MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN
Vorming
Hoofdstuk 1
1.1 het begrip cultuur
De cultuur noemen we ook wel de beschaving van het land. Je hebt materiële
cultuur (geld/zaken) en immateriële (taal, normen & waarden) cultuur. Men herkent
elkaar als behorend tot dezelfde maatschappij, waardoor de saamhorigheid tussen
de leden van een samenleving bevordert. Cultuur is altijd tijd- en plaatsgebonden,
omdat we nu niet meer dezelfde normen & waarden hebben als vroeger. Ook door
wijzigende omstandigheden kan cultuur veranderen, zoals; politieke veranderingen,
economische veranderingen, samenstellingsvorm wijziging en een
uitwisselingverandering buiten de groep. Dit betekent dat de cultuur als geheel
verandert, omdat de generaties die volgen ook veranderen. Je hebt verschillende
dimensies in cultuur:
1) Ideële dimensie;
2) Normerende dimensie;
3) Materiële dimensie.
Cultuur heeft meerdere functies in een maatschappij:
- Vormt een gedrag regulerend kader;
- Is betekenisgevend voor gedragingen en verschijnselen;
- Werkt identificerend;
- Beperkt deviant gedrag d.m.v. sociale controle.
BEGRIPPEN:
Cultuur: het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden
en normen die mensen als lid van een groep van een samenleving hebben
verworven.
Ideële dimensie: elementen die niet tastbaar zijn: waarden, ideeën over de mens
en samenleving en levensbeschouwelijke opvattingen.
Normerende dimensie: op grond van de ideeën ontstaan gewoontes, waarop
normen, wetten en strafbepalingen vastgesteld worden.
Materiële dimensie: in de kleding, kunst en gebouwen worden de ideeën en
normen over wat mooi is belichaamd.
Deviant gedrag: afwijkend gedrag.
Sociale controle: het middel waarmee mensen of groepen mensen in de
maatschappij andere mensen zo onder druk zetten dat ze zich aan de algemeen
geldende normen houden.
,1.2 cultuurgroepen
Culturen hebben eigen cultuurpatronen die culturen onderling van elkaar
onderscheidt, maar ook becomplimenteerd. Dit is ook wel een subcultuur, die
afwijkt van de dominante cultuur. Daar tegenover heb je tegen- of
contraculturen.
Een cultuur is normatief van aard, waardoor je cultuur kan opvatten als collectief
ideaal: de meest juiste geachte manier van samenleven.
Nederland is al eeuwen een multiculturele samenleving. Vooral in de 20e eeuw
kwamen veel buitenlanders naar Nederland; mensen uit ex-kolonies, gastarbeiders
en politieke vluchtelingen (asielzoekers). Daarbij heb je twee begrippen: niet-
westerse migranten en westerse migranten.
Deze buitenlandse mensen namen hun eigen cultuur mee, met als gevolg botsende
culturen. Nederlanders hebben namelijk vaak moeite het feit dat immigranten zich
niet aanpassen aan de heersende waarden en normen van de Nederlandse cultuur.
Daarom heeft de Nederlandse samenleving een inburgeringsexamen te leven
geroepen.
De culturele antropologie onderzoekt kenmerken van volkeren, met vooral de
tegenstellingen tussen niet-westers en westers. Vroeger waren deze verschillen
makkelijk te bekijken, maar door betere transport- en communicatiemiddelen is dit
lastiger geworden. Hierdoor is de wereld een global village. Nederland is een
samenleving waarin verschillende groepen met elkaar samen moeten leven:
etnocentrisme. Vanuit je eigen culturele referentiekader beoordeel en benader je
de cultuur van anderen.
Er zijn verschillende visies over hoe mensen tegen culturen aankijken:
1. Cultuur relativisme. Het gedrag proberen te begrijpen binnen de
ontwikkelingen van hun eigen cultuur, zonder te oordelen. Waarden en
normen mogen geen standaard zijn voor een andere cultuur.
2. Cultuur universalisme. Normen en waarden gelden voor iedereen, dus je
moet een cultuur benaderen met algemene rechten die voor iedereen moeten
gelden, ongeacht cultuur.
BEGRIPPEN:
Subcultuur: een cultuur die in bepaalde opzichten afwijkt van de overheersende
cultuur, maar op vele punten ingepast is in de overheersende cultuur.
Dominante cultuur: overheersende cultuur.
Tegen- of contracultuur: verzet zich tegen de overheersende cultuur.
Normatief: de leden van een samenleving/gemeenschap/groepering behoren zich te
gedragen krachtens hun lidmaatschap volgens de voorschriften van hun subcultuur.
Multiculturele samenleving: samenleving waarin vele verschillende culturen naast
elkaar bestaan.
, Asielzoekers: mensen die hun land ontvluchten om te ontkomen aan oorlog of
vervolging en die asiel vragen in een land.
Niet-westerse migranten: allochtonen met als herkomstgroepering een van de
landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan), of Turkije.
Westerse migranten: mensen met als herkomstgroepering Europa, Noord-Amerika
en Oceanië.
Inburgeringsexamen: buitenlanders zijn verplicht om ervoor te zorgen dat hun
kennis van de Nederlandse taal en maatschappij op een bepaald niveau zijn.
Global village: de wereld vormt als het ware een groot dorp.
Etnocentrisme: het centraal stellen van de eigen cultuur (waarden, normen,
gewoonten) bij de benadering en beoordeling van andere culturen.
Referentiekader: het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis, ervaringen
en opvattingen.
Cultuur relativisme: andere culturen moeten we bekijken zonder die te beoordelen
naar de normen en waarden van de eigen cultuur, maar als een uniek fenomeen.
Cultuur universalisme: er zijn bepaalde waarden die voor iedereen gelden.
1.3 jongerenculturen
De jongeren vormen sinds 1950 ook een subcultuur, omdat;
- de welvaart toenam.
- er een ‘wij-gevoel’ ontstaat.
- jongeren zich meer afzetten tegen hun ouders.
à Dit zorgt voor het generatieconflict.
In de jaren ’60 kwamen de hippies als subcultuur, die plaats maakten voor jongeren
om zich te verzetten tegen de Vietnamoorlog en tegen de bestaande maatschappij
met haar kapitalisme. Jongerensubculturen kunnen een middel zijn om een
persoonlijke identiteit te ontwikkelen. Door toenemende multiculturele cultuur in
Nederland, komen er meer bindingen in de samenleving wat effect kan hebben op
de sociale cohesie.
De opkomst van sterke subculturen kan leiden tot conflicten in groepsverbinding,
met in- en uitsluiting als gevolg.
BEGRIPPEN:
Generatieconflict: jongeren verschillen van mening met oudere generaties.
Identiteit: het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen
voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon
en dat is afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar hij wel of juist niet deel
van uit maakt.