HANDBOEK INTERNATIONAAL
PRIVAATRECHT 2017
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 De reikwijdte van het Nederlandse privaatrecht
Het Nederlandse privaatrecht regelt de privaatrechtelijke rechtsverhoudingen in Nederland. Soms
heeft een privaatrechtelijke rechtsverhouding echter ook raakpunten met een ander land. De vraag
rijst of de Nederlandse rechter dan nog steeds bevoegd is om over deze rechtsverhouding te
oordelen en zo ja, of het Nederlandser echt dan ook altijd van toepassing is. Soms zal een
rechtsverhouding zo ver van de Nederlandse samenleving afstaan dat het de vraag is of toepassing
van het, met Nederlandse waarden en normen doordrenkte, Nederlandse privaatrecht wel
gerechtvaardigd is. Treedt ons BW dan terug ten gunste van buitenlands recht wanneer het
buitenlanders betreft of wanneer rechtsfeiten of rechtshandelingen in het buitenland zijn verricht?
Hoe zit het met Nederlanders die in het buitenland rechtsfeiten of rechtshandelingen verrichten?
In het vak IPR staat de vraag centraal onder welke voorwaarden Nederlands recht in een
internationale situatie toepasselijk is. Het gaat daarbij enerzijds om het bepalen van het ruimtelijke
toepassingsgebied van ons eigen privaatrecht en anderzijds om het bepalen van de reikwijdte van
buitenlands privaatrecht. Gerelateerd aan de vraag naar de reikwijdte en toepasselijkheid van het
Nederlandse en buitenlandse recht zijn vragen naar de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in
internationale situaties en naar de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in
Nederland.
De regels van internationaal privaatrecht (IPR) verdeelt men doorgaans in drie onderdelen:
1. Het internationaal bevoegdheidsrecht, dat regels geeft met betrekking tot de vraag onder
welke voorwaarden een rechter bevoegd is kennis te nemen van vorderingen of verzoeken in
internationale kwesties.
2. Het conflictenrecht, dat regels geeft met betrekking tot de vraag welk recht van toepassing is
op een internationale rechtsverhouding.
3. Het erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht, dat bepaalt onder welke voorwaarden
buitenlandse rechterlijke beslissingen hier te lande kunnen worden erkend, en zo nodig
kunnen worden ten uitvoer gelegd.
Het eerste en laatste onderdeel duidt men samen ook wel aan als het formele internationaal
privaatrecht, het tweede onderdeel als het materiële internationaal privaatrecht.
1.2 Voorwaarden voor de behoefte aan regels van IPR
Er is alleen behoefte aan IPR-regels wanneer het recht van land tot land verschilt.
Rechtsverscheidenheid is dus het eerste vereiste voor de behoefte aan regels van IPR. Voorts heeft
het IPR alleen een functie te vervullen wanneer er sprake is van grensoverschrijdend rechtsverkeer.
De belangrijkste redenen voor de toename van grensoverschrijdend rechtsverkeer zijn de Europese
eenwording en de globalisering van de handel. Verder wordt vermogen belegd en geïnvesteerd over
de hele wereld. Nieuwe technologische ontwikkelingen zoals het internet hebben eveneens grote
invloed op de toename van het grensoverschrijdend rechtsverkeer. Ook het verschijnsel immigratie
draagt bij aan de toename van het internationaal rechtsverkeer en daarmee aan het aantal IPR-
gevallen in de rechtspraktijk.
Een voor ons land bijzonder belangrijke factor voor de toename van het internationaal rechtsverkeer
is het bestaan van de Europese Unie (EU). Het bevorderen van een vrij verkeer van personen en
,goederen binnen de EU is een van de belangrijkste doelen van de unie. Een belangrijk gevolg hiervan
is dat vele duizenden onderdanen van andere lidstaten naar Nederland komen om te werken en
omgekeerd veel Nederlanders in andere lidstaten werkzaam zijn. Ook is het voor bedrijven uit andere
lidstaten eenvoudiger om zich in Nederland te vestigen en om hier werkzaamheden te verrichten.
