SAMENVATTING RUIMTELIJKE PLANNING EN STEDENBOUW HOORCOLLEGE 1:
Ruimtelijke planning heeft nauwe verwantschap met het begrip Sociaal Economische Geografie (SEG):
Socioloog
EPC-normen: de Energieprestatiecoëfficiënt is een index die de
energetische efficiëntie van nieuwbouw aangeeft.
Econoom
China, India en Dubai zijn lagelonenlanden waar veel productie
plaats vindt.
Kenniseconomie i.p.v. productie economie dus meer
kantoren/scholen.
Geoloog
Verbeteringen in de infrastructuur zorgen ervoor dat afstanden van
bijvoorbeeld steden naar dorpen worden ‘verkort’.
,Sociologie + Economie + Geografie = SEG
Een geograaf kijkt naar alle SEG aspecten.
Een geograaf stelt zichzelf de volgende vragen: ‘’Waar vinden activiteiten plaats?’’ ‘’Waarom vinden die
activiteiten daar plaats?’’ ‘’Is er uit de hoeveelheid informatie een zekere ordening te ontdekken?’’
Economische geografie (EG) is de wetenschap die zich bezighoudt met de ruimtelijk variërende economische
omstandigheden op de aarde. De economie van een geografisch gebied kan worden beïnvloed door het
klimaat, de geologie en sociaal-politieke factoren. Het is een wetenschap met een theoretische basis maar een
toegepaste tak. Dat betekend dat de kennis “bruikbaar’’ moet zijn voor overheden of bedrijven.
De sociaal economische geografie heeft zich altijd bezig gehouden met vragen rondom vestigingskeuzes. Voor
ons als vastgoedprofessionals een belangrijke tak van de wetenschap. Veel belangrijke economische theorieën
vinden hun basis in de economische geografie of sociaal economische geografie.
De locatietheorie van Adam Smith:
Adam Smith was met zijn boek ‘The Wealth Of Nations’ (1776) de grondlegger van de klassieke theorie in de
economische wetenschap. Hierbij speelt ieder voor zich. In de basis modern kapitalisme vanuit een eigen
belang geredeneerd. Ondernemers hebben te maken met het allocatieprobleem volgens Adam: hoe kan tegen
de laagst mogelijke kosten een zo hoog mogelijke productie worden gerealiseerd? Volgens de theorie van
Adam bepaalt de beschikbaarheid van productiefactoren de mogelijkheden van bedrijven.
De locatietheorie van John Nash:
John Nash is het niet eens met het ieder voor zich van Adam Smith. Daarom heeft hij als correctie op Adam het
Nash Equilibrium (= evenwicht) bedacht. John maakt de keuze die voor jou het meest optimaal is, rekening
houdend met de strategische keuzes die derden maken. Dus ieder voor zich maar kijkend naar de groep.
Opgeteld levert dit niet altijd het meest optimale resultaat op, maar iedereen heeft wel iets.
De vastgoedkant van het Nash Equilibrium:
Wanneer je als matrassenwinkel vlak bij twee andere matrassenwinkels een winkel opent, heb je niet altijd het
meest optimale resultaat maar heeft iedereen wel iets. Wanneer je bekend bent met één winkel kom je ook in
aanraking met de andere twee matrassenwinkels.
Let op ruimtelijke verschillen in kosten en opbrengsten tussen gebieden op verschillende schaalniveaus.
Het verklaren van welvaartsverschillen in de wereld is een typisch economisch geografisch onderwerp. Dat kan
door te kijken naar productiefactoren als arbeid, kapitaal en grond. Ook bereikbaarheid, de schaal en
samenstelling van de bedrijvigheid spelen een rol. Behalve economische zijn ook culturele, sociale, politieke en
natuurlijke factoren van invloed op die verschillen.
,Twee soorten vragen staan centraal in de economische geografie:
1) Locatievraagstuk van bedrijven, voorzieningen en huishoudens.
Waarom vestigt een bedrijf zich in regio A en niet B?
