Introduction to applied social psychology – Hoofdstuk 1
Introduction
Sociale psychologie is een wetenschap die zich bezighoudt met het begrijpen van menselijk
gedrag en de motivatie, cognitie en emotie die hier invloed op heeft. Dit wordt vooral
gedaan aan de hand van experimenten. Het oplossen van sociale problemen kan gedaan
worden door het veranderen van de drijfveren van het gedrag: houdingen, waarden en
levensstijlen. Om de problemen te begrijpen en op te lossen, moeten er een aantal stappen
genomen worden:
1. We moeten het gedrag begrijpen dat voor de problemen zorgt, zodat we door middel
van interventies het gedrag kunnen veranderen.
2. We moeten vaststellen welke factoren het (verkeerde) gedrag beïnvloeden, dus op
zoek naar de oorzaak.
3. Tot slot moeten we begrijpen welke interventietechnieken beschikbaar zijn om
bepaald gedrag te veranderen. Dit kan door interventies toe te passen en de
uitkomsten daarvan te evalueren.
Applied scientists moeten ervoor zorgen dat ze hun inspanningen steken in aspecten die ze
daadwerkelijk kunnen veranderen en die tegelijkertijd ook voldoende impact hebben om het
uiteindelijke probleem aan te pakken.
Definition of applied social psychology
Sociale psychologie is een breed begrip en een breed werkveld. Het algemene kenmerk is
dat men kennis verzamelt over de manier waarop mensen denken en voelen over elkaar en
hoe en waarom men elkaar beïnvloedt. Kort gezegd is men opzoek naar de natuur en
oorzaken van individueel gedrag in sociale situaties. En bijzondere tak van sociale
psychologie is applied social psychology. Dit werkveld probeert sociale constructen,
principes, theorieën, interventietechnieken, onderzoeksmethoden en onderzoeksuitkomsten
te gebruiken bij het begrijpen van sociale problemen.
Een construct is een duidelijk gedefinieerde karaktertrek die niet zichtbaar is, ofwel latent
aanwezig is. Het kan gemeten worden door interviews of vragenlijsten. Houdingen en sociale
normen zijn voorbeelden hiervan.
Een principe maakt duidelijk hoe een psychologisch proces werkt. Deze beschrijven
basisprocessen van de manier waarop mensen denken, voelen en doen. Bijvoorbeeld:
Foot in the door technique: men doet eerst een klein verzoek aan mensen en
vervolgens op korte termijn een groter verzoek. Dit werkt veel effectiever dan
wanneer men meteen een groot verzoek doet.
Cognitive dissonance: hiermee wordt een mate van spanning bedoelt die ontstaat
wanneer mensen zich anders gedragen dan ze volgens hun principes zouden moeten
doen. Deze spanning kunnen ze weghalen door hun gedrag te veranderen of door
andere verklaringen voor hun gedrag te zoeken. Bijv.: ik rijd auto en ben
, milieubewust -> spanning -> oplossingen: Minder auto rijden of zeggen dat je
eigenlijk niet zo veel rijdt en best wel een zuinige auto hebt.
Availability heuristic: men beoordeelt de kans op een situatie te hoog wanneer ze
zich die situatie beter kunnen voorhalen. Zo is het makkelijker om een situatie in je
herinnering te halen die net gebeurd is of om woorden te vinden die beginnen met
een ‘K’ dan woorden die een ‘K’ als derde letter hebben.
Een theorie is een geïntegreerd set van principes die geobserveerde gebeurtenissen
beschrijven, verklaren en voorspellen. Doordat we verklaringen bedenken voor een
gebeurtenis zijn we in staat om een toekomstige gebeurtenis te voorspellen op basis van
onze kennis. Het zijn geen feiten of wetten die vaststaan; een theorie kan verworpen
worden.