In zekere zin heeft de internationalisering van het rechtsverkeer geleid tot een internationaal
georiënteerd Nederlands privaatrecht. Vanuit de EU zijn tal van richtlijnen uitgevaardigd, vaak ter
bescherming van zwakkere partijen, die zijn geïmplementeerd in ons BW. Toch verschilt het
privaatrecht van de lidstaten nog steeds aanmerkelijk. Slechts op het terrein van het internationale
handelsrecht meent men een tendens te ontwaren richting een – ongeschreven- eenvormig
wereldhandelsrecht (lex mercatoria). Dit wordt ondersteund door de in het Weens Koopverdrag 1980
gecodificeerde regels en door tal van modelwetten en ‘principles’ die landen op vrijwillige basis
kunnen aanvaarden.
1.3 Karakter van het internationaal privaatrecht
Hoewel de naam anders doet vermoeden is ‘internationaal privaatrecht’ volgens de tegenwoordige
opvattingen nationaal recht. Dit betekent ook dat ieder land zijn eigen IPR-regels heeft. Ieder land
bepaalt dus zelf de regels inzake toepasselijk recht, internationale bevoegdheid en erkenning en
tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen. Deze IPR-regels worden vanuit de in dat
land aanwezige waarde- en doelvoorstellingen, de eigen nationale waarden en normen, opgesteld.
De vraag is of, en zo ja, in hoeverre, het Nederlandse IPR rekening zou moeten houden met
buitenlands IPR. Overigens definieert men het begrip ‘IPR’ niet in alle landen hetzelfde.
Aangezien het IPR geen ‘internationaal recht’ is en IPR-regels van land tot land verschillen, is
internationale unificatie van IPR-regels uitsluitend te bereiken via het tot stand brengen van
specifieke verdragen. Dergelijke verdragen worden op wereldniveau tot stand gebracht door de
Haagse Conferentie, een wereldwijde organisatie die zich toelegt op unificatie van IPR-regels. Ook
binnen de EU zijn tal van verordeningen en losse bepalingen in richtlijnen vervaardigd die zich richten
op unificatie van IPR-regels van de lidstaten van de EU.
Het internationaal privaatrecht is ook geen privaatrecht; het geeft namelijk geen directe antwoorden
op concrete privaatrechtelijke rechtsvragen. De IPR-regels wijzen een bevoegde rechter aan,
verwijzen de rechtsvraag naar een bepaald rechtsstelsel aan de hand waarvan deze vraag moet
worden beoordeeld, of betreffen de vraag onder welke voorwaarden een buitenlandse beslissing hier
te lande kan worden erkend of kan worden ten uitvoer gelegd.
In dat licht is het merkwaardig dat de Nederlandse wetgever een regeling betreffende het
internationaal privaatrecht heeft opgenomen als boek 10 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.
Een algemene wet IPR (een Boek 0 BW) zoals opgenomen in tal van buitenlandse codificaties (bijv. de
Bondsrepubliek Duitsland en Zwitserland) die gerangschikt is vóór het BW zou uit systematisch
oogpunt logischer zijn geweest.
Internationaal privaatrecht kan worden gedefinieerd als het geheel van nationale rechtsregels met
een privaatrechtelijk karakter inzake handelingen en feiten met een grensoverschrijdend karakter
betreffende de volgende vragen:
a. of een rechter in een internationaal geval bevoegd is
b. welk recht in een internationaal geval van toepassing is, en
c. of een buitenlandse rechterlijke beslissing hier te lande kan worden erkend, en zo nodig kan
worden geëxecuteerd.
1.4 Doel en functie van het internationaal privaatrecht
Doel van het IPR is het reguleren van het internationale rechtsverkeer op een zo doelmatig en
rechtvaardig mogelijke wijze.
,Wanneer is er nu sprake van een internationale handeling of een internationaal feit? Alleen in echte
internationale gevallen mag een rechtskeuze ten volle rechtsgevolg hebben.
