Volledige samenvatting Diagnostiek – Klinische psychologie track
Geel gemarkeerd is teruggekomen op het tentamen 2023!
Hoorcollege 1: Start en theoretisch kader + hoofdstuk 1 en 2 van het boek
Leerdoelen:
Je kan verschillende onderzoeksvragen en onderzoekshypotheses formuleren
– rekening houdend met veel voorkomende comorbiditeiten en
differentiaaldiagnostiek, beargumenteerd met relevante literatuur
Je kan passende onderzoeksinstrumenten selecteren (en hebt hier kennis
van), beargumenteerd met relevante literatuur
Je hebt een objectieve weergave van relevante anamnesegegevens en kan
gespreksobservaties herkennen
Je hebt kennis van de weergave van testobservaties, testresultaten en
interpretaties per individuele hypothese
Wat is diagnostiek?
Diagnostiek is een besluitvormingsproces waarin de diagnosticus – in interactie
met de cliënt/patiënt/onderzochte – voortdurend hypothesen formuleert en test,
gepaste instrumenten selecteert en gegevens interpreteert, waarbij hij/zij/hen op
dynamische wijze informatie van verschillende bronnen integreert. (Je moest
aangeven wat er met onderzochte werd bedoelt).
Toepassing diagnostiek
Diagnostiek kent een brede toepassing:
Binnen de klinische GGZ setting (bv. wanneer iemand stemmingsklachten
ervaart)
Binnen de forensische setting (bv. wanneer de rechtbank een
verklaring/advies zoekt over het criminele gedrag van een verdachte)
1
, Binnen de kind en jeugdsetting (bv. wanneer een kind op school tegen
leerproblemen aanloopt)
Een diagnosticus wilt begrijpen welke interne psychische processen en
omgevingsinvloeden ten grondslag liggen aan klachten/problemen van de
cliënt, patiënt of onderzochte (bv. het systeem)
Diagnostische Proces
Diagnostisch onderzoek is een proces dat naast inhoudelijke inzicht op het
gebied van de klinische, forensische of kind & jeugd psychologie, theoretische
kennis en professionele vaardigheden vereist
Het start met de aanmelding en eindigt met de bespreking van het advies
Diagnstische proces volgt de empirische cyclus (volgorde werd gevraagd)
De empirische cyclus bestaat uit een aantal verschillende fasen:
Observeren: De observatiefase bestaat uit het verzamelen van alle
gegevens.
Inductie: De inductiefase bestaat uit het bij elkaar brengen van alle gegevens
en het formuleren van algemene veronderstelling die op deze gegevens
gebaseerd is.
Deductie: De deductie fase bestaat uit het formuleren van specifieke
toetsbare hypotheses en selecteren van instrumenten die de hypotheses
kunnen toetsen.
Toetsing: De toetsingsfase bestaat uit het afnemen van de instrumenten.
Evaluatie: De evaluatiefase bestaat uit het onderzoeken wat de uitkomsten
van de verschillende instrumenten voor de cliënt betekent.
Diagnostische Proces: Anamnese/intake
In de diagnostiek is de anamnese één van de belangrijkste bronnen van
informatie over de klachten of problemen van de cliënt, patiënt of onderzochte
De anamneses/intake bestaat uit het verzamelen van relevante gegevens, bv:
o De levensloopgeschiedenis van de cliënt, patiënt of onderzochte (bij
kinderen de ontwikkelingsanamnese)
o Vragen over het stamgezin/ het verleden (o.a. de schooltijd)
o Vriendschappen en relaties
o Huidige woonsituatie, werksituatie
o Hulpverleningsgeschiedenis; Medische-, persoonlijke- en
gezinsgeschiedenis.
o Het zelfbeeld van de cliënt, patiënt of onderzochte; Het beeld dat
vrienden en/of familie hebben
o Gedrag gedurende het intakegesprek
2
, Dit is een aanvulling op gegevens die al bekend zijn voor het onderzoek (bv.
aanmeldformulieren, verwijzing, doorgestuurde dossiergegevens,
intakevragenlijsten, etc.)
Belangrijk om te onthouden dat het referentiekader van de cliënt centraal
staat krijg een duidelijk beeld van het aanmeldingsprobleem, zoals de
cliënt, patiënt of onderzochte het ervaart, presenteert en formuleert
Vergeet niet wensen/verwachtingen van de cliënt, patiënt of onderzochte in
kaart te brengen
De anamnese/intake eindigt met het formuleren van concrete (hulp)vragen
die aansluiten op de klachten van de cliënt/de visie van de opdrachtgever.
Heteroanamnese: Personen die de cliënt, patiënt
of onderzochte kennen (bv. familieleden, kennissen, docenten of andere
hulpverleners) worden om (aanvullende) informatie gevraagd
Speciële anamnese: In kaart brengen van aard en ernst van specifieke
klachten alsmede luxerende factoren (Wat deed de emmer overlopen?)
Psychiatrische anamnese: in kaart brengen van de subjectieve en
objectieve psychiatrische symptomen (bv. verschijning en psychomotoriek,
aandacht en geheugen, spraak en denken, stemming, etc.)
