Doelgroepen binnen sociaal werk
Hoofdstuk 1: Algemene kennis doelgroepen:
Een doelgroep betekent letterlijk: de groep waarmee u werkt en waar u de aandacht
op richt.
Een aantal wetenschappers pleit ervoor om juist geen indeling te maken van
doelgroepen. Het begrip ‘’doelgroep’’ zou statisch, afgebakend en daarbij ook mogelijk
stigmatiserend zijn. Naast stigmatisering zou er ook sprake zijn van gelijkschakeling.
Hiermee bedoelen we dat kenmerken van individuen, kenmerken van een hele groep
worden.
Een voordeel van het indelen in doelgroepen is dat een doelgroep verwijst naar de
overeenkomsten van mensen binnen een groep en dat groeperen het gemakkelijk maakt
om ondersteuning te bedenken, uit te werken en uit te voeren.
Doelgroeptypering: een grove indeling van de doelgroepen. (de wijkbewoners van de
Kersenbloem.)
Doelgroepomschrijving: een kort beeld van de doelgroep. (in deze bepaalde wijk
hebben veel inwoners als gevolg van armoede op alle vlakken minder kansen
gekregen dan andere inwoners van andere wijken.)
Doelgroepbeschrijving: een gedetailleerd beeld van de doelgroep. ( de focus ligt op
kinderen van 6 t/m 12 jaar.)
Doelgroepenanalyse: met een doelgroepenanalyse wordt bepaald wat de doelgroep
is aan de hand van een aantal kenmerken. (culturele achtergrond, inkomen, leeftijd,
koop- vs huurwoning, enz.) Met behulp van een doelgroepenanalyse kunnen we
kijken naar wat de behoefte is van mensen op de diverse leefdomeinen.
De leefdomeinen zijn als volgt:
- Zingeving.
- Wonen.
- Financiën.
- Sociale relaties.
- Lichamelijke gezondheid.
- Psychische gezondheid.
- Werk + activiteiten.
- Vrije tijd.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo):
Vanuit de Wmo moeten gemeenten ervoor zorgen dat mensen zo lang
mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De financiering van de Wmo gebeurt
vanuit belastinggeld en eigen bijdragen. Vanuit de Wmo wordt er thuis
ondersteuning gegeven. Deze ondersteuning is onder te verdelen in:
- Algemene voorzieningen. (voorzieningen die binnen de gehele gemeente
beschikbaar worden gesteld voor mensen die dat nodig hebben).
, - Maatwerkvoorzieningen. (voorzieningen en hulpvormen die op de
leefsituatie en gezondheid van de persoon zijn afgestemd).
- Vervoersvoorzieningen. (voorzieningen die worden verstrekt zodat burgers
weer in staat worden gesteld om zich te verplaatsen en zo kunnen deelnemen
aan de samenleving, je hebt direct en indirect)
Jeugdwet:
De Jeugdwet is een wet voor jongeren en ouders die hulp nodig hebben bij
opvoedingsvragen, psychische problemen en stoornissen. Het gaat om hulp
gericht aan of ten behoeve van minderjarigen tot 18 jaar. (In sommige gevallen
kan hulp ingezet worden bij een verlengde jeugdwet, dit kan onder
voorwaarden tot de leeftijd van 23 jaar dan uitgevoerd worden. De gemeente
is verantwoordelijk voor het bieden van hulp en ondersteuning op het gebied
van jeugdzorg, reclassering en jeugdreclassering. Door de opheffing van
besstaande grnezen of scheidingen van budgetten, ook wel ‘’ontschotting’’
genoemd, is een betere samenwerking rond gezinnen mogelijk. In de jeugdwet
staat beschreven wat de taken van de gemeenten zijn en welke doelen daarbij
belangrijk zijn. Enkele doelen zijn bijvoorbeeld:
- Uitgaan van de eigen kracht van de jongere, ouders en hun omgeving.
- Beperken van medicijnverstrekking.
- Eerder aanbieden van (jeugd)hulp voor kwetsbare kinderen en jongeren.
- Goede onderlinge samenwerking: één begeleider, één gezin, één plan.
- Betere werkomstandigheden voor professionals.
Participatiewet:
Als u wel kunt werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebt, valt u onder de
Participatiewet. De Participatiewet is er om mensen met of zonder
arbeidsbeperking aan werk te helpen. De voormalige Wet werk en bijstand, de
Wet sociale werkvoorzieningen (Wsv) en een onderdeel van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) zijn in 2015 vervangen
door de Participatiewet. De gemeente krijgen een budget van de overheid
voor de financiering.