Algemeen wordt aangenomen dat partijen bij een rechtsverhouding alleen rechtskeuzebevoegdheid
en forumkeuzebevoegdheid toekomt wanneer het betrokken geval een internationaal karakter heeft.
Over de vraag wanneer er sprake is van een internationaal geval bestaan verschillende theorieën. In
het algemeen kan worden gezegd dat er sprake is van een internationaal geval wanneer een feitelijk-
geografisch element in de rechtsverhouding betrokkenheid weergeeft met meerdere rechtsstelsels.
1.5 Aanverwante rechtsgebieden
Er zijn diverse rechtsgebieden die op internationaal privaatrecht lijken of er mee te maken hebben,
maar daar volgens Nederlandse opvattingen niet toe behoren. Het gaat om het interregionaal -, het
intergentiel - en het intertemporeel privaatrecht, de rechtsvergelijking, het eenvormig privaatrecht,
het volkenrecht en het Europees recht.
1.5.1 Interregionaal privaatrecht
Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat uit vier zelfstandige rijksdelen; Nederland (inclusief het
Caribisch deel van Nederland, te weten Bonaire, St Eustatius en Saba), Aruba, Curaçao, Sint Maarten.
Ieder van deze landen heeft zijn eigen wetboeken die, ondanks het in artikel 39 Statuut voor het
Koninkrijk neergelegde concordantiebeginsel, van elkaar verschillen. Evenals in internationale
situaties kunnen binnen het Nederlandse Koninkrijk derhalve gemakkelijk vragen rijzen met
betrekking tot de interregionale bevoegdheid van de rechter, het toe te passen recht en de erkenning
en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. Het recht dat die vragen tracht op te lossen
wordt aangeduid als het interregionaal privaatrecht (IRPR). Het interregionaal privaatrecht heeft tot
doel het rechtsverkeer tussen de landen van het koninkrijk op een rechtvaardige en doelmatige wijze
te regelen.
De regels van Nederlands interregionaal bevoegdheidsrecht geven aan onder welke voorwaarden de
Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een interregionale vordering. Deze regels
bepalen niet of een rechter van een ander koninkrijksdeel bevoegd is.
Waar zijn de Nederlandse regels van interregionaal bevoegdheidsrecht neergelegd? De in de artikelen
1 t/m 14 Rv neergelegde regeling inzake de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter is
blijkens de parlementaire geschiedenis niet van toepassing op interregionale gevallen. Ook de
Europese verordeningen inzake bevoegdheid zien niet op interregionale bevoegdheidskwesties. Het
uitgangspunt is dat wanneer de Nederlandse rechter op grond van de internrechtelijke
bevoegdheidsregels bevoegd is om kennis te nemen van een vordering, hem tevens interregionale
bevoegdheid toekomt.
De regels van interregionaal conflictenrecht bepalen welk recht van toepassing is op een
interregionale rechtsverhouding. Evenals in het IPR zijn de IRPR-conflictregels gebaseerd op het
beginsel van de nauwste verbondenheid.
In het algemeen zijn de regels van IPR van de landen van het koninkrijk geschikt om naar analogie toe
te passen in het interregionaal verband. Ter voorkoming van onrechtvaardigheden is in de literatuur
verdedigd dat de IRPR-regels zouden moeten worden getoetst aan de beginselen van
beslissingsharmonie en gelijkwaardigheid. Het beginsel van beslissingsharmonie houdt in dat een
interregionale conflictregel zo dient te luiden dat ongeacht bij welke rechter in het koninkrijk een
vordering aanhangig wordt gemaakt, deze rechter hetzelfde recht zal toepassen. Het beginsel van
gelijkwaardigheid vloeit rechtstreeks voort uit de staatkundige verhoudingen binnen het Nederlandse
Koninkrijk. Immers, in een koninkrijksverband zoals het onze waarin men uitgaat van de
gelijkwaardigheid van de drie gebiedsdelen en waar respect voor elkanders cultuur en rechtsorde
centraal staat, dient het recht van de andere gebiedsdelen op dezelfde wijze te worden behandeld als
het eigen recht.