2) Ontwikkelingsvraagstuk van landen, regio’s en steden.
Waarom doet het ene land, regio of stad het beter dan de andere?
Harde en zachte locatiefactoren:
Harde locatiefactoren zijn makkelijk meetbaar en staan vast. Voorbeelden:
- Economische stabiliteit, productiviteit, geografische situatie, strategische locatie, positie van transport
en communicatiemogelijkheden, arbeidsmarkt, etc.
Zachte locatiefactoren zijn minder goed vast te stellen, minder goed in geld uit te drukken en hebben een veel
minder kwantitatief karakter. Voorbeelden:
- Kwaliteit van het leven, cultuur en recreatie mogelijkheden, flexibiliteit en dynamiek, natuurlijke
omgeving, creatieve klimaat, kennis, etc.
Boekstof:
Het debat tussen economen en geografen gaat vaak over de vraag in welke mate de omgeving de economische
prestaties van bedrijven en van gebieden bepaalt.
De ruimte om iemand heen bepaald de economische mogelijkheden.
Later kwam de gedachte dat verschillen tussen regio’s mogelijk structureel waren. Om dit op te lossen moest er
een regionaal beleid gevoerd gaan worden.
Volgens Crevoisier staan in de ecnomische geografie de homogeniserende benadering en de particuliere
benadering tegenover elkaar. De homogeniserende benadering wil koste wat het kost tot wetmatigheden
komen en negeert historische en ruimtelijke afwijkingen van de theorie. Klassieke en neaoklassieke theorieën
kunnen hiertoe worden gerekend. De particuliere benadering richt zich juist op de verklaring van het
bijzondere en omarmt temporele en geografische afwijkingen in de economie.
Locatie is volgens de Wereldbank zo van belang dat kunstmatig beleid voeren geen zin heeft. Locaties hebben
nou eenmaal voordelen in kosten en agglomeratievoordelen (= voordelen die bedrijven en huishoudens
hebben als ze in de buurt van andere bedrijven en huishoudens gevestigd zijn) die je niet kunstmatig kan
creëren.
Ghemawat beschreef vier soorten afstand:
1) Geografische afstand → kilometers
2) Culturele afstand → gedeelde geschiedenis en taal zorgt voor meer handel met een land (vroegere
kolonie)
3) Administratieve afstand → gedeelde munt of zelfde handelsblok (= een groep landen die in de
internationale handel samenwerken)
4) Economische afstand → mate van economische ontwikkeling in een land (tulpen naar Amerika goede
handel want die heeft er geld voor, naar Afrika heeft geen zin)
, Netwerken draaien om de samenwerking tussen actoren waarbij ze kosten besparen of kennis uitwisselen. Het
is tegenwoordig niet mogelijk het gedrag van grote spelers te verklaren aan de hand van hun locatie (spaces of
places), de informatiestromen (spaces of flows) worden belangrijker. Elk bedrijf beziet de omgeving uit eigen
perspectief. Schaal en relaties zijn belangrijk. In de bedrijfskunde is de omgeving alles wat buiten het bedrijf
gebeurt. In de geografische economie is de omgeving alleen die factoren die betrekking hebben op de plaats
bepaaldheid van een activiteit. In NL kan je beredeneren dat er één urban field is (= één gelijkwaardig
vestigingsklimaat), waarbinnen de locatiefactoren min of meer gelijk zijn.
Productiemilieu: het geheel van externe condities dat van invloed is op zowel de beslissing om op een
bepaalde plaats een bedrijf te vestigen als op het functioneren van dat bedrijf.
De economische wetenschap houdt zich bezig met schaarste. Ook locaties kunnen schaars zijn. De
(neo)klassieke theorieën gaan er vanuit dat producenten uit zijn op winstmaximalisatie en consumenten naar
nutsmaximalisatie. Een locatietheorie is een geheel van samenhangende uitspraken die een verklaring geven
voor de locatiekeuze van een onderneming.