Basic psychology (fundamenteel) en applied social psychology (toegepast) verschillen op
twee belangrijke punten van elkaar:
1. Fundamentele psychologie richt zich vooral op het ontwikkelen en testen van
theorieën. Toegepaste psychologie richt zich op het begrijpen en oplossen van
praktische problemen. Zij hebben voornamelijk als doel om de
levensomstandigheden van mensen te verbeteren. Dit wil echter niet zeggen dat
toegepaste psychologen zich niet bezig houden met het doen van onderzoek en het
vaststellen van theorieën; het is alleen niet hun hoofddoel. Hetzelfde geldt voor
fundamentele psychologen: zij doen hun onderzoek voornamelijk uit
nieuwsgierigheid, maar uiteindelijk ook met het doel dat het toegepast kan worden
in de samenleving.
2. Een tweede belangrijk verschil is dat fundamentele psychologen vooral deductief
redeneren. Zij gaan uit van één theorie en proberen die toe te passen op
verschillende situaties om de theorie te testen. Toegepaste psychologen redeneren
vooral inductief. Zij beoordelen één situatie en proberen daar verschillende
theorieën aan te koppelen die een verklaring kunnen geven voor het gedrag in die
situatie. Dit onderscheid noemen we ook wel deductief perspectief en inductief
perspectief.
Fundamentele psychologie en toegepaste psychologie gaan in de praktijk vaak samen op.
Ook op het gebied van onderzoek. Men zoekt naar theorieën en test deze in experimenten
om te kunnen vaststellen hoe valide ze zijn in real-life situaties.
Een baanbrekend onderzoek in toegepaste psychologie werd gedaan door Shelley Tailor.
Het onderzoek ging over sociale vergelijking tussen vrouwen met borstkanker en de
copingstijl die ze gebruikten tijdens hun ziekte. 80% van de vrouwen dacht dat ze een betere
copingstijl had dan de andere vrouwen. Ook lieten ze merken dat er altijd anderen waren die
er slechter aan toe zijn dan henzelf. Als ze geen specifiek voorbeeld konden noemen,
bedachten ze zelf wel een individu om zo een sociale vergelijking te kunnen maken die in
hun voordeel uitviel. Het vergelijken met mensen die er slechter aan toe zijn, heet
downward comparisons en dit komt vaak voor bij mensen die bedreigt worden door iets.
,Het is hierbij niet noodzakelijk dat er daadwerkelijk iemand is waarmee vergeleken kan
worden, omdat men anders zelf een cognitieve constructie maken van zo’n individu. Op deze
manier kunnen mensen hoop krijgen, omdat ze zich beter voelen dan anderen en zichzelf
niet als klager hoeven te zien.
Een belangrijk onderzoek in fundamentele psychologie werd gedaan door Kaneman en
Tversky. (Een gerelateerd onderzoek werd ook genoemd bij cognitieve psychologie, dat ging
over de manier waarop mensen verliezen en winsten waarnemen.) Mensen redeneren
vanuit initial endowment: het wel of niet bezitten van het product. Als iemand 20 euro
verliest, wordt dit als erger ervaren dan dat ze het krijgen van 20 euro waarderen. Verlies
wordt dus zwaarder aangerekend dan winst. Dit noemen we loss aversion.
Correspondence between basic and applied social psychology
Er zijn ook overeenkomsten tussen fundamentele en toegepaste psychologie. Ze
ontwikkelen en testen theorieën, gebruiken wetenschap, hebben uiteindelijk hetzelfde doel
en gebruiken dezelfde predictoren voor cognities en gedrag.
