MATERIEEL STRAFRECHT
AANTEKENINGEN
Studiemateriaal:
- Ons strafrecht deel 1
- Niet-geannoteerde wetteksten
- Arresten strafrecht en strafprocesrecht
WEEK 1 | INLEIDING, BESTANDDELEN EN ELEMENTEN
Wat is materieel strafrecht? ‘Mag dat?’ ‘Is dat strafbaar?’ ‘Dat hangt ervan af!’
HET LEGALITEITSBEGINSEL, ARTIKEL 1 SR
Art. 1 Sr, het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel
- ‘Geen feit is strafbaar’ (alles mag)
Tenzij…
1. In wettelijke geschreven strafbepaling, lex scripta
2. Voldoende duidelijk, lex certa
3. ‘Voorafgegaan’ geen terugwerkende kracht
4. Geen analoge toepassing
VEREISTEN VOOR STRAFBAARHEID
Menselijke gedraging
Een gedraging kan zowel een doel als een laten zijn. D.w.z. actief handelen (het wurgen
van een slachtoffer van doodslag) of het stilzitten in een situatie waarin wel moet worden
gehandeld (het niet onder controle houden van een gevaarlijk dier door de eigenaar).
Wettelijke delictsomschrijving (bestanddelen – geschreven)
De omschrijving van het gedrag dat strafbaar wordt gesteld. De delictsomschrijving
begint in het algemeen met de woorden ‘hij die’ en loopt door tot de woorden, ‘wordt, als
schuldig aan’.
Elementen (ongeschreven)
De elementen worden – als de bestanddelen zijn vervuld – verondersteld aanwezig te zijn.
Dit is de hoofdregel. Als de bestanddelen zijn vervuld dan heeft de verdachte in beginsel
wederrechtelijk en verwijtbaar (met schuld) gehandeld. In uitzonderingssituaties kunnen
deze elementen ontbreken. Deze uitzondering doet zich voor, wanneer de verdachte zich
met succes kan beroepen op een strafuitsluitingsgrond.
Wederrechtelijk (in strijd met het recht)
Schuld (verwijtbaarheid)
,Geen strafuitsluitingsgronden
Schulduitsluitingsgrond
Rechtvaardigingsgrond
BESTANDDELEN VAN ART. 287 SR
Art. 287 Sr, doodslag
- Een ander
- Opzettelijk
- Van het leven beroven
Doodslag is een standaarddelict, hier geldt de hoofdregel: wederrechtelijkheid en schuld
staan niet in de delictsomschrijving en zijn dus elementen.
BESTANDDELEN VAN ART. 350 SR
Art. 350 Sr, vernieling
- Opzettelijk
- En wederrechtelijk
- Een goed
- Dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort
- Vernielt
ART. 348 SV FORMELE VRAGEN (STAAT IN DE WET)
1. Is de dagvaarding geldig? (art. 261 Sv)
2. Is de Rechter bevoegd? (art. 382, 368, 369 Sv, Wet RO, art. 2 Sv)
3. Is de OvJ ontvankelijk (o.a. art. 68 Sr e.v.)
4. Redenen tot schorsing der vervolging (art. 14 e.v. Sv)
ART. 350 SV MATERIELE VRAGEN (STAAT IN DE WET)
1. Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
2. Is het bewezen verklaarde een strafbaar feit (zo ja, welk?)
3. Is de dader (t.a.v. het strafbare feit) strafbaar?
4. Welke straf en/of maatregel?
ART. 350 SV ZO NEE ART. 352 SV (STAAT IN DE WET)
1. Ten laste gelegde feit bewezen? (bestanddelen, bewijs) 1. Vrijspraak
2. Feit strafbaar? 2. O.V.A.R.
3. Dader strafbaar? (elementen) 3. O.V.A.R.
4. Sanctie? …zo ja… 4. Straf/maatregel
STRAFUITSLUITINGSGRONDEN
Rechtvaardigingsgronden
- Overmacht-noodtoestand, art. 40 Sr
- Noodweer, art. 41 lid 1 Sr
, - Wettelijk voorschrift, art. 42 Sr
- Bevoegd ambtelijk bevel, art. 43 lid 1 Sr
Schulduitsluitingsgronden
- Ontoerekenbaarheid, art. 39 Sr
- Psychische overmacht, art. 40 Sr
- Noodweerexces, art. 41 lid 2 Sr
- Onbevoegd ambtelijk bevel, art. 43 lid 2 Sr
- Afwezigheid van alle schuld (a.v.a.s.)
1. Welke strafuitsluitingsgrond? (Noodweer, ontoerekenbaarheid etc.)
2. Is dit een RVG of een SUSG?
2. Wat neemt dit weg?
3. Is dat in casus een B-deel of een element?
4. 1ste mat. vraag of 3e mat. vraag
5. Uitspraak
2. Verweer: Rechtvaardigingsgrond Schulduitsluitingsgrond
2. Wederrechtelijkheid Schuld/ verwijtbaarheid
3. Bestanddeel OF Element
4. 1ste materiele vraag (bewijs) 3de materiele vraag
5. Vrijspraak, art. 352 lid 1 Sv OVAR, art. 352 lid 2 Sv
VEREISTEN VOOR STRAFBAARHEID (RECHTER)
- Menselijke gedraging
- Wettelijke delictsomschrijving
- Geen strafuitsluitingsgronden
WEEK 2 | LEGALITEIT, INTERPRETATIE EN WEDERRECHTELIJKHEID
ARTIKEL 1 SR ‘HET MATERIEELRECHTELIJK LEGALITEITSBEGINSEL
Art. 1 Sr, het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel
- ‘Geen feit is strafbaar’ (alles mag)
Tenzij…
1. In wettelijke geschreven strafbepaling, lex scripta
2. Voldoende duidelijk, lex certa
3. ‘Voorafgegaan’ geen terugwerkende kracht
4. Geen analoge toepassing