Inhoud
Week 1................................................................................................................................................2
Leesvragen week 1..........................................................................................................................2
Samenvatting boek/artikelen..........................................................................................................6
Aantekeningen hoorcollege 1: Impact van nieuwe media op communicatie................................10
Aantekeningen werkcolleges week 1............................................................................................13
Week 2..............................................................................................................................................14
Leesvragen week 2........................................................................................................................14
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................17
Aantekeningen hoorcollege 2: Het internet, online gemeenschappen en genetwerkte
communicatie...............................................................................................................................21
Aantekeningen werkcolleges week 2............................................................................................24
Week 3..............................................................................................................................................24
Leesvragen week 3........................................................................................................................24
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................28
Aantekeningen hoorcollege 3: Sociale media, zelf-onthulling en digitale identiteit......................29
Aantekeningen werkcolleges (ook opdrachten)............................................................................33
Week 4..............................................................................................................................................33
Leesvragen week 4........................................................................................................................33
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................38
Aantekeningen hoorcollege 4: Onlineplatformen en gebruikers...................................................40
Week 5..............................................................................................................................................44
Leesvragen week 5........................................................................................................................44
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................46
Aantekeningen hoorcollege 5: Personalisatie...............................................................................47
Week 6..............................................................................................................................................52
Zelfbedachte leesvragen week 6...................................................................................................52
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................53
Aantekeningen hoorcollege 6: Big Data + Bots.............................................................................55
Week 7..............................................................................................................................................59
Zelfbedachte leesvragen week 7...................................................................................................59
Samenvatting boek/artikelen........................................................................................................60
Aantekeningen hoorcollege 7: Mobiele en speelse communicatie...............................................62
Aantekeningen werkcolleges week 7............................................................................................65
,Week 1
Leesvragen week 1
Baym – Hoofdstuk 1
1. Baym specificeert zeven kernconcepten.
a. Welke zijn dit?
Interactiviteit (interactivity), temporele structuur (temporal structure), sociale cues
(social cues), opslag (storage), reproduceerbaarheid (replicability), bereik (reach) en
mobiliteit (mobility).
b. Wat betekenen al deze concepten? Worden er heldere definities gegeven?
Interactiviteit: Het gaat hierbij vooral om sociale interactiviteit (de mogelijkheid van
een medium voor sociale interactie tussen groepen of individuen), maar ook om
technische interactiviteit (gebruikers hebben invloed op medium) en tekstuele
interactiviteit.
Temporele structuur: Hierbij gaat het erom dat communicatie zowel synchroon als
asynchroon kan plaatsvinden. Bij synchrone communicatie gaat het veelal om bellen,
face-to-face gesprekken, directe berichten. Bij asynchrone communicatie gaat het
vaak om e-mails, voicemail, waarbij er tijd zit tussen de berichten.
Sociale cues: Cues zijn belangrijk voor het interpreteren van boodschappen en het
creëren van een sociale context waarin berichten waardevol zijn. Denk hierbij aan
contextuele, visuele en auditieve cues. Bij digitale media zijn er vaak minder cues. Een
voorbeeld met veel cues is Skype, een voorbeeld met weinig cues is SMS.
Opslag: Het behoud van berichten op servers of harde schijven in tijd.
Reproduceerbaarheid: De mogelijkheid van het maken van kopieën van berichten.
Bereik: Media kunnen variëren in het publiek dat ze kunnen bereiken of
ondersteunen. Voorbeeld groot bereik = twitter, klein bereik = snapchat.
Mobiliteit: Media kunnen variëren in hoeverre ze verplaatsbaar zijn. Vaak kunnen
mensen berichten ontvangen en verzenden zonder op een specifieke plek te zijn. Zo
kun je een PC niet overal mee naartoe nemen, maar een laptop wel.
c. Waarom onderscheidt Baym de concepten?
Deze zeven concepten helpen ons meer te begrijpen over de overeenkomsten en
verschillen tussen face-to-face communicatie en gemedieerde interactie, als ook over
de variatie tussen de verschillende soorten digitale interacties.
2. Baym beweert dat met de opkomst van digitale media de grenzen tussen publiek en privé aan
het veranderen zijn.
a. Wat bedoelt Baym hiermee?