1. Ontwikkelen en testen van theorieën: theorieën zijn noodzakelijk voor het begrijpen
verklaren en voorspellen van gedrag. Dit zagen we in het onderzoek van Taylor bij
vrouwen met borstkanker. Kurt Lewin zei: ‘there is nothing so practical as a good
theory’. Een geode theorie is in staat om problemen op te lossen door het
structureren van situaties en het vinden van kritieke factoren. Er kunnen dan
interventies gedaan worden om het gedrag te veranderen. Onderzoek in real-life
situaties draagt bij aan het bevestigen of verwerpen van theorieën. Zo wees een
onderzoek van Van Raaij uit dat mensen minder waarde hechten aan gevolgen op de
lange termijn. Toegepaste psychologen ontdekten echter dat dat niet voor alle
gevolgen geldt, vooral niet met risico’s of gevolgen in de omgeving (milieu).
2. Het gebruik van wetenschap: dit kan onderverdeeld worden in het gebruik van
wetenschappelijke methoden en het vertrouwen op kernwaarden van wetenschap.
Wetenschappelijke methoden zijn gebaseerd op empirische testen; het gebruik van
systematische observaties om ideeën en voorstellen te toetsen. Het toetsen van een
theorie houdt in dat het mogelijk is om de theorie te verwerpen of te steunen. Ook
moet het mogelijk zijn om de resultaten te repliceren. Deze methoden zijn
noodzakelijk om de wetenschap te behoeden voor common sense theorieën.
Onderzoekers zijn ook gebonden aan de ethische standaarden die de APA heeft
opgesteld. Deze standaarden gaan over misleiding, informed consent, inbreuk op
privacy en debriefing. Tot slot zijn er zijn vier kenwaarden van wetenschap: accuracy,
objectivity, scepticism en open-mindedness.
a. Accuracy wijst op de betrouwbaarheid van een meting: er moet zo min
mogelijk error aanwezig zijn, door een juiste meting uit te voeren.
b. Objectivity houdt in dat er een minimale bias is bij het verkrijgen en evalueren
van data. De onderzoeker mag de metingen niet persoonlijk beïnvloeden.
, c. Scepticism houdt in dat een onderzoeker terughoudend moet zijn. Een
resultaat is niet onschendbaar, in een volgend onderzoek kan een ander
resultaat gevonden worden, omdat er een risico ten grootte van alpha is.
d. Open-mindedness wijst naar de wil van de onderzoeker om gevonden
resultaten te accepteren. Ook als ze tegen eerder gevonden resultaten en
theorieën ingaan.
3. Het gebruik van gelijke doelen: zowel fundamentele als toegepaste psychologie
worden geleidt door vier belangrijk doelen van de wetenschap: description,
prediction, causality en explanation.
a. Description wijst naar het identificeren en specificeren van een fenomeen. De
beschrijving van een fenomeen is een belangrijke eerste stap in het begrijpen
ervan, maar het is niet voldoende.
b. Prediction gaat over het begrijpen van fenomenen. De gerelateerde factoren
moeten onderzocht worden en de relatie tussen deze factoren en het
fenomeen. De discussie over correlatie en oorzaak-gevolg komt hier ook weer
naar voren. Men wil de goede predictor onderscheiden, maar daarvoor
moeten ze wel zeker weten of dat de oorzaak is van het fenomeen.
c. Causality is een logisch vervolg op prediction. Het zoeken van de oorzaak-
gevolg relatie is een belangrijke stap in het vinden van de juiste factoren die
het gedrag voorspellen.
d. Explanation wijst op de waaromvraag van een gebeurtenis. Het verklaren van
een gebeurtenis kan gedaan worden door de vorige drie stappen te
doorlopen en een goede theorie te ontwikkelen die voorspellende waarde
heeft.
