Deeltentamen I: Samenvatting van de readerteksten van
de oriëntatiecursus cultuurwetenschappen, OU
Tentamen 1:
De inleiding, hoofdstuk 1, hoofdstuk 2 en hoofdstuk 7 van 'De duizelingwekkende jaren'.
Readerteksten 1 t/m 10.
Het elektronisch werkboek (de informatie in deze cursusstructuur, zoals de toelichtingen bij
de zelftoetsen).
,Tekst 1: Wat is cultuurwetenschappen?
1. Afhankelijk van land en universiteit leven verschillende ideeën over de
exacte invulling van het begrip. In het Duits wordt het
Geisteswissenschaften genoemd, in Nedeland in navolging daarvan,
geesteswetenschappen, in het Engels humanoria, en de Fransen kiezen
voor menswetebschappen (sciences humaines).
2. Het woord cultuur is afgeleid van het Latijnse ‘cultura agri’. Cicero
introduceerde de metafoor ‘cultura amini’: zoals een boer zijn akker
bewerkt richting vruchtbaarheid, zo zou een mens geschoold moeten
worden. Waarbij het Cicero uitsluitend om hoge cultuur ging (schone
kunsten + literatuur).
3. De werkwijze van de cultuurwetenschappen wijkt af van de
natuurwetenschappen. De laatste gaat voor algemene wetten,
cultuurwetenschappen onderzoekt het bijzondere (Volgens de filosoof
Heinrich Rickert, 1863-1936).
4. Britse onderzoekers hanteerden de term ‘cultural studies’ met als
uitgangspunt voorheen genegeerde onderzoeksobjecten in de ‘lage
cultuur’ zoals subculturen en populaire media, serieus te nemen.
Cultuurwetenschappen fungeerde daarin als overkoepelende naam voor
uiteenlopend onderzoek naar cultuuruitingen.
5. De OU Nederland sloot daarbij aan. Het brede of ruime cultuurbegrip
beschouwt cultuur als een vanzelfsprekend uitvloeisel van het
menselijk leven dat alles omvat wat door mensen gedaan & gedacht is.
6. Cultuur is het geheel van gewoonten en gebruiken van een groep
mensen op een gegeven tijd en plaats.
7. Tegenwoordig wordt cultuurwetenschappelijk onderwijs aan de OU
steeds meer interdisciplinair: men maakt dan gebruik van elementen
van perspectieven van andere vakgebieden om het eigen gebied te
benaderen.
Vroeger was deze meer multidisciplinair. Dan wordt weliswaar
gecombineerd maar sterk vastgehouden aan de eigen discipline.
8. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van de OU om waardeoordelen te
vellen over de moderne maatschappij, zoals dat bij andere stromingen
in de cultuurwetenschappen het geval is. Er is dus in plaats van de
term ‘cultural studies’ gekozen voor het neutralere ‘humanities’.
9. Doel is het ontwikkelen en verfijnen van interpretaties, op het
doorgronden van menselijk handelen en de resultaten daarvan.
10. Algemene cultuurwetenschappen aan de OU maakt geen
onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Zowel bijz. renaissancekunst
als graffitikunst worden bestudeerd.
11. Studenten verwerven grondige kennis in de vier constituerende
disciplines: de kunst- en cultuurgeschiedenis, de filosofie en de
letterkunde.
12. Wat de OU cultuurwetenschappers bindt, is dat ze culturele uitingen
niet zozeer willen beschrijven als wel analyseren, in een bredere
, context plaatsen, verklaren en onderlinge verbanden aan het licht
willen brengen.
Highlights Interview met Philipp Blom
1. 1900-1914 was een tijd van omwenteling, paniekscheppend
2. Het was geen ‘schöne Zeit’
3. Blom heeft bewondering voor Geert Mak en wijze waarop wij vanuit
een tekening van iemand de gouden eeuw van Amsterdam tot leven
brengt in de mensen van die tijd.
4. Geschiedenis gebeurt aan en door mensen.
5. 1900-1914: WO I moet nog komen, maar dat wisten de mensen zelf
niet. Net als wij voorafgaand aan 9/11 niet wisten dat dit ging
plaatsvinden.
6. Het was een tijd van grote veranderingen. Steden verdubbelden zich in
10 jaar, vrouwen gingen rechten eisen, er ontstond een industrieel
proletariaat.
7. Het was de tijd van een cultus van snelheid, de opkomst van de
bioscoop en het ontstaan van massa.
8. Die massa werd gestandaardiseerd, mensen werden gereduceerd tot
nummer en verloren hun identiteit.
9. Er ontstond scepticisme tegen de rede. De gedachte was tot dan toe,
als we de rede laten regeren, krijgen we een betere wereld. Nu zitten
we in (als middenklasse) die betere wereld en we hebben geen
identiteit meer. De avant-garde zet zich daartegen af. Bedenk ook: niet
iedereen was middenklasse.
10. In London heeft deze avant-gardistische tijd niet plaatsgevonden.
Daar werden zelfs de Fauvisten als shockerend gezien
Fauvisme is een uit Frankrijk afkomstige expressionistische stroming in de
schilderkunst die begin 20e eeuw ontstond. Het fauvisme kenmerkt zich door
het gebruik van felle, nauwelijks gemengde kleuren. De stroming staat aan
het begin van de moderne kunst en vond haar voortzetting in de
schilderkunst van de 20e eeuw. Bron: Wikipedia
Parijs en Wenen waren de meest opwindende steden van Europa.
Berlijn moest nog opkomen. (Blom zou voor Wenen kiezen, als hij in
die tijd leefde, met Freud, Mahler, Kimt etc.).
11. Wenen was een stad van façades, van schijn waaronder iets broeide.
Dat liet Freud duidelijk zien, het was ziek onder de façade. Het
keizerhuis had niet veel macht maar zijn façade was het bindmiddel
van het rijk
12. Het was ook de tijd van briljante feministische schrijfsters waarvan
vele gedachten pas in de jaren ’70 weer terugkeerden.
13. Bolm spreekt van het ‘racisme van het facisme’. De simpele
redenering die hierbij hoort: ‘Ik ben Germaan en daarom ben ik
gezond. Jij bent Jood en daarom ben je dat niet.’ Jood en vrouw
werden gezien als ‘vijand’.
, 14. De wens van veel avant-gardistische kunstenaars was terug te gaan
in de tijd, voor de rationaliteit. De eigen wortels terug te vinden.
15. Wij leven nu ook in duizelingwekkende jaren. Tot twee decennia
terug werden we opgevoed in een binaire toekomst met utopieën:
Communisme versus democratie gecombineerd met ‘de Vooruitgang’.
Maar die utopieën hebben we monsters zien worden. 1984-achtige
toestanden, klimaat etc.
Dat maak het hebben van hoop naar de toekomst lastig. Mensen
consumeren nu, omdat je niet weet wat je later nog hebt als die
toekomst slechter wordt. Morgen kan het niet meer.
16. Het boek de duizelingwekkende jaren was een poging om de tijd van
1900-1914 zijn toekomst terug te geven.