We kunnen overal worden bereikt voor communicatie, waar je ook bent. Sommige
mensen vinden dat hiermee hun privacy is aangetast.
b. Noem een eigen voorbeeld van een online platform waarin het onderscheid tussen
publiek en privé aan het vervagen is?
Een voorbeeld is Snapchat. Hierbij stuur je foto’s/filmpjes naar mensen in je
vriendenlijst, dit is dus ook wel privé. Maar mensen kunnen hier screenshots van
maken en deze verspreiden, waardoor het publiek kan worden.
3. Baym bespreekt het ‘vroege’ internet.
a. Hoe karakteriseert Baym het ‘vroege’ internet?
Het internet was niet gemaakt als een persoonlijk communicatie medium, maar
gemaakt om militaire kennis te beschermen. Maar al snel werd internet voor veel
meer gebruikt. Eerst waren er weinig social cues op het internet (alleen tekst) en
, werd het eigenlijk vooral gebruikt voor email. Later ontstonden er ook dingen als
‘Talk’ en ‘IM’, een soort MSN. En nog wat jaren later kon je ook met elkaar gamen op
het internet.
b. Aan welke online media vormen koppelt Baym deze?
Talk, email, games
c. De opkomst van welke nieuwe media vormen ziet Baym als essentieel in de
verschuiving van het vroege internet naar het Web en mobiele telefonie?
World Wide Web (met daarin blogs, wiki’s, sociale netwerksites, video’s,
afbeeldingen, etc.), blogs, Active Worlds.
d. Baym refereert aan het werk van Jose van Dijck om deze verschuiving te begrijpen.
Wat bedoelt Van Dijck met het idee dat connectie ten prooi gevallen is aan
connectiviteit.
Er lijkt nu ook vooral een connectie te zijn tussen bedrijven/platforms en de
gebruikers. Platformen zijn niet enkel alleen maar nog bedoeld voor de gebruikers. Er
wordt bijvoorbeeld nu reclame gebruikt, en gekeken naar wat men interessant vindt.
Baym – Hoofdstuk 2
4. Baym beschrijft dat de betekenis die mensen verbinden aan technologie (bijv. in film)
reflectief is?
a. Beschrijf in eigen woorden wat Baym hiermee bedoelt.
Mensen zullen wat ze zien in films terugreflecteren naar hun eigen wereld. Ze zullen
kijken in hoeverre de film overeenkomt met de werkelijkheid, maar dat ook wat men
ziet in de film mogelijk waarheid wordt.
b. Illustreer je antwoord op vraag a aan de hand van een voorbeeld.
5. Baym onderscheidt drie belangrijke benaderingen die het vraagstuk betreffende de relatie
tussen maatschappelijke en technologische verandering op een andere manier onderzoeken.
a. Welke drie benaderingen zijn dit?
Technologisch determinisme, social shaping perspectief en de sociale constructie van
technologie.
b. Hoe wordt de ‘causal flow’ tussen technologie en maatschappij door ieder van deze
drie benaderingen op een andere manier begrepen?
Bij de benadering van het technologisch determinisme verandert de wereld door de
technologieën. Dit is een duidelijke causale relatie. Bij de benadering van het sociaal
constructie zorgen mensen voor de verandering. Zij staan aan het begin van de
causale relatie. Bij de benadering van social shaping beïnvloeden technologieën en
mensen elkaar. Het gaat beide kanten op.
6. Baym identificeert een aantal terugkerende thema’s gehanteerd door populaire media om de
impact van nieuwe media, het internet in het bijzonder, op de maatschappij te vatten.
a. Geef een eigen voorbeeld van een film, tv/netflix-serie of ander ‘populaire’ media
vorm waarin nieuwe media worden gekoppeld aan sociaal-maatschappelijke
consequenties.
Voorbeeld is Nosedive. Samenvatting hiervan: Nosedive is a satirische ‘black mirror’
productie over een vrouw die in een (toekomstige?) wereld leeft waarin de waarde
van mensen wordt bepaald door de scores die men elkaar toekent op sociale media.