De 3 velden binnen het sociaal werk zijn als volgt:
Veld 1: het activeren van de kracht van burgers en samenleving. (denk aan initiatieven van
wijkbewoners, mantelzorgers en preventieve voorzieningen.) De taak van de sociaal werker
is om burgers te stimuleren en faciliteren zodat ze op eigen kracht eventuele problematiek
het hoofd kunnen bieden. De sociaal werker blijft hierbij zoveel mogelijk op de achtergrond,
dit noemen we ook wel de zogenoemde ‘’nulde lijn’’.
Veld 2: individuele ondersteuning door professionals. (denk aan sociale wijkteams.) Deze
wijkteams benaderen actief burgers en houden spreekuren waar de burgers zelf naartoe
kunnen komen. Begeleiding kan zowel direct als indirect plaatsvinden, denk hierbij aan het
ondersteunen van vrijwilligers. Dit is de zogenaamde ‘’eerste lijn’’.
,Veld 3: complexe en langdurige ondersteuning. Meestal vind deze plaats buiten de eigen
leefomgeving van de cliënt. Echter is het wel de bedoeling dat deze vorm van ondersteuning
zoveel mogelijk binnen de eigen leefomgeving zal plaatsvinden. (denk hierbij aan
specialistische hulp, vaak vanuit een instelling.) Dit noemen we ook wel ‘’de tweede lijn’’.
Het begrip diversiteit omvat acceptatie en respect. Het betekend dat elk
individu uniek is en dat we elkaars individuele verschillen erkennen.
Cultureel bekwaam zijn betekend dat u de ‘specifieke culturele, taalkundige,
sociale en economische nuances van bepaalde mensen en gezinnen’ begrijpt.
Onder multiproblematiek verstaan we cliënten die op meerdere leefdomeinen
vastlopen. Binnen gezinnen met multi problematiek hebben vaak zowel de
ouders als de kinderen problemen met veelal een psychosociale aard. Één van
de belangrijkste kenmerken van gezinnen of personen met multiproblematiek
is dat er veel problemen zijn met de hulpverlening.
Het 8-fasenmodel van Movisie verwijst naar Wolf (2015), die de volgende 7 kenmerken van
multiproblematiek van de bovenste 2 niveaus van de piramide beschrijft:
1. Onvoldoende vermogens tot zelfregulatie om in eigen behoeften en
bestaansvoorwaarden te voorzien.
2. Problemen komen gelijktijdig voor op meerdere leefdomeinen, zijn complex en sterk
met elkaar verweven.
3. Psychische en lichamelijke gezondheid is vaak slecht.
4. Risico’s voor eigen veiligheid of veiligheid van anderen.
5. Naastbetrokkenen zijn niet meer in staat of aanwezig om adequate steun te geven.
, 6. Relatie met professionals is vaak moeizaam en niet stabiel.
7. Aanvullend op de beschikbare omgevingssteun is er rondom de cliënt te weinig
professionele steun of goed afgestemde professionele steun.
Onderzoek van Yperen en collega’s (2010) heeft aangetoond dat de volgende factoren van
belang zijn bij de interventies die de sociaal werker kan inzetten:
- Een goede kwaliteit van de relatie tussen client en de sociaal werker.
- Het zorgdragen van motivatie bij de cliënt.
- Een aanpak die past bij het probleem en aansluit op de hulpvraag.
- Een goede structurering van de interventie – heldere doelstelling, planning en
fasering.
- Een uitvoering van de interventie zoals het hoort. Dat wil zeggen: uitvoeren zoals de
interventie eerder is onderzocht, dan wel is vastgelegd in een draaiboek of protocol..
Voor sociaal werkers is hierbij het volgende van belang:
Een flexibele werkhouding.
Beschikbaar en bereikbaar zijn.
Grenzen stellen.
Betrokken zijn zolang als nodig is.
Outreachend werken.
Één gezin, één plan.
Ondersteunen en adviseren.
Reflecteren op eigen functioneren.
Kwetsbaarheid is geen eigenschap van een bepaalde bevolkingsgroep of doelgroep, maar
een toestand waarin iemand terecht kan komen. In deze module hanteren we de volgende
definitie: kwetsbare mensen bevinden zich in een toestand waardoor ze bij een
bedreigende gebeurtenis een grote kans hebben op een negatieve uitkomst.
Factoren waardoor je sneller kwetsbaarder kan worden:
- Moeite hebben om je draai te vinden in de maatschappij.
- Moeite hebben om sociale contacten te onderhouden.
- Moeite hebben om met je geld rond te komen.
Binnen het sociaal werk is het gebruikelijk om mensen in te delen. Kijkend naar het begrip
kwetsbaarheid in relatie tot de leefdomeinen, kunnen we de volgende indeling maken:
Psychisch kwetsbaar: geestelijke problemen, zoals schizofrenie.
Psycho-geriatrisch kwetsbaar: geestelijke problemen gerelateerd aan ouderdom,
bijvoorbeeld dementie.