, Met betrekking tot het interregionale erkennings- en tenuitvoerleggingsrecht is artikel 40 van het
Statuut voor het Koninkrijk van belang. Op grond van deze bepaling dienen rechterlijke beslissingen
uit een der rijksdelen in de andere rijksdelen te worden ‘erkend’. Op grond van artikel 40 Statuut
vormen de landen van het koninkrijk één rechtsgebied. Hierbinnen hebben authentieke akten uit het
ene rijksdeel in de andere rijksdelen van rechtswege rechtskracht.
1.5.2 Intergentiel privaatrecht
In sommige landen geldt voor verschillende bevolkingsgroepen verschillend recht. Het intergentiel
privaatrecht bepaalt welk recht op ieder van deze bevolkingsgroepen toepasselijk is.
1.5.3 Intertemporeel privaatrecht/overgangsrecht
Wanneer rechtsregels in een land worden gewijzigd doet zich de vraag voor welke gevallen worden
beheerst door de oude regeling en welke gevallen zijn onderworpen aan de nieuwe regeling.
Aangezien het overgangsrecht geen internationale situaties betreft rekent men dit rechtsgebied niet
tot het IPR. Intertemporele vragen betreffende IPR-regels behoren uiteraard wel tot het IPR.
1.5.4 Privaatrechtelijke rechtsvergelijking
Het onderwerp van de privaatrechtelijke rechtsvergelijking is de vergelijking van het materiële
privaatrecht van landen. Voor het IPR is de rechtsvergelijking vooral van belang voor het tot stand
brengen of wijzigen van Europese IPR-regels. In dit proces dienen niet alleen de IPR-regels maar ook
de regels van materieel privaatrecht van de lidstaten te worden geanalyseerd en te worden
vergeleken. De rechtsvergelijking is verder van belang bij het resultaat van de verwijzingsregel; het
toepasselijke recht. Het internationaal privaatrecht en de privaatrechtelijke rechtsvergelijking zijn dus
wel nauw met elkaar verbonden, maar vormen gescheiden disciplines.
1.5.5 Eenvormig privaatrecht
De laatste decennia is er in Europa een tendens om privaatrechtelijke rechtsregels te unificeren.
Niettemin worden het IPR en het eenvormig privaatrecht beschouwd als afzonderlijke disciplines. Het
betreft dan immers niet het materiële privaatrecht dat eenvormig is maar het internationaal
privaatrecht.
Eenvormig recht gaat vóór het conflictenrecht. Een voorwaarde voor IPR is immers verschillend recht.
Aan die voorwaarde is niet voldaan als het recht in de betrokken landen hetzelfde (eenvormig) is.
1.5.6 Volkenrecht
Het volkenrecht richt zich op de betrekkingen tussen soevereine staten en andere volkenrechtelijke
rechtssubjecten zoals internationale organisaties. Het volkenrecht bemoeit zich in het algemeen niet
met de verhoudingen tussen private personen.
Het volkenrecht vervult wel een functie in het kader van de uitleg van IPR-verdragen. Het Verdrag van
Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 19699 bevat volkenrechtelijke regels over onder andere
de totstandkoming, inwerkingtreding, interpretatie en de verhouding tussen opeenvolgende
verdragen. Het volkenrecht doet zich ook gelden in het kader van de openbare orde-exceptie.
1.5.7 Vreemdelingenrecht
Het vreemdelingenrecht heeft vooral een publiekrechtelijk karakter en regelt onder welke
voorwaarden vreemdelingen kunnen worden toegelaten tot Nederland en hier te lande mogen
verblijven.
1.5.8 Nationaliteitsrecht
De nationaliteit van een persoon speelt als aanknopingsfactor in het kader van het bepalen van het
toepasselijke recht een belangrijke rol. Het nationaliteitsrecht wordt volgens de heersende
Nederlandse opvatting echter niet gerekend tot het internationaal privaatrecht.