De hoogst haalbare score is vijf sterren, dit zijn de meest populaire en tegelijk meest
bevoordeelde leden van de samenleving. Iedereen onder drie sterren wordt met de
nek aangekeken en is eigenlijk een sociale paria. We volgen de belevenissen van een
vrouw, Lacie Pound, een sociale en populaire ‘lage vier’ (sterren), die wanhopig haar
score op sociale media omhoog probeert te krikken. Een doorbraak lijkt nabij als zij
, als eerste bruidsmeisje wordt gevraagd door Naomi (vijf sterren). Het geven van
sterren gebeurt op telefoons. Dit is dus ook wel een dystopie over nieuwe media.
b. Baym onderscheidt dystopische van utopische retoriek aangaande technologisch
deterministische uitingen in de media. Wat is het verschil tussen beide? Wat voor
verschillende thema’s koppelt Baym aan beide?
Bij dystopische retoriek gaat het om negatieve dingen en bij utopische retoriek
positieve dingen. Problemen over de authentiekheid van gemedieerde communicatie
en relaties, de kwaliteit van gemedieerde interacties, het vormen van nieuwe relaties,
de effecten van anonimiteit en de effecten op bestaande hechte relaties.
c. Zijn de sociaal-maatschappelijke consequenties uit je eigen voorbeeld utopisch of
dystopisch van aard? Oftewel, worden er verlangens of angsten geprojecteerd op
nieuwe media in het voorbeeld dat je hebt gekozen?
Dystopisch. Het gaat om een van de angsten van de nieuwe media, in de zin dat
iemand zijn zelfwaarde laat afhangen van hoe hij wordt gezien door anderen op
social media. Het lijkt vooral te gaan om overal mooie foto’s van te maken van de
leuke dingen die je meemaakt en de minder leuke dingen te vergeten. De
hoofdpersoon van de film ervaart geen oprechte relaties meer.
7. Baym koppelt de SCOT benadering aan het bestuderen van zowel de productie- en
gebruikskant van technologie.
a. Wat is volgens Baym de rol van producenten en gebruikers in de sociale constructie
van technologie?
Designers/ontwikkelaars hebben bepaalde ideeën hoe technologieën worden
gebruikt en kunnen dit duidelijk maken aan de gebruikers, maar vaak is het anders
dan hoe gebruikers uiteindelijk hier gebruik van maken. Zoals bijvoorbeeld de
telefoon of SMS. Was eerst ander idee bij, maar uiteindelijk ging men het op een
andere manier gebruiken.
b. Op welke onderdelen verschillen deze van elkaar?
Producenten ontwikkelen affordances voor bepaald doelgebruik, en gebruikers
gebruiken affordances op een bepaalde manier, soms anders dan verwacht.
8. Zoals ook uit de eerdere vragen blijkt, hecht Baym belang aan het idee dat communicatie
over nieuwe technologieën vaak een nog belangrijkere rol speelt dan de technologie zelf in
het vormen van het gebruik en de effecten van deze technologieën.
a. Baym koppelt deze communicatie over het mogelijk effect van technologie aan het
begrip moral panic. Wat houdt dit begrip precies in? Kan je een voorbeeld noemen
van een moral panic anders dan die benoemt door Baym?
Bij dit begrip gaat het erover dat mensen bang zijn dat het moraal zal verminderen
door de nieuwe technologieën.
b. Wat is volgens Baym de relatie tussen het fenomeen moral panic en communicatie in
de media over technologie?
Communicatie over technologieën heeft invloed op het gebruik en de effecten van
nieuwe media. Wanneer er sprake is van moral panic dan wordt dit door
communicatie verspreidt en kan dit invloed hebben op het gebruik en de effecten van
nieuwe media. Door communicatie kan moral panic ook afnemen.
9. Baym introduceert de social shaping benadering als een soort van ‘middle ground’ tussen
technologisch determinisme (TD) en sociaal constructivisme (SC). Wat bedoelt Baym met het
idee van een middenweg en hoe koppelt ze dit aan het begrip affordances?
De social shaping benadering gaat ervanuit dat zowel technologieën als mensen invloed
hebben op elkaar. Het is dus niet dat alleen technologieën invloed hebben op mensen of