Samenvatting praktisch strafprocesrecht
Het strafrecht is een cruciaal aspect van het publiekrecht dat tot doel heeft om specifieke
handelingen als strafbaar te bestempelen. Dit wordt nagestreefd met drie hoofddoelen: algemene
preventie, vergelding en speciale preventie.
In het strafrecht kunnen we twee essentiële onderverdelingen maken: het materieel strafrecht en
het formeel strafrecht. Het materieel strafrecht behandelt alle verboden gedragingen en legt vast
wat wel en niet is toegestaan in het Wetboek van Strafrecht. Het formeel strafrecht daarentegen richt
zich op het strafproces, de bevoegdheden, de opsporing en is vastgelegd in het Wetboek van
Strafvordering.
Het juridische proces binnen het strafrecht kan in verschillende fasen worden onderverdeeld:
- Rechtbank: Hier zetelt de politierechter, die als enkele rechter oordeelt over eenvoudige
misdrijven, en de kantonrechter, die zich buigt over kleine overtredingen.
- Gerechtshof: Het gerechtshof neemt zaken in hoger beroep aan en oordeelt over strafzaken
die opnieuw bekeken moeten worden.
- Hoge Raad: Dit is het hoogste rechtsorgaan in Nederland en behandelt rechtsvragen en
cassatieberoepen.
Binnen het strafrecht zijn er enkele cruciale concepten:
Strafbaar gedrag: Dit betreft menselijke handelingen die voldoen aan de wettelijke
delictsomschrijving, wederrechtelijk zijn en aan schuld te wijten zijn.
1.1. Menselijke gedraging:
Dit omvat opzettelijke fysieke handelingen of nalatigheden. Nalatigheid kan als strafbaar worden
beschouwd als een persoon in staat was om in te grijpen maar dit niet deed.
- Voorbeeld: Piet hoort een oude man om hulp roepen nadat hij in een meer is gevallen. Piet
negeert deze hulpkreten en de oude man verdrinkt. Piet wordt vervolgd omdat hij in staat
was om in te grijpen, maar dat niet deed.
Als een rechtspersoon (zoals een BV of NV) een strafbaar feit begaat, spreken we van functioneel
daderschap.
1.2. Wettelijke delictsomschrijving:
In de delictsomschrijving wordt beschreven welke gedragingen als strafbaar worden beschouwd,
zoals vastgelegd in de wet. Het legaliteitsbeginsel vereist dat een gedraging pas strafbaar is als er
voorafgaand aan de handeling een wettelijke strafbepaling bestaat. Als een menselijke gedraging
niet onder een delictsomschrijving valt, is er geen sprake van een strafbaar feit.
1.3. Wederrechtelijke gedraging:
Een handeling is wederrechtelijk als deze in strijd is met de wet. Als een handeling voldoet aan
een delictsomschrijving, is deze doorgaans ook wederrechtelijk, tenzij er een
rechtvaardigingsgrond van toepassing is. In dat geval is er geen sprake van een wederrechtelijke
handeling.
,1.4. Schuld
Om als strafbaar te worden beschouwd, moet een menselijke handeling die binnen een
delictsomschrijving valt en wederrechtelijk is, aan schuld worden toegerekend. Dit betekent dat
de verdachte anders had kunnen handelen, maar dit naliet. Als de verdachte terecht een beroep
doet op een schulduitsluitingsgrond, ontbreekt het verwijt.
Bestanddelen en elementen
Binnen het strafrecht zijn er twee belangrijke begrippen: bestanddelen en elementen.
Bestanddelen zijn de specifieke onderdelen van de delictsomschrijving die in de tenlastelegging
worden beschreven en door de rechter bewezen moeten worden verklaard. Deze bestanddelen
zijn de voorwaarden voor een strafbaar feit. Aan de andere kant zijn elementen ongeschreven
voorwaarden die nodig zijn om iemand te kunnen straffen. Hierbij ligt de nadruk op
wederrechtelijkheid en schuld, die impliciet aanwezig worden geacht. In sommige gevallen
worden wederrechtelijkheid en schuld echter wel expliciet opgenomen in de delictsomschrijving,
waardoor ze als bestanddelen fungeren. In deze context krijgt wederrechtelijkheid ook een
andere betekenis, namelijk het handelen zonder toestemming van de rechthebbende.
