Deze bundel bevat samenvattingen van het boek Biologie voor jou uit 5HAVO. De volgende hoofdstukken komen in de samenvatting aanbod; H1, H3, H4, H5, H6, H7. Deze samenvatting bevat 27 bladzijdes! Succes met leren.
Biologie H1 stofwisseling
Paragraaf 1. X
Paragraaf 2. Wat is stofwisseling.
Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in de cellen van een organisme.
Organische stoffen:
- Bevatten vaak een of meer atomen van de elementen koolstof (C), waterstof (H) en
zuurstof (O).
- Eiwitten, vetten en glucose.
Anorganische stoffen:
- Bevatten heel veel verschillende atomen.
We kunnen de stofwisselingsprocessen in twee groepen indelen: de assimilatieprocessen en
de dissimilatieprocessen.
Enzymen zijn stoffen die chemische reacties in cellen mogelijk maken.
Assimilatie is de opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen (van
anorganische stoffen of van andere organische stoffen). Door de assimilatie worden
organische stoffen gevormd waaruit een individu bestaat. Deze stoffen worden gebruikt voor
groei, vervanging en herstel en voor het vormen van reservestoffen. Bij assimilatieprocessen
wordt altijd energie gebruikt.
Energie in moleculen noemen we chemische energie.
Dissimilatie is de omzetting van energierijke grote organische moleculen tot kleinere
moleculen. Bij dissimilatie wordt chemische energie omgezet in andere energievormen, zoals
in bewegingsenergie of als warmte.
ATP
De chemische energie uit glucose wordt eerst gebruikt voor de vorming van ATP. Een ATP-
molecuul bevat drie fosfaatgroepen. De bindingen van de tweede en de derde
fosfaatgroepen zijn energierijk. Wanneer de derde fosfaatgroep van ATP wordt afgesplitst,
ontstaat ADP en komt de chemische energie beschikbaar. Het ADP-molecuul en de
fosfaatgroep zijn dan weer beschikbaar om de energie uit dissimilatie tijdelijk vast te leggen.
Paragraaf 3. Dissimilatie
Verbranding is een voorbeeld van dissimilatie.
In elke cel vindt voortdurend dissimilatie plaats, zowel overdag als ’s nachts. Naarmate een
organisme meer energie gebruikt zal erin dat organisme meer dissimilatie plaatsvinden. De
benodigde energie voor organismen is meestal afkomstig van de dissimilatie van glucose.
Glucose kan met zuurstof aeroob of zonder zuurstof anaeroob worden gedissimileerd.
Aerobe dissimilatie van glucose.
De aerobe dissimilatie van glucose vindt voor het grootste gedeelte plaats in de
mitochondriën. Wanneer er voldoend zuurstof in de cel aanwezig is, is de dissimilatie aeroob.
Reactievergelijking van aerobe dissimilatie van glucose is:
C6H1206 + 6O2 6CO2 + 6H2O + energie.
Chemische energie die tijdens de fotosynthese in een glucosemolecuul is opgeslagen, komt
nu weer beschikbaar. Deze energie wordt tijdelijk omgezet in de chemische energie van de
ATP-moleculen.
Anaerobe dissimilatie van glucose.
De meeste soorten organismen kunnen ook glucose dissimileren zonder zuurstof. Ook bij
anaerobe dissimilatie wordt de energie die vrijkomt opgeslagen in de ATP-moleculen.
C6H1206 2CH6O (ethanol) + 2CO2 + energie.
,In organismen wordt niet alleen glucose gedissimileerd maar ook andere koolhydraten,
vetten en eiwitten.
Eiwitten worden bij de dissimilatie eerst gespitst in aminozuren waardoor ammoniak ontstaat
en dat door de mens wordt omgezet in ureum.
Paragraaf 4. Stofwisseling in planten.
Via huidmondjes en luchtholten worden zuurstof en koolstofdioxide door diffusie uitgewisseld
tussen de bladcellen en de langs het blad stromende lucht. Bij de meeste planten zitten de
huidmondjes vooral aan de onderkant van de bladeren. Een huidmondje is omgeven door
twee sluitcellen, deze kunnen het huidmondje openen en sluiten. ’s Nachts zijn vrijwel alle
huidmondjes gesloten.
Over grote afstanden (tussen wortels en bladeren) vindt het transport van stoffen vooral
plaats door stroming. Dit transport vindt plaats via vaten. Vaten lopen van de wortels, via de
stengels naar de bladeren en bloemen.
Bij kruidachtige planten liggen de vaten in de stengels gegroepeerd in vaatbundels. In
bladeren liggen de vaten in nerven. Een vaatbundel bestaat uit houtvaten en bastvaten.
Via houtvaten worden vooral water en mineralen vanuit de wortels, via de stengels naar de
bladeren gevoerd. We noemen dit anorganische sapstroom. Bastvaten vervoeren water en
assimilatieproducten van de bladeren naar alle delen van de plant. Dit wordt organische
sapstroom genoemd.
Het transport van water met opgeloste stoffen, naar andere plantendelen vindt plaats via de
houtvaten. Dit transport is voornamelijk het gevolg van verdamping van water uit de bladeren
en van capillaire werking.
Door de capillaire werking wordt het water in de houtvaten als een soort draad
omhooggetrokken. De capillaire werking is mogelijk doordat de houtvaten nauw zijn.
