Opvoedvraagstukken
Leerdoelen
Beschrijven van de belangrijkste pedagogische stromingen door de eeuwen heen;
Beschrijven van demografische ontwikkelingen van diverse gezinscontexten,
gezinsontwikkelingen en opvoedcontexten;
Kritisch beschouwen van de invloed van verschillende gezinscontexten en diverse
gezinsontwikkelingen op de ontwikkeling van kinderen/ jongeren en opvoeding door en
welzijn van ouder/opvoeder(s);
Inzicht in alledaagse, actuele pedagogische vraagstukken, met specifieke aandacht voor
vraagstukken in de diverse en grootstedelijke context;
Toepassen van theoretische modellen en concepten gericht op opvoeding, ontwikkeling en
interventie;
Kritisch beschouwen van de effectiviteit van beschikbare jeugd- en gezinsinterventies en de
werkzame elementen hierbinnen.
,Hoorcollege 1: Wat is pedagogiek?
Over pedagogiek zijn veel verschillende meningen. Meningen verschillen per cultuur, en over de
tijd heen.
Doel van opvoeden
o Baby’s zijn in alles afhankelijk van hun opvoeders, en adolescenten willen in alles
onafhankelijk zijn van hun opvoeders.
o Langeveld: zelfverantwoordelijke zelfbepaling.
▪ Het kind ondersteunen om een moreel en betrouwbaar deelnemer te worden van de
maatschappij via een geleidelijk proces van stapsgewijs de verantwoordelijkheid voor
deze morele keuzes aan het kind te laten, tot het kind in staat is tot zelfverantwoordelijke
zelfbepaling.
o Ouderlijke verantwoordelijkheid neemt af.
o Kinderen maken een ontwikkeling door naar zelfstandigheid en autonomie.
o En uiteindelijk een leven onafhankelijk van hun ouders.
▪ Zelfverantwoordelijke zelfbepaling betekent dus dat je zelf je pad bepaalt en de keuzes die
je maakt. En daarnaast neem je zelf de verantwoordelijkheid voor je keuzes.
▪ Zelfverantwoordelijke zelfbepaling is tegelijkertijd het doel van opvoeden van kinderen en
jongeren & ook een kernwaarde voor jou als pedagogisch professional.
o ‘doel is dat jullie ervaren zelf verantwoordelijk en autonoom te zijn, zoals jullie
dat later in het werken met kinderen, jongeren ouders en leerkrachten zullen
moeten overdragen.’
Wat is pedagogiek?
o Grieks: pais=kind, agogos= gids. Het kind door het leven gidsen.
o De leer van het kind, opvoedkunde.
o Het kind staat centraal, met daaromheen de cirkels die steeds breder worden van invloeden.
o Dus eerst het gezin waarin het kind opgroeit, dan kinderdagverblijf, dan de wijk, dan werk van
de ouders, en dan normen en waarden en regelgeving die in het land gelden. Al die
opvoedomgevingen kunnen invloed uitoefenen op hoe het kind opgroeit. (Bronfenbrenner) –
Staat in hoofdstuk 1 van Van der Horst.
Theorieën over opvoeding
1. Opvoedomgevingen rondom het kind – ecologisch model van Bronfenbrenner (1979)
▪ Voorbeeld: Gescheiden ouders, 2 kinderen, Rotterdam, verhuisd naar
andere plek met moeder waar ze naar school gaan, vader mentale
problemen woont nog in Rotterdam, kinderen in het weekend bij vader,
oudste kind moeilijk aansluiting op school, moeder probeert bedrijf op te
starten, oma helpt veel.
▪ Mesosysteem: interacties tussen de systemen.
▪ Chronosysteem: representeert de tijd. Bv. beslissingen over de kinderen
gaat nu moeizaam, maar over bv. 5 jaar weer heel anders.
2. Tweerichtingsverkeer in opvoeding – Procesmodel van Belsky (1984)
▪ Hoe voeden ouders hun kinderen op.
▪ Bv. huwelijksrelatie en het sociale netwerk
hebben allemaal invloed op hoe ouders
opvoeden.
▪ Past het model van Bronfenbrenner toe op
het opvoeden door ouders.
, 3. Tweerichtingsverkeer tussen opvoeder en kind – Transactioneel model van Sameroff (1975)
▪ Kinderen hebben ook een eigen karakter. Het ene kind is
heel rustig, en het andere heel wild. Je reageert anders
op verschillende kinderen. Het zet bepaalde interacties
in beweging. De aanleg van het kind heeft dus invloed
op hoe de omgeving op het kind reageert.
▪ Transactie, constante wisselwerking.
▪ Hij was de eerste die voorstelde dat het twee kanten op
gaat. Opvoeden beïnvloedt het kind, en het kind
beïnvloedt de opvoeding.
4. Gehechtheidstheorie (Bowlby)
▪ Op het kleinste niveau. Interactie tussen ouder en kind één op één.
