true beliefs’
● Sceptici: je kan wel overtuigingen hebben, we kunnen alleen niet weten dat die waar
zijn, we kunnen het niet rechtvaardigen
● De rest: dat kunnen we wel
Kunde
Daarnaast moet je de vaardigheid hebben, de kunde, om kritisch te reflecteren op vragen als:
- Is psychologie een wetenschap? Heeft psychologie wel terecht de status van
wetenschap? Is het terecht dat wetenschap het monopolie heeft op kennisverwerving?
Er is een replicatiecrisis gaande in de psychologie. Het afgelopen decennium is men binnen de
sociale wetenschap tot het besef gekomen dat veel wetenschappelijke resultaten blijken too
good to be true. In de wetenschap publiceert men meestal alleen positieve resultaten.
Karakter
Kennis en kunde dienen een ander doel: karakter, je wilt iets bereiken.
,Epistemologie = kennisleer
De wetenschapsfilosofie begon met epistemologie.
Epistemologie stelt drie vragen:
1) Wat is (zekere) kennis?
2) Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen? Hoe weet je dat je echte kennis hebt?
3) Wat is de bron van kennis?
M.b.t. deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen:
1) het rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand;
2) het empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuiglijke ervaring.
Wie vertegenwoordigen deze drie stromingen?
- Scepticisme = Socrates
- Rationalisme = Plato
- Empirisme = Aristoteles
Scepticisme
We gaan helemaal terug naar de Oude Grieken. Socrates was een sceptisist. Hij stond op het
marktplein en stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische) opvattingen. Zijn
centrale vragen waren: “Wat is kennis?” “Hoe kunnen we kennis rechtvaardigen?” “Wat is de
ultieme bron van kennis?” “Wat is de methode om kennis te vergaren?” Hij vroeg aan mensen
wat ze zeker wisten en waarom ze dat zeker wisten. Mensen konden dit vaak niet uitleggen. Hij
wilde de essentie van zaken als schoonheid, liefde en waarheid vaststellen. Hiervoor moest je
weten wat alle dingen met schoonheid gemeenschappelijk hebben. Hij claimde dat zijn ‘niet
weten’ de enige zekerheid was. Uiteindelijk wordt hij ter dood veroordeeld voor het verpesten
van de jeugd en atheïsme (want hij betwijfelde ook of goden wel bestonden).
● Scepticisme: twijfelen aan alles, niets is zeker
Er zijn twee stromingen ontstaan die allebei tegenstanders waren tegen van het scepticisme:
het rationalisme en empirisme. Zij stellen wel dat we een manier hebben waarop we kennis
kunnen vergaren en hoe je kan rechtvaardigen dat je iets zeker weet.
Rationalisme
● Centrale bewering: echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je
verstand (ratio) (of wordt aan die ratio getoetst)
● Geassocieerde bewering: er bestaat ingeboren kennis (= nativisme)
Rationalist #1: Plato (erg radicale rationalist)
Socrates twijfelt aan het bestaan van griekse goden, als je niet langer meer gelooft dat goden
voor onweer bv zorgen, heb je ook geen verklaring meer hiervoor → moet je verklaring hiervoor
gaan vinden. Plato: de bron van kennis is de ratio en als je geboren wordt heb je alle kennis al.
Leren is herinneren = anamnèsis (je doet nooit nieuwe kennis op, je herinnert je alleen
kennis). Plato geloofde in reïncarnatie van je ziel, plato bedoelde dat voordat je geboren werd je
ziel al in een andere wereld was geweest, in de wereld van de vormen of de ideeën en daar is
de echte kennis. Plato: kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging.
,Epistème versus doxa
Epistème = kennis van hoe de dingen zijn.
Doxa = mening over hoe dingen zijn
Alles wat we denken dat kennis is, is slechts een mening, dat is een tafel, is een mening (doxa),
dat is geen kennis, je kan enkel kennis hebben van het algemene idee van tafel.
De ideeënwereld
Plato reageert op Heraclitus.
● Panta rhei (alles stroomt). Als in onze wereld (= de wereld die we met onze zintuigen
waarnemen) alles continu verandert, dan is er niets;
● Alles wordt iets, je bent als persoon ook nooit hetzelfde, blijft niet gelijk, als je met het
woord 'zijn' onveranderlijk is, is er niks,
● Alles wat echt is, is onveranderlijk
● En dat leidt bij Heraclitus tot scepticisme
● Plato: als je kennis wilt hebben over hoe dingen zijn, moet je kennis hebben over
de onveranderlijke wereld
Je kan geen kennis hebben van de echte wereld, want het zijn allemaal veranderende dingen
De wereld die wij met onze zintuigen aannemen is veranderlijk, en we kunnen enkel kennis
hebben van de dingen die niet veranderen. Dan moet er dus, als ik kennis kan hebben,
dingen zijn die onveranderlijk zijn. Dan heeft hij het over het algemene begrip ‘tafel’ , er is een
andere wereld waarin de dingen niet veranderlijk zijn. (de ideeënwereld) Ideeën / Vormen
bestaan los van ons in een Ideeënwereld / Vormenwereld.