4. Oorzaken/predictoren van cognities en gedrag: hierin zijn zowel toegepaste
psychologen als fundamentele psychologen geïnteresseerd. Men richt zich op
verschillende factoren en de interactie tussen deze factoren:
a. Individual factors zijn factoren van interpersoonlijke karaktertrekken en
processen. Individuele verschillen hierin spelen een belangrijke rol bij het
nemen van beslissingen en uitvoeren van gedrag.
b. Social factors richten zich op het effect van de meningen en acties van andere
mensen op onze gedragingen en gedachten. We worden sterk beïnvloed door
sociale situaties bij het nemen van onze beslissingen. Slechts fysieke
aanwezigheid van een derde is al van invloed. Ook de studie van Milgram met
het experiment met stroomstoten is hier een duidelijk voorbeeld van. Een
ander voorbeeld is het Stanford prison experiment waarbij de participanten
die gevangenen waren, zich onderdanig gingen gedragen en de bewakers
echte bruten werden.
c. Situational factors zijn factoren in de context die ons beïnvloeden. De
beschikbaarheid van faciliteiten speelt een rol. Als er mogelijkheden zijn om
afval gescheiden in te zamelen, zijn wij eerder geneigd om dat te doen. Ook
, het bystander effect heeft invloed: als er meer mensen aanwezig zijn, is de
kans dat een individu bereid is om te helpen veel kleiner.
d. Cultural factors richten zich op verschillen tussen landen of culturen. Het
gedrag wordt sterk beïnvloed door de normen en waarden die in een cultuur
gelden. Ook de visie die mensen hebben over bepaalde onderwerpen
verschilt per cultuur.
e. Biological factors bevatten de effecten van biologische en genetische
factoren op ons gedrag. Evolutiepsychologie ontwikkelt veel theorieën over
dit domein. Onder andere over voorkeuren die mensen ontwikkelt hebben
vanuit de evolutie en de manier waarop we ons voortplanten.
Features of applied social psychology
Toegepaste sociale psychologie heeft twee belangrijke kenmerken die duidelijk maken dat
men zich vooral richt op het oplossen van sociale problemen: een drive om sociale
problemen te onderscheiden en het oplossen van deze problemen aan de hand van een
inductieve aanpak. Naast deze twee kenmerken zijn er nog vijf andere factoren die een rol
spelen bij toegepaste sociale psychologie:
1. De rol van persoonlijke waarden: een waardenvrije psychologie bestaat niet. De
waarden van de psychologen spelen mee bij het beslissen over het onderzoeksveld.
Wat vindt men belangrijk om te onderzoeken? Deze waarden zijn niet erg, zolang
men zich maar bewust is van de invloed hiervan. Ook is het zo dat de persoonlijke
waarden van psychologen niet altijd overeen komen met die van de onderzochte
personen. Niet iedereen ziet in dat bijvoorbeeld roken een probleem is, dus deze
mensen zien toegepaste psychologen dan ook niet als onderzoekers die de kwaliteit
van leven willen verhogen. Daar moeten onderzoekers zich van bewust zijn.
2. Het gebruik van meerdere theorieën, interventie technieken en
onderzoeksmethoden: toegepaste psychologen gaan probleemgericht te werk, met
een inductieve aanpak. In een inductieve aanpak gaat op zoek naar meerdere
theorieën bij een bepaald probleem. Verschillende factoren die van invloed kunnen
zijn, worden bestudeerd. Een voorbeeld van een theorie is de ‘theory of normative
conduct’. Deze theorie stelt dat gedrag wordt bepaald door injunctieve normen (de
mate waarin gedrag wordt goedgekeurd of afgekeurd) en door descriptieve normen
(de mate waarin gedrag als normaal wordt beschouwd). Er worden niet alleen
verschillende theorieën gebruikt, maar ook verschillende interventietechnieken. Een
effectieve techniek richt zich voornamelijk op de factoren die de oorzaak zijn van het
gedrag. Het onderzoek naar deze factoren kan met verschillende onderzoeksdesigns
worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld een experiment met hoge interne validiteit of een
veldonderzoek met hoge externe validiteit.
3. Een belangrijk onderdeel van toegepaste psychologie is interdisciplinary research:
veel sociale problemen hebben brede vertakkingen in allerlei onderzoeksgebieden
die ook buiten de sociale psychologie vallen. Bijvoorbeeld economische factoren. Er