Sociaal kwetsbaar: door bijvoorbeeld een gebrek aan sociale vaardigheden kunt u
uzelf, in relatie tot anderen, niet overeind houden in de maatschappij.
Economisch kwetsbaar: weinig tot geen beschikking over de benodigde financiële en
materiële middelen, bijvoorbeeld vanwege een uitkering.
Fysiek kwetsbaar: problemen te betrekking hebben op uw fysieke gezondheid, zoals
een langdurige ziekte.
Verstandelijk kwetsbaar: kwetsbaarheid op het cognitieve vlak, bijvoorbeeld door
een verstandelijke beperking.
,De theorie van Bronfenbrenner:
Microsysteem:
Het microsysteem betreft voornamelijk invloeden uit de directe omgeving van de
adolescent. Deze invloed is zeer direct doordat de adolescent zelf interacteert met anderen
binnen dit systeem. Dagelijks komt de adolescent hiermee in aanraking. De interactie
verschilt per persoon waardoor de omgeving door iedereen anders kan worden ervaren.
Verschillende invloeden binnen dit systeem zijn onder andere; het gezin, vrienden, school,
leeftijdsgenoten en de buurt. Iedereen binnen dit systeem beïnvloed elkaar.
Mesosysteem:
Het mesosysteem heeft betrekking op het microsysteem. Het gaat hier om de interactie
tussen de eerder genoemde onderdelen. Het ene onderdeel kan dus invloed hebben op het
andere. Wanneer de leerling bijvoorbeeld een slecht rapport van school thuis moet laten
zien, zullen de opvoeders hier ook iets van vinden. Maar ook wanneer er een ongunstige
thuissituatie heerst zal dit invloed hebben op het gedrag van de adolescent binnen de school
omgeving.
, Chronosysteem:
Binnen het tijdssysteem gaat het om de invloed die geschiedenis heeft op de ontwikkeling
van de adolescent. Tegenwoordig wordt nog steeds gerelateerd aan bijvoorbeeld de tweede
wereldoorlog, of aan de tijd waarin de vader of moeder zijn opgegroeid. Zij zullen dit deels
doorvoeren in de ontwikkeling van hun eigen kind.
Macrosysteem:
Het macro-systeem is de invloed die de maatschappij waarin de adolescent leeft op hem of
haar heeft. Zoals de wetten, culturele, religieuze en politieke opvattingen. Socioloog Riesman
onderscheidt drie maatschappijvormen binnen dit systeem.
Traditiegerichte maatschappij: Ook wel de ‘Wij-cultuur’ genoemd, waarin de verhoudingen
tussen mensen vastliggen. Bij een bepaald persoon hoort een vast rolgedrag, zo heeft de
man, vrouw of leraar allemaal hun eigen gedrag. Deze vorm ontstaat in stabiele
maatschappijvormen.
Innerlijk gerichte maatschappij: Deze maatschappijvorm komt voort uit een samenleving die
minder aansturen op tradities maar een collectief ideaal nastreven. Maatschappijen die sterk
in ontwikkeling zijn, zoals tijdens de wederopbouw na de tweede wereldoorlog.
Pluriforme maatschappij: Binnen deze samenleving is er ruimte om het gedrag op elkaar af
te stemmen. Dit is van toepassing binnen een maatschappij waar aanhangers van
verschillende waarden leven. Nederland is een goed voorbeeld van een maatschappij waarin
veel verschillende culturen samenleven.
Exosysteem:
Het exosysteem bestaat uit invloeden in een bepaalde context waarbij de adolescent niet
direct betrokken is, maar welke toch invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van hem of
haar. Dit kan bijvoorbeeld het werk zijn van de ouders. Wanneer de ouders regelmatig
moeten overwerken en hierdoor de adolescent het avondeten moet bereiden of op zijn of
haar jongere broertje moet passen. Ook kan de adolescent ongewenst gedrag op school
gaan vertonen doordat hij vaak verhuist en dus steeds in een nieuwe schoolomgeving
terecht komt.
Draagkracht: hoeveel een mens kan verdragen. (denk aan stress, hoeveel veerkracht
heeft iemand, neemt iemand actie om vermoeidheid en stress te verminderen?)
Draaglast: de eisen die de buitenwereld aan iemand stelt, maar ook de eisen die de
persoon aan zichzelf stelt. (denk aan werkdruk, het niet hebben van werk, ziekte of
relatieproblemen.)
- Risicofactoren: welke factoren ervoor kunnen zorgen dat de balans tussen
draagkracht en draaglast scheef komt te hangen en dat de draaglast van iemand
toeneemt!
- Beschermende factoren: de factoren die ervoor kunnen zorgen dat de juiste balans
tussen draagkracht en draaglast behouden blijft.