Blok 1.1: Inleiding relatie- en huwelijksvermogensrecht, rechten en plichten van echtgenoten
Inleiding relatie- en huwelijksvermogensrecht
Indien mensen uit elkaar gaan is er vermogen verworven voor de relatie en vermogen verworven
tijdens de relatie.
Voor het relatie- en huwelijksvermogensrecht wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende
vormen van relaties: gehuwden, geregistreerd partners en samenwoners.
Huwelijk (BW1, Titel 5) en geregistreerd partnerschap (BW1, Titel 5a)
De gevolgen van het geregistreerd partnerschap komen op vermogensrechtelijk gebied overeen met
de gevolgen van een huwelijk.
Voor gehuwden en geregistreerd partners bestaan specifieke wettelijke bepalingen: BW1, Titel 6, 7 en
8. Gelijkgesteld gehuwden en geregistreerd partners: zie art. 1:80b BW voor schakelbepaling!
BW1, Titel 6 is van toepassing op alle echtgenoten (dus zowel gemeenschap van goederen als
huwelijkse voorwaarden).
Als je niet op huwelijkse voorwaarden trouwt, dan ben je in gemeenschap van goederen getrouwd
(dus regelt men niets voorafgaand aan of tijdens het huwelijk, dan trouw je in gemeenschap van
goederen). Gemeenschap van goederen bevat goederen en schulden, ook wel
huwelijksgemeenschap genoemd.
Het huwelijksvermogensregime gemeenschap van goederen is in 2018 gewijzigd:
Voor 2018 getrouwd? dan trouwde je in algehele gemeenschap van goederen;
Na 2018 getrouwd? dan trouw je in wettelijk beperkte gemeenschap van goederen.
Als je voor 2018 in gemeenschap van goederen trouwde, dan viel al het vermogen dat de
echtgenoten voorafgaand aan het huwelijk privé of samen bezaten (het voorhuwelijkse vermogen) en
het vermogen dat tijdens het huwelijk werd verkregen in beginsel in de huwelijksgemeenschap.
Hierop bestonden wel uitzonderingen: zoals schenkingen en erfenissen die met een
uitsluitingsclausule zijn verkregen (een uitsluitingsclausule is een bepaling in het testament of bij een
schenking die verwoord dat de betreffende betaling niet in enige gemeenschap van goederen zal
vallen (=privévermogen).
Als je na 2018 in gemeenschap van goederen trouwt dan blijft voorhuwelijksvermogen dat van een
van de echtgenoot was privé (dat vermogen valt dus niet in de huwelijksgemeenschap). Als je voor
het huwelijk al gezamenlijk vermogen hebt (bijv. een huis), dan valt het vermogen wel in de
huwelijksgemeenschap. Uitzonderingen: het vermogen wat tijdens het huwelijk wordt verkregen valt
in de gemeenschap van goederen, tenzij het een erfenis of schenking betreft (deze vallen niet in de
gemeenschap van goederen, ook zonder uitsluitingsclausule).
Als je een akte huwelijkse voorwaarden laat opmaken, dan ben je op huwelijkse voorwaarden
getrouwd. De akte dient op straffe van nietigheid te worden opgesteld door een notaris (art. 1:115
BW). De akte huwelijkse voorwaarden kan zowel voorafgaand aan het huwelijk worden opgesteld, als
tijdens het huwelijk (art. 1:114 BW). Gebeurd dit tijdens het huwelijk, dan wijzigt dus het
huwelijksgoederenregime van gemeenschap van goederen naar huwelijkse voorwaarden.
In de huwelijkse voorwaarden kunnen verschillende bepalingen worden opgenomen. Niet alle aktes
huwelijkse voorwaarden zijn dus hetzelfde. Gekeken dient te worden of echtgenoten afspraken
hebben gemaakt over een onderwerp, en wat die afspraken dan zijn (bijv. vermogen: gezamenlijk of
juist niet?) Los van de afspraken kan er een gezamenlijk vermogen zijn, omdat er sprake is van een
eenvoudige gemeenschap conform art. 3:166 BW.
