Week 1
Van Klink e.a, ‘Recht in context; naar een brede academische vorming van juristen’
Dit artikel is een pleidooi voor een academische verbreding van de universitaire
rechtenstudie waarbij het recht wordt bestudeerd in een bredere, sociale, morele en
theoretische context. Meer activerende en alternatieve werkvormen die studenten
stimuleren zelf na te denken en het recht vanuit verschillende perspectieven zien.
Volgens Richard Susskind zal het traditionele juridisch handwerk steeds meer uitbesteed of
gedigitaliseerd worden. Daarnaast lijkt de arbeidsmarkt steeds meer behoefte te hebben aan
een zogeheten T-shaped lawyer die vanuit een grondige kennis van de eigen discipline (de
staander) in staat is samen te werken met professionals uit andere disciplines (de ligger). Dit
zorgt ervoor dat de accenten anders gelegd worden en dat kan leiden tot een betere bijdrage
aan de praktijk. Een reflexieve benadering!
Er zijn 4 niveaus van kennisverwerving te onderscheiden: incidenten, structuren, systeem en
omgeving.
1. Casus waaruit een rechtsvraag uit moeten destilleren die ze beantwoorden aan de
hand van het recht (basisniveau).
2. Structureren: casos wordt geplaatst in een groter, meer abstract probleem ook
systematiek van het rechtsgebied
3. Analyse van en reflectie op het recht als systeem. Hoe is het recht opgebouwd? Welke
methoden van rechtsvinding bestaan en hoe gaat het recht om met spanningen
tussen fundamentele beginselen en uitgangspunten zoals vrijheid, gelijkheid en
solidariteit.
4. Studie van het recht in een bredere wetenschappelijke en maatschappelijke context.
Politiek en economie. Kan het recht tegemoet komen aan de eisen van de
maatschappij? Wat zijn de effecten van het recht op de maatschappij etc.
Verbreding van academisch karakter, daar pleiten de auteurs voor de jurist als academicus
neemt het recht niet enkel als gegeven aan, maar begrijpt dat er onder het recht en in de
toepassing ervan keuzes liggen die normatief van aard zijn en die in relatie staan tot keuzes
en ontwikkelingen in andere systemen, zoals het politieke en economische systeem. Niet
alleen black-letter law bestuderen.
Redenen waarom het academische karakter van universitair juridisch onderwijs verbreed
moet worden:
A. Stelt de student beter in staat zich te ontwikkelen tot een T-shaped lawyer.
B. Academische verbreding daagt de student uit en kan zijn kritisch vermogen vergroten
C. Uit het oogpunt van maatschappelijke ontwikkelingen en de daarmee gepaard
gaande verantwoordelijkheid als de rechtsontwikkeling
A. Theorie en (rechtspraktijk)
3 ‘aanjagers’ van verandering in het recht:
- De uitdaging van ‘more-for-less’. Juridische dienstverleners worden steeds meer
gedwongen meer werk te leveren voor minder geld.
- Liberalisering: nieuwe categorieën juridische dienstverleners die beter in staat zijn
tegemoet te komen aan de wensen van cliënten. Juristen zijn onvoldoende in staat
, om samen te werken met andere professionals bij gebrek aan kennis van de andere
disciplines
- Informatietechnologie: automatisering en digitalisering van de juridische
dienstverlening. Het wordt een consumptiegoed.
Er moet naast het verwerven van juridische kennis en de toepassing daarvan op een casus
meer ruimte komen voor inzicht en oordeelsvorming. De T-shaped lawyer heeft niet alleen
kennis van het recht en van andere disciplines, maar is in de benadering van de auteurs ook
in staat om kritisch op deze kennis te reflecteren vanuit verschillende (normatieve,
conceptuele, methodologische en empirische) gezichtspunten.
B. Uitdagend onderwijs
Het is belangrijk dat studenten uitgedaagd worden en kritisch leren deken (Stolker). Deze
kritische benadering bereik je niet door het reproduceren van de doctrine en de toepassing
daarvan op concrete gevallen. Door het recht te presenteren als een debat of een
argumentatieve praktijk in plaats van als een omschrijving die in steen gebeiteld lijkt, krijgt
de student oog voor de argumenten die ten grondslag liggen aan de doctrine en daarmee
een ruimere blik op het recht.
Een jurist moet de neutraliteit en de rechtvaardigheid van het recht niet als gegeven
beschouwen. Dit kan leiden tot ‘cognitieve dissonantie’. Dit houdt in dat we blind zijn of
worden voor de negatieve (rechtmatige) effecten die recht met zich mee kan brengen, en dat
we onze kritische blik slechts aanwenden voor illegale of onrechtmatige gedragingen.