Allegorie van de grot
Allegorie van de grot: schaduwen van personen, maar wel weten dat het personen zijn. De
mens leeft in een schaduwwereld, met schaduwen van de ideeën. Waar schaduw bevindt van
bv een stoel dan denken mensen dat het een stoel is, terwijl het in werkelijkheid een schaduw is
en niet de stoel zelf.
Je hebt de wereld die we waarnemen = wereld van veranderende dingen. Maar als je kennis
wilt hebben van de wereld, kan dat dus niet de wereld zijn waarvan je kennis kunt krijgen. Wij
denken dat dat in ons hoofd zit, maar de idee / het concept
zit volgens plato in die andere wereld als onveranderlijke
ding. nativisme = je wordt geboren met alle kennis, je ziel
heeft alle kennis, je bent dit vergeten, je moet wel je
verstand gebruiken om je dit te herinneren. Enkel door
gebruik van je ratio kun je kennis verwerven
Samenvatting plato:
Het gaat erom dat Plato brak met het mythologisch beeld van zijn voorouders. Socrates had dit
eigenlijk al gedaan maar die kwam niet verder dan scepticisme. Plato stelt dat echte kennis,
kennis is van hoe de dingen zijn en dan moet er een wereld zijn waar dingen onveranderlijk
zijn, want hier op aarde verandert alles continu, en dus moet je je verstand gebruiken om
kennis te herinneren.
, Empirisme
Zijn het met de rationalisten eens dat echte kennis mogelijk is en gaat hiermee ook in tegen het
scepticisme. Alleen stellen de empiristen dat verstand niet de bron van kennis is maar de
ervaringen die je opdoet met je zintuigen.
● Centrale bewering: Empiristen menen dat de bron van kennis de ervaring opgedaan via
de zintuiglijke waarneming is;
● Dit is de common sense opvatting: als je wilt weten hoe iets zit, moet je simpelweg kijken
(of luisteren…)
De geassocieerde bewering: als alle kennis uit ervaring / waarneming voortkomt, is er geen
ingeboren kennis.
Empiristisch ≠ empirisch
● ‘Empiristisch’ verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de
zintuiglijke waarneming; Empiristisch staat tegenover rationalisme
● ‘Empirisch’ verwijst naar de wetenschappelijke methode, waarbij men gebruik maakt
van observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld;
Empirisch bewijsmateriaal voor een theorie is dus het bewijsmateriaal dat verkregen is
door observatie en experimenten; Empirisch staat tegenover hypothetisch of louter
theoretisch
Empirist #1: Aristoteles (leerling van Plato)
Verwerping Plato’s twee-werelden theorie: Aristoteles stelde dat er is slechts één wereld is en
dat deze met de zintuigen waar te nemen is. Dit impliceert tevens een afwijzing van ingeboren
ideeën: de mens is een tabula rasa (= ongeschreven blad).
Peripatisch principe
Vandaar dat Thomas van Aquino het empiristische principe het peripathische principe noemde:
Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in sensu – niets is in het intellect dat zich niet eerst in
de zintuigen bevond.
Bij Plato is de (algemene) Idee Stoel een bestaande entiteit in de Ideeënwereld. Aristoteles
verwerpt dit. Aristoteles neemt alleen de concrete, individuele dingen (de individuele stoelen)
waar. Hoe komen wij dan aan een universeel, abstract begrip (dus het begrip ‘stoel’ dat van
toepassing is op alle individuele stoelen)? → via inductie
Hoe komen we volgens Aristoteles/empiristen aan kennis (van algemene begrippen)?
Kennis opdoet via de ervaringen die je hebt als waarneemt (= als je je zintuigen gebruikt). Je
begint met observatie, je ziet een specifieke geval (of meerdere) naar algemene wet (inductie)
MAAR probleem: je hebt niet alle gevallen gezien, bij inductie is de waarheid van je conclusie
niet logisch gevat in je waarheid van je premissen = Het is ongeldig
Deductief redeneren is een geldige redeneervorm. Daarbij volgt de waarheid van je conclusie
wel logisch uit de waarheid van je premissen.