Biografische anamnese: In kaart brengen van factoren uit de
levensgeschiedenis van de cliënt, die de cliënt beschermen of juist
ontvankelijk maken voor het ontwikkelen van klachten
Sociale anamnese: In kaart brengen van sociale gegevens (bv. huidige
woonsituatie, burgerlijke status, leefstijl met sociale activiteiten, aanwezig
mantelzorgsysteem en overige hulpvoorzieningen, etc.
Ontwikkelingsanamnese: In kaart brengen van probleemgedrag en/of klacht
en het actuele functioneren in context van de ontwikkelingsgeschiedenis
(meer relevant voor kinderen en jeugdigen\bepaalde stoornissen)
Observaties (non-verbaal) gedrag tijdens de anamneses/intake (en het hele
diagnostische process!) zijn belangrijk, bv.: Hoe komt iemand in het contact
over? Wat gebeurt er als de spanning in het gesprek word opgevoerd? Hoe
gedraagt iemand zich?
Voor de anamnese/intake dien je verschillende vaardigheden te
combineren:
o Anamnestische vaardigheden: het verzamelen van relevante
diagnostische informatie
o Gespreksvaardighedeen: voor gespreksvoering
o Observationele vaardigheden
o Cognitieve en analytische vaardigheden: ordenen van informatie,
analyseren van informatie
In diagnostisch onderzoek is het interview een veelgebruikt instrument om op
systematische wijze informatie te
verzamelen
Meestal (semi)gestructureerde
interviews, waarin de vragen en
antwoordopties voor een groot deel zijn
vastgelegd
Doorlopen van een (semi)
gestructureerd interview tot de
vaststelling van een bepaalde
psychiatrische classificatie
3
, Hoofdstuk 1: Introductie
Centrale rol van de clinicus
De centrale rol van de clinicus omvat het beantwoorden van de hulpvraag en het
ondersteunen bij belangrijke beslissingen. De clinicus moet diverse gegevens
integreren en verschillende kennisgebieden gebruiken. De psychometrische
benadering ontstond uit historische en methodologische redenen, vooral in militaire
en industriële contexten, om objectieve intelligentietests te ontwikkelen. De
benadering omvat het gebruik van testbatterijen voor een algeheel beeld van een
persoon, vooral voor intelligentie- en mechanische vaardigheidstests.
De psychometrische benadering is geschikt voor metingen van intelligentie en
mechanische vaardigheden, maar minder geschikt voor persoonlijkheidskenmerken
vanwege hun complexiteit. Persoonlijkheidsevaluatie vereist context, geschiedenis,
observaties en interpersoonlijke relaties. Psychologische assessments zijn nuttig bij
het begrijpen van persoonlijkheid en het ontrafelen van onderliggende problemen in
individuele situaties.
De clinicus speelt een cruciale rol als expert in menselijk gedrag en moet
complexe processen begrijpen en testscores in de context van het leven van de
persoon plaatsen. De clinicus moet bekend zijn met psychometrische kennis en
klinische praktijk, inclusief statistiek, betrouwbaarheid, validiteit, normen, testselectie,
administratieprocedures, diversiteit en ervaring. Het verwerven van deze kennis
vereist relevante cursussen en praktijkervaring.
Patronen van testgebruik in klinische assessments
Psychologische beoordelingen spelen een cruciale rol in klinische praktijken en
zijn geëvolueerd in de loop der jaren. In het verleden waren psychologische tests de
belangrijkste focus van professionele psychologen, maar nu zijn psychologen
betrokken bij diverse activiteiten, waaronder administratie, overleg,
organisatieontwikkeling en directe behandeling. Het scala van
beoordelingsactiviteiten omvat gestructureerde en ongestructureerde interviews,
gedragsobservaties, neuropsychologische beoordeling en gebruik van
beoordelingsbevindingen als onderdeel van het algehele therapeutische proces.
De meest gebruikte tests zijn onder andere intelligentietests, persoonlijkheidstests,
projectieve tests en gedragsbeoordelingsschalen. Het gebruik van gestructureerde
klinische interviews wint aan populariteit voor diagnostiek. Gestructureerde
klinische interviews zoals de Diagnostic Interview Schedule, Structured Clinical
Interview fort he DSM en Renard Diagnostic Interview krijgen meestal de voorkeur
boven psychologische testen.
Neuropsychologische beoordelingen is een een samenvoeging van de
gedragsneurologie en psychometrie en is ontwikkeld om vragen te beantwoorden
zoals de aard van iemands organische tekorten, de ernst van de tekorten, de
lokalisatie van de tekorten en voor het maken van onderscheid tussen functionele
versus organische stoornissen. De twee belangrijkste neuropsychologische
testbatterijen zijn de Luria-Nebraska Neuropsychological Battery en de Halstead
Reitan Neuropsychological Test Battery.
De huidige gedragsbeoordeling omvat metingen van bewegingen (bv.
gedragschecklist en gedragsanalyse), fysiologische reacties (bv. galvanische
huidrespons en elektromyograaf) en zelfrapportages (bv. zelfcontrole, Symptom
Checklist 90-R en assertiviteitsschalen).
4