Typen delicten
Elk strafbaar feit kan worden onderverdeeld in verschillende typen delicten. Er bestaan vier
belangrijke categorieën:
3.1. Misdrijven en overtredingen
Misdrijven worden strenger bestraft en vallen onder de jurisdictie van de rechtbank.
Overtredingen daarentegen worden milder bestraft en vallen onder de jurisdictie van de
kantonrechter.
3.2. Formele en materiële delicten
Formele delicten zijn gericht op het strafbaar stellen van de handeling zelf, zonder aandacht voor
het gevolg ervan. Bijvoorbeeld diefstal. Materiële delicten daarentegen kijken naar het strafbaar
stellen van het gevolg van de handeling, zonder te focussen op de wijze waarop het werd bereikt.
3.3. Commissie- en omissiedelicten
Commissiedelicten betreffen handelingen die als strafbaar worden beschouwd. Bijvoorbeeld
diefstal en mishandeling. Omissiedelicten daarentegen betreffen nalatigheden die als strafbaar
worden beschouwd, zoals het nalaten om hulp te verlenen aan iemand in levensgevaar.
3.4. Gronddelicten, gekwalificeerde delicten en geprivilegieerde delicten
Gronddelicten zijn de basisdelicten die als strafbaar worden beschouwd, zoals doodslag.
Gekwalificeerde delicten zijn ernstiger delicten dan de gronddelicten en omvatten extra
bestanddelen, zoals moord. Geprivilegieerde delicten daarentegen vormen een lichtere variant
van het gronddelict, zoals kinderdoodslag.
, Opzet (als bestanddeel)
Opzet kan zich manifesteren zonder dat er sprake is van kwade intenties. Er bestaan twee
betekenissen van opzet: namelijk boos opzet en kleurloos opzet.
1.1. Betekenissen van opzet
Boos opzet:
De verdachte heeft opzettelijk de wet overtreden.
De verdachte is op de hoogte dat zijn handeling strafbaar is.
De verdachte heeft het opzettelijk beoogd.
Dit is vaak lastig te bewijzen, omdat vaststellen dat de verdachte wist dat zijn handeling strafbaar
was, een uitdaging kan zijn.
Kleurloos opzet:
Hier wordt gekeken naar het gedrag van de verdachte.
De verdachte is zich niet bewust van het overtreden van de wet.
Zolang er sprake is van opzettelijk handelen, wordt dit beschouwd als opzet.
Dit concept is ingevoerd omdat het makkelijker te bewijzen is dan boos opzet, waarbij bewezen
moet worden dat de verdachte wist dat zijn handelen strafbaar was.
1.2. Vormen van opzet
Bij opzet zijn er gradaties waarbij de nadruk kan liggen op willen of weten.
Opzet als bedoeling: Een verdachte heeft een specifieke intentie en pleegt een strafbaar feit. Het
gevolg is opzettelijk, ongeacht of het daadwerkelijk optreedt. Bijvoorbeeld, een moordpoging
waarbij de kogel mist.
Opzet als zekerheidsbewustzijn: Een verdachte beoogt een specifiek doel, maar het directe
gevolg is onbedoeld. Desondanks weet de dader dat dit onbedoelde gevolg zal optreden als
gevolg van zijn handelen, en hij accepteert dit gevolg. Bijvoorbeeld, brandstichting waarbij
mensen omkwamen. De dader wist dat mensen zouden omkomen, ondanks dat brandstichting
zijn doel was.
Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn: De verdachte weet dat een gevolg waarschijnlijk zal
optreden, maar dit weerhoudt hem er niet van om door te gaan met zijn handelen.
Voorwaardelijk opzet: Dit is de lichtste vorm van opzet, waarbij de verdachte zich bewust is van
mogelijke gevolgen en deze gevolgen accepteert.
Schuld (als bestanddeel)
Schuld is aanwezig wanneer iemand een verwijt kan worden gemaakt, ongeacht of er opzettelijk
is gehandeld. Vaak gaat dit samen met ongewenste gevolgen die zich hebben voorgedaan. Het
draait hierbij niet om opzettelijk handelen; in dergelijke gevallen is er meestal sprake van opzet.
Bij schuld is er sprake van onbedoelde gevolgen.