C. Rechtsontwikkeling
Studenten moeten leren een reflexieve houding aan te nemen. Dit houdt in dat we
informatie over maatschappelijke problemen dienen te verwerken tot kennis om vervolgens,
voor zover mogelijk, de blinde vlekken te ontdekken over het recht en de functie ervan ten
aanzien van die problemen. Met ‘blinde vlekken’ bedoelen de auteurs de aannames en
veronderstellingen die wij als rechtswetenschappers vanzelfsprekend achten. Een reflexieve
houding stelt studenten in staat deze aannames en vanzelfsprekendheden te heroverwegen
en te komen tot een nieuw normatief kader. Het recht staat dus niet alleen ten dienste van
het oplossen van ‘bekende’ problemen maar er moetne ook nieuwe, creatieve oplosssingen
worden gevonden voor tal van regionale, nationale en mondiale uitdagingen.
Alternatieve werkvormen: Skeptical Legal Education, ITAC methode, Law in action
3 voorbeelden van Law in action:
- Learning by playing
- Visuele middelen
- Directe confrontatie
Belangrijk is dat we zien dat het recht aanleiding geeft tot verschillende interpretaties en dat
er derhalve keuzes gemaakt moeten worden. Niet alleen juridisch-dogmatische argumenten,
maar ook rechtstheoretische, politieke, empirische en etnische overwegingen. Hiermee is de
rechtspraktijk gediend. De jurist van morgen is geen juridisch specialist, maar een breed
, geschoolde academicus die het recht in een ruimere context kan plaatsen en kan meedenken
over wetenschappelijke en maatschappelijke uitdagingen van de toekomst.
W. Twining - law in context, enlarging a discipline
Schrijver haalt een eigen voorbeeld aan en noemt het ‘the camel in the zoo’. Na zijn
afstuderen gaat hij les geven op een universiteit in Afrika (Soedan). Hij gaat common law
uitleggen. Hij behandelt een aantal leerstukken, zo ook de aansprakelijkheid voor dieren. Hij
behandelt een casus waarin een kameel een bezoeker bijt en dan vraagt een student aan
hem: ‘Why was the camel in the zoo?’. Het is eigenlijk een idiote casus. In Afrika lopen
kamelen vrij rond, dus is het al een rare casus dat het dier is opgesloten. De casus is ‘niet
mogelijk’ in Afrika. De strekking van deze casus voor Twinning was dat het recht in dit geval,
the common law, eigenlijk alleen begrepen kan worden in de context waarin het ontwikkeld
en wordt toegepast. Hij is de aanhanger van het contextualisme. Het recht kan alleen
bestudeerd worden in de context waarin het zich afspeelt. In Afrika wordt heel anders tegen
deze casus aangekeken dan in Europa. Bij het bestuderen van het recht dient altijd gekeken
te worden naar de context.
Week 2
Ernest J. Weinrib – Corrective Justice: Can law survive legal education
Legal education exists at the confluence of three activities:
1. the practice of law
2. the enterprise of understanding that practice
3. and the study of law’s possible understandings within the context of a university.
These three activities exercise a reciprocal effect on one another. On the one hand, the
practice of law supplies the materials that are to be understood through university study. On
the other hand, that practice is transformed by the very enterprise of articulating
understandings of it. Scholars are not merely the passive recipients of the law’s materials.
Rather, their understandings influence the practice by making practitioners conscious of the
possibilities that are implicit in it.
The central challenge that has faced legal education since it was wrested from the legal
profession and lodged in the universities3 has been how to integrate the three activities. The
relation between the practice and the university study of law has proved particularly
problematic. One influential critique of legal education laments the growing disjunction
between them.
Auteur van mening is dat: The university exists as a locus for the study of law not for the sake
of the legal profession, but because law is a component of the intellectual inheritance of
civilization. A disjunction between the practice of law and the university study of law is
troubling because it suggests that the university study of law actually has no object, that is,
that it is the study of nothing, similar to the zoological study of unicorns. Universitaire studie
heeft namelijk een ‘definite object’ nodig: het moet een studie zijn van iets. Dat kan ook ‘the
practice of the law’ zijn. For only when the understanding of the law is common to the law as
practiced and as studied is there no disjunction between legal education and the practice of
law.
Hij bekritiseerd het standpunt dat ‘the law is tob e explained instrumentally’. Hij is van