De eerste toets van onderwijseenheid parodontologie. Maar niet de makkelijkste. Veel ingewikkelde leerstof, die ik toevallig voor jou heb samengevat! Mijn samenvattingen zijn volledig en uitgebreid soms in Jip & Janneke taal uitgewerkt. Succes!
Algemene informatie
Orale micro-organismen
Habitans (bewoners)
- bacteriën - schimmels
- protozoa - archea
- virussen - mycroplasma’s
Virussen kom je niet echt snel tegen in een gezonde orale flora.
Habitat (huis)
- tanden - wang
- sulcus - hard en zacht palatum
- tong - tonsillen
Orale microbiologie
Orale flora = orale microbiota = orale microbioom
In het boek staat je 500 tot 700 soorten hebt, 50 tot 60 procent kun je kweken. Onkweekbare flora
(dus 50 tot 40 procent) kun je detecteren met moleculaire technieken.
Classificatie orale microbioom:
1. gram positief/negatief
2. anaeroob of facultatief anaeroob (in de mond heb je niet strict aeroob)
Oraal ecosysteem
Ecologie = wetenschap die het samenspel tussen organismen en omgeving bestudeert.
Soorten flora:
- Commensale flora = flora wat bij gastheer leeft/meestal op een bepaalde plaats in het lichaam
voorkomt. Dit leeft in harmonie met de gastheer, wanneer verstoring plaats vindt krijg je ziektes
(zoals cariës en parodontitis).
- Transiënte flora = tijdelijk aanwezig (bijvoorbeeld als je gegeten hebt). Dit kan niet uitgroeien omdat
je al aanwezige flora hebt (het zit dus te vol).
Micro omgevingen
Orale habitat + verschillen in micro-omgeving
Iedere micro-omgeving/habitat heeft zijn eigen flora.
Verschillende habitats:
- buccale mucosa = weinig gekoloniseerd
- dorsum tong = papillair oppervlak is sterk gekoloniseerd, dit door het lage redoxpotentiaal, wat de
groei stimuleert van anaerobe flora.
Door zuurstof stijgt de redox potentiaal, bij daling van redox is meer anaeroob. Wanneer het redox
hoog is maar veel anaeroob woont, heeft het te maken met andere soorten moleculen.
- tandoppervlak (supra- en subgingivaal): er is hier altijd een natuurlijke biofilm aanwezig in zowel
gezondheid als ziekte, als je van gezondheid naar ziek gaat krijg je een verschuiving in bacterie
soorten.
- Minder bacteriesoorten op gladde oppervlakten dan in tandpitten en fissuren
- Subgingivaal meer anaeroob dan supragingivaal
- epitheel sulcus en gingivale sulcus: vanaf het tandoppervlak kan de flora naar de sulcus. In de
sulcus zelf kunnen bacteriën ook drijven. De bacteriën in de sulcus hebben een belangrijke rol bij het
ontstaan van (mond)ziektes.
, - beugels en prothesen zijn reservoirs van bacteriën en schimmels
Verschillen in micro-omgeving door….
Anatomische factoren
Bacteriële stagnatie is afhankelijk van vorm tand, locatie op tand etc.
Speeksel
In speeksel zitten eiwitten en glycoproteïnen (suikergroepen).
- Eiwitten uit het speeksel vormt pellikel op het glazuur, dit hebben bacteriën nodig om te hechten.
- koolhydraten en eiwitten zijn de voedselbron voor de bacteriën.
- sommige eiwitten zorgen voor aggregatie/klontering van de eiwitten (dit is eigenlijk voor het
afweersysteem, maar soms zorgt het juist meer voor plaquevorming).
- sommige eiwitten in het speeksel zorgen voor remming van hechting van exogene organismen
(organismen van buiten).
- Daarbij handhaven ze de PH door hun buffercapaciteit.
Gingivale creviculaire vloeistof (vanuit de bloedbaan die in de sulcus terecht komt)
Is je mond gezond, dan heb je een constante aanvoer van deze GCF. Bij ontsteking krijg je meer GCF
omdat bloedvaten daar verwijden en krijg je ook meer moleculen door deze bloedbaan.
Het is afkomstig van serum dus het lijkt op serum. Het beschermd de sulcus door specifieke en niet-
specifieke afweerfactoren erin.
GCF beïnvloedt de ecologie van sulcus:
- Aan de ene kant van de stroom richting van de sulcus; reiniging sulcus.
- Daarbij liggen er eiwitten in met suikergroepen erop. Daarom is in de sulcus ook een voedselbron
voor bepaalde bacteriën.
- Het handhaaft de PH.
- Het heeft afweerfactoren in zich (IgG) en het heeft neutrofielen in zich, waardoor fagocytose kan
plaatsvinden.
Microbiële factoren
Producten van bacteriën kan de groei van andere bacteriën remmen of stimuleren
- Qua adhesie is strenge concurrentie tussen de verschillende micro-organismen. Hierdoor kan niet
alles tegelijkertijd binden aan het oppervlak.
- Daarbij produceert het toxinen, ook de PH beïnvloedt de groei van andere bacteriën.
- Metabole eindproducten (zoals zuren van streptococcus mutans) kunnen voedselbronnen zijn van
andere bacteriën.
- Daarbij kunnen bacteriën samenklonten (co-aggregatie), zowel van eigen als van andere soort.
(fusobacteriëm nucleatum is zo’n bacterie)
Al deze factoren kunnen zorgen voor kolonisatie weerstand, dit remt de groei van exogene
organismen.
Kolonisatie weerstand = commensale flora sluit andere (exogene) buiten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annabelkuijzer1997. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.