,De huwelijksvermogensregimes (gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden) gelden
voor het huwelijk en voor het geregistreerd partnerschap!
Samenwoners
Hoewel de wet niets heeft geregeld op vermogensrechtelijk gebied van samenlevers, hebben ook
samenlevende stellen te maken met de vermogensrechtelijke gevolgen van de relatie. Deze
verschillen dus behoorlijk van de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk/GP, hetgeen gelet
op de steeds groter wordende groep samenlevers de nodige juridische stof doet opwaaien. Als je niet
getrouwd/GP bent en je woont samen dan is er geen gemeenschap van goederen en er zijn geen
huwelijkse voorwaarden, je kunt wel vermogen in mede-eigendom hebben: eenvoudige
gemeenschap art. 3:166 BW. Het algemene vermogensrecht is op de samenlevers van toepassing.
Samenwoners kunnen ook afspraken maken: samenlevingsovereenkomst (vormvrij).
Rechten en verplichtingen van echtgenoten
De rechten en verplichtingen van echtgenoten zijn opgenomen in BW1, Titel 6. Deze rechten en
verplichtingen zijn via de schakelbepaling art. 1:80b BW ook van toepassing op geregistreerd
partners.
Art. 1:92a BW: hierin staat dat BW1 Titel 6 niet van toepassing is op echtgenoten die van tafel en bed
gescheiden zijn. Let op: op samenlevers zijn deze rechten en verplichtingen überhaupt niet van
toepassing.
Als je een huwelijk aangaat ontstaan er over en weer tussen de echtgenoten verschillende rechten
en verplichtingen. Als een huwelijk gesloten wordt, verklaar je alle rechten en verplichtingen te zullen
vervullen die door de wet aan de huwelijkse staat worden verbonden: art. 1:67 BW.
De rechten en verplichtingen ontstaan voor alle echtgenoten, dus ongeacht of je in gemeenschap van
goederen huwt of op huwelijkse voorwaarden (anders gezegd: het huwelijksvermogensregime doet
niet ter zake).
De verschillende rechten en verplichtingen voor echtgenoten die zijn opgenomen in de wet (BW1
Titel 6).
Elkander het nodige verschaffen art. 1:81 BW
De getrouwheid uit het artikel ziet op het trouw zijn aan elkaar tijdens het huwelijk; met hulp en
bijstand wordt bedoeld dat echtgenoten elkaar dienen te helpen waar nodig (zowel op financiële als
niet-financiële factoren). ‘Elkander het nodige verschaffen’ ziet puur op het vermogensrechtelijke
gedeelte.
Het betreft hier een afdwingbare verbintenis.
Aangenomen wordt dat dit artikel enkel vermogensrechtelijke werking heeft tijdens het huwelijk, en
geen rol speelt bij de afwikkeling van vermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding of na
overlijden van een echtgenoot.
Tijdens het huwelijk dienen echtgenoten te delen in de welstand. Dit beginsel wordt verder
uitgewerkt in art. 1:83, 1:84, 1:85 BW.
Na de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed ontstaat hiervoor in de plaats de
alimentatieverplichting, welke verplichting zijn grondslag heeft in art. 1:156 BW. Na overlijden is BW 4
van toepassing.
Inlichtingenplicht art. 1:83 BW
Echtgenoten dienen elkaar over en weer informatie te verstrekken over de financiële situatie indien
daar om wordt gevraagd. De informatie kan zowel zien op het bestuur over de goederen, als op de
stand van de goederen en de schulden.
, Dit kan tijdens het huwelijk nuttig zijn om bijvoorbeeld te bezien in welke mate ieder van de
echtgenoten dient bij te dragen in de kosten van de huishouding conform art. 1:84 BW, maar ook als
de ontbonden gemeenschap van goederen in verband met een echtscheiding verdeeld dient te
worden of als uitspraken uit de akte huwelijkse voorwaarden moeten worden nagekomen is het van
belang om over de financiële gegevens te beschikken.