Worteldruk kan een bijdrage leveren aan de opwaartse kracht van de anorganische
sapstroom. Het ontstaat doordat de plant actief mineralen opneemt, waardoor de osmotische
waarde in de houtvaten hoger is dan die in het bodemvocht dat wordt opgenomen via de
wortelharen.
Overdag wordt er in een plant meestal meer glucose gevormd dan er bij dissimilatie wordt
verbruikt. Het overschot aan glucose wordt gebruikt voor de vorming van zetmeel die tijdelijk
wordt opgeslagen in de bladcellen. Door de omzetting in zetmeel wordt voorkomen dat de
osmotische waarde van de cellen te veel zou stijgen.
’s Nachts wordt het tijdelijk opgeslagen zetmeel omgezet in sacharose (een soort suiker) en
via bastvaten afgevoerd naar andere delen van de plant en deze worden opgenomen via de
organische sapstroom. Sacharose kan worden omgezet in glucose en dat kan worden
verbruikt bij de dissimilatie, veel van deze stoffen worden omgezet als reserve stof.
Grote hoeveelheden reservestoffen worden opgeslagen in de cellen van verdikte delen, die
zich onder de grond bevinden zoals zaden.
Glucose, fructose en sacharose zitten vooral in het vacuole vocht. Glucose en fructose
worden vooral in vruchten opgeslagen, sacharose vooral in wortels en suikerriet.
Vetten zijn opgeslagen als druppels cytoplasma in bijvoorbeeld zaden.
Eiwitten kunnen zijn opgelost in vacuole vocht of in het cytoplasma.
Paragraaf 5. Koolstofassimilatie
Planten zijn autotrofe organismen en nemen anorganische stoffen uit hun milieu op. Twee
van deze anorganische stoffen zijn koolstofdioxide en water, uit deze twee stoffen wordt de
organische stof glucose gevormd. Bij dit proces ontstaat zuurstof, dit proces noemen we
koolstofassimilatie.
Koolstofassimilatie is de vorming van glucose en zuurstof uit koolstofdioxide en
water.
, Koolstofdioxide + water + energie glucose + zuurstof
Links van de pijl staan de stoffen die bij de reactie verbruikt worden en rechts van de pijl de
stoffen die worden gevormd.
Koolstofassimilatie komt alleen voor bij autotrofe organismen.
De energie die wordt gebruikt voor koolstofassimilatie is meestal afkomstig van licht.
Fotosynthese komt voor bij planten en cyanobacteriën, ze zijn foto-autotroof en hebben
chlorofyl. Daarmee zijn ze in staat om de energie uit licht om te zetten in de chemische
energie van glucose. Bij planten zit het chlorofyl in chloroplasten. De glucose die bij de
fotosynthese ontstaat wordt vrijwel meteen omgezet in zetmeel.
Bij fotosynthese wordt licht als energiebron gebruikt voor de vorming van glucose. Elke kleur
heeft een bepaalde golflengte en alle kleuren samen vormen het spectrum.
Als zonlicht op een groen blad valt, wordt vooral het groene licht teruggekaatst en hebben
planten voor ons een groene kleur. De andere kleuren uit het zonlicht worden door bladgroen
geabsorbeerd (opgenomen). De energie van dit geabsorbeerde licht wordt tijdelijk
vastgelegd in ATP-moleculen.
Bij fotosynthese wordt lichtenergie omzet in chemische energie en opgeslagen in
glucosemoleculen.
Het absorptiespectrum van een stof geeft aan in welke mate verschillende kleuren licht door
die stof worden geabsorbeerd.
Paragraaf 6. Voortgezette assimilatie
De vorming van deze andere organische stoffen uit glucose wordt voortgezette assimilatie
genoemd. Bij de voortgezette assimilatie in autotrofe organismen kunnen uit glucose onder
andere vetten en eiwitten worden gevormd. Bij heterotrofe organismen kunnen dit alleen
maar koolhydraten en vetten zijn.
Voor voortgezette assimilatie wordt energie gebruikt die meestal vrij komt door dissimilatie.
De kleine koolhydraat moleculen zijn monosachariden voorbeelden hiervan zijn glucose,
fructose en desoxyribose.
Twee moleculen van monoschariden kunnen zich met elkaar verbinden tot een disacharide
voorbeelden hiervan zijn lactose en sacharose. Moleculen van monosachariden kunnen ook
in grote aantallen aan elkaar worden gekoppeld tot lange ketens. Op deze manier ontstaan
moleculen van polysachariden. In plantaardige cellen kunnen deze worden omgezet in
zetmeel.
Vetten worden ook wel lipiden genoemd.
Een algemeen kenmerk van vetten is dat ze niet mengen met water. Vetmoleculen bevatten
atomen van dezelfde elementen als glucosemoleculen. Alle organismen kunnen dan ook
glucose omzetten in vetten. Bij mensen en warmbloedige dieren worden vetten opgeslagen
in het onderhuidse bindweefsel. Ze worden gebruikt als reservestof en hebben een warmte-
isolerende functie.
Eiwitten worden ook wel proteïnen genoemd. Een eiwitmolecuul bestaat uit een groot aantal
gekoppelde aminozuren.
Alle organismen kunnen eiwitmoleculen opbouwen door aminozuren aan elkaar te koppelen.
Bij de vorming neemt een eiwitmolecuul direct een ingewikkelde, specifieke ruimtelijke
structuur aan. De vorm van deze ruimtelijke structuur is afhankelijk van welke aminozuren er
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper berkeljc. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.