▪ Hoe gaat dat met kinderen die bv. worden gescheiden van hun ouders (bv. er niet bijzijn
bij een ziekenhuis bezoek), wat zie je dan in hun gedrag.
▪ Dierstudies: Nabijheid = grotere overlevingskans.
o Imprinting – Lorenz, 1971. Hoe weten dieren dat ze dicht bij hun moeder moeten
blijven? Kuikens volgen eerste bewegende voorwerp dat ze zien. Hij ging zelf het
eerste bewegende voorwerp zijn dat ze zien om het te testen, en ze gingen hem
volgen. De dieren prenten zich in (imprinting) dat ze het eerste bewegende
voorwerp moeten volgen, omdat dat hun kans om te overleven groter maakt.
Imprinting =bescherming.
o Dat soort gedrag zien we ook bij apen terug. Ze klampen zich vast aan hun ouder
om nabijheid te bewaren en bescherming op te zoeken. Onderzoek van Harlow –
blijven ze dicht bij de moeder door de warmte of door de voeding? Warmte en
geborgenheid. Beschermende verzorger is belangrijker dan voedsel.
o John Bowlby geïnspireerd door dat werk
▪ Kinderen hebben een aangeboren neiging om nabijheid en contact te zoeken
met ouder, vooral bij angst, ziekte of moeheid.
▪ Mensen zijn voorgeprogrammeerd tot zoeken naar bescherming. Kinderen die
meer nabij hun ouders bleven, hadden in de jagers en verzamelaar tijd ook
meer kans om te overleven.
Waarom pedagogiek van levensbelang is
o Tweerichtingsverkeer
▪ Constante interacties tussen ouders en kind vormt de gehechtheidrelatie in de eerste
levensjaren.
▪ Kwaliteit van vroege gehechtheidrelaties is van levensbelang. Kan doorwerken in:
vriendschappen en (liefdes)relaties, empathie, zelfvertrouwen, doorzettingsvermogen,
leervermogen.
▪ De eerste 1000 dagen beïnvloeden het hele leven.
Samengevat
o Doel van opvoeden: zelfverantwoordelijke zelfbepaling (Langeveld)
o Pedagogiek bestudeert invloed van opvoedomgevingen op kind (Bronfenbrenner)
o Pedagogiek gaat uit van ‘tweerichtingsverkeer’ binnen de opvoeding (Belsky) en binnen
gezinnen (Sameroff)
o Bescherming en nabijheid zijn van levensbelang voor de ontwikkeling (Harlow en Bowlby)
, Oefenvragen
1. Welke opvoedstijl zien we hier? ‘En nou je kamer opruimen!! Of je krijgt nóg een
opvoedkundige swaffel!!’
a. Autoritair
b. Autoritatief
c. Permissief
d. Verwaarlozend
2. Kinderopvang is slecht voor de taalontwikkeling van kinderen.
a. Juist
b. Onjuist
3. Is de ‘pedagogische tik’ verboden in Nederland?
a. Ja
b. Nee
c. Dat hangt er vanaf hoe je de ‘tik’ definieert
4. De afkorting ADHD betekent
a. Affective Defiant Hippocampus Disorder
b. Attention Deficit Hyperactivity Disorder
c. Alle Dagen Heel Druk
5. Het moderne gezin wordt gekenmerkt door
a. Grotere betrokkenheid vaders
b. Grotere opvoedingsonzekerheid
c. Meer aandacht voor autonomie van het kind
d. Alle antwoorden zijn juist
Bijeenkomst 1
Opdracht 2: Ethiek – het werk van de Amerikaanse dierpsycholoog Harry Harlow.
1. Wat is ethiek?
Ethiek verwijst naar de principes en normen die bepalen wat als moreel juist of fout wordt
beschouwd in een bepaalde context. Het draait om het maken van moreel verantwoorde
keuzes en het respecteren van waarden zoals rechtvaardigheid privacy en welzijn.
2. Hoe doe je ethisch onderzoek?
Ethisch onderzoek vereist dat onderzoekers zorgvuldig overwegen hoe hun studie de
deelnemers en anderen beïnvloedt. Dit omvat het verkrijgen van geïnformeerde toestemming
van deelnemers (informed consent), het minimaliseren van schade, het waarborgen van
vertrouwelijkheid en het vermijden van misleiding.
3. Hoe kijken wij nu naar het onderzoek van Harlow? Zou dit onderzoek ook nu nog op deze
manier gedaan kunnen worden? Waarom zou dat veranderd zijn?
Het onderzoek van Harry Harlow wordt nu als onethisch beschouwd. Deze experimenten
veroorzaakten ernstige psychische en fysieke schade aan de apen en zouden vandaag de dag
niet worden goedgekeurd door ethische commissies. Veranderingen zijn opgetreden in de
manier waarop we ethisch onderzoek doen vanwege strengere regelgeving en ethische
normen. Moderne ethische richtlijnen vereisen het minimaliseren van schade aan deelnemers,