Het wetsartikel zegt dat er desgevraagd inlichtingen dienen te worden verschaft. Dit gebeurt dus op
verzoek van de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot.
Het verschaffen van inlichtingen is iets anders dan het afleggen van rekening en verantwoording.
Kosten van de huishouding art. 1:84 BW
De kosten van de huishouding komen ten laste van het gemene inkomen van de echtgenoten, en als
dat er niet is of dat ontoereikend is ten laste van de eigen inkomens van de echtgenoten naar
evenredigheid daarvan. Voorts, als de inkomens ontoereikend zijn om de kosten van de huishouding
te voldoen, dient het gemene vermogen daarvoor te worden aangewend, en als dat er niet is of
ontoereikend is, dient het eigen vermogen van ieder der echtgenoten te worden aangewend naar
evenredigheid. Deze regeling geldt voor de echtgenoten, tenzij bijzondere omstandigheden zich
daartegen verzetten (lid 1, laatste volzin) (hierbij valt te denken aan de situatie dat een echtgenoot
wel inkomen heeft, en de andere echtgenoot niet, maar laatstgenoemde wel veel vermogen heeft
waaruit nauwelijks inkomsten voortvloeien).
In lid 3 wordt genoemd dat van deze regeling kan worden afgeweken bij schriftelijke overeenkomst.
Het is dus niet persé nodig dat dit bij akte huwelijkse voorwaarden gebeurd, iedere schriftelijke
overeenkomst volstaat. Bovendien is het belangrijk om te realiseren dat er alleen sprake is van
gemeen inkomen of van gemeen vermogen indien er sprake is van een gemeenschap van goederen
(daarbij doet het er niet toe of die gemeenschap van goederen voor of na 2018 is ontstaan; het gaat
dus niet om inkomen of vermogen dat gezamenlijk is verkregen of verworven, maar om inkomen of
vermogen dat in de huwelijksgemeenschap valt).
In de wet staat geen definitie van ‘de kosten van de huishouding’ (duidelijk is wel dat de kosten van
verzorging en opvoeding van de kinderen daaronder vallen).
Het begrip ‘de kosten van de huishouding’:
- Het gaat om alle uitgaven die dienen tot het lichamelijk en geestelijk welzijn van de
echtgenoten en hun kinderen;
- Er wordt vanuit gegaan dat deze kosten verteerd en/of verbruikt worden (boodschappen,
kleding, schoolkosten, bezoek theater, huur woning)
Hypotheekrente valt er ook onder, want dat wordt verteerd. Maar aflossing op de
hypothecaire geldlening (HR 27 januari 2006) of premies voor een kapitaalverzekering die aan
de hypothecaire geldlening is gekoppeld (HR 29 juni 2012) vallen hier niet onder, deze leiden
immers tot vermogensopbouw.
- Welstand en leefwijze gezin: voor ieder gezin kunnen de kosten voor de huishouding andere
bestanddelen bevatten (het is dus een subjectief begrip).
Voorbeeld draagplicht van de kosten van de huishouding: kennisclip 7.55 minuten.
Als de ene echtgenoot teveel heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding, ontstaat er een
vergoedingsplicht bij de andere echtgenoot. Er is geen wettelijke verval- of verjaringstermijn van
toepassing op die vergoedingsrechten. In dit kader kunnen echtgenoten een vervalbeding in de akte
huwelijkse voorwaarden laten opnemen. Het is niet zomaar naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar dat door een echtgenoot een beroep op zo’n vervalbeding wordt gedaan.
In een oudere uitspraak van de HR is overigens wel aangenomen dat er sprake is van
rechtsverwerking na een jaar. Dit wordt in de literatuur bekritiseerd, omdat dit niet in lijn is met de
opschorting van de verjaringsplicht tijdens het huwelijk, zoals opgenomen in art. 3:320 en 3:321 BW.
Gewone gang van de huishouding art. 1:85 BW
De gewone gang van de huishouding is géén ‘kosten van de huishouding’ (niet verwarren!).