Inhoudsopgave
Hoorcollege 1a: 04-09-2017...............................................................................................................2
Hoorcollege 1b: 06-09-2017...............................................................................................................8
Hoorcollege 2a: 11-09-2017.............................................................................................................15
Hoorcollege 2b: 13-09-2017.............................................................................................................23
Hoorcollege 3a: 18-09-2017.............................................................................................................27
Hoorcollege 3b: 20-09-2017.............................................................................................................32
Hoorcollege 4a: 25-09-2017.............................................................................................................38
Hoorcollege 4b: 27-09-2017.............................................................................................................43
Hoorcollege 5a: 02-10-2017.............................................................................................................48
Hoorcollege 5b: 04-10-2017.............................................................................................................55
Hoorcollege 6a: 09-10-2017.............................................................................................................61
Hoorcollege 6b: 11-10-2017.............................................................................................................71
Hoorcollege 7a: 16-10-2017.............................................................................................................77
Hoorcollege 7b: 18-10-2017.............................................................................................................83
1
,Hoorcollege 1a: 04-09-2017
Uitspraken moet je met naam, toenaam en rechtsregel kennen tijdens het tentamen. In het
tentamen wordt soms de rechtsregel van een uitspraak genoemd, als je dan de naam van de
uitspraak geeft, dan krijg je daar punten voor.
Van der Hoeven: drie dimensies van het bestuursrecht, de wordingsgeschiedenis van het
bestuursrecht. Hij beschrijft de normering van drie dimensies van het bestuursrecht.
1. Legitimatie van het gezag: onderwerp dat raakt aan het staatsrecht. Hoe ga je als
groep door het leven? Wat doe je als individu en wat doe je als groep? Dat hangt van
de cultuur af. De collectieve aanpak in bijv. Nederland is groter dan in de Verenigde
Staten. Wie heeft er macht, en als je macht hebt, waar haal je het recht vandaan om
over anderen te regeren? Twee theorieën: macht komt van god / macht komt van het
volk. Wederkerigheid: er moet voor beide partijen wat inzitten. Als burger van een
oude Romeinse stad mocht je deelnemen aan het bestuur van de stad. Je moest wel
belasting betalen en soldaat worden. Dan mocht je meedoen. Denk aan het stelsel
van leenheer en leenman, stadsrechten, etc.
2. Instrumentatie: organisatie van de overheid en de middelen die de overheid ter
beschikking staan. De overheid opereert altijd in het algemeen belang, dat is de
doelstelling. Als je een doelstelling hebt, heb je een organisatie nodig om die
doelstelling te bereiken. Kenmerkend voor een organisatie is dat er meerdere actoren
zijn en die moeten komen tot een taakverdeling. Een organisatie heeft ook middelen
nodig, in dit kader zijn juridische middelen erg belangrijk. Tevens verricht de overheid
ook veel feitelijke handelingen, zoals het aanleggen van wegen en het bouwen van
dijken.
3. Machtsuitoefening: het gebruik van die instrumenten door die organisatie.
Normeringskwestie: aan welke normen moet je je houden? Die zijn van toepassing
wanneer je beschikkingen neemt. Is dat anders bij subsidies dan bij vergunningen?
Daar moet je over nadenken.
Bestuursrecht 2 gaat vooral over de tweede en derde dimensie: de instrumenten en de
normen die van toepassing zijn. Bestuursrecht 3 zijn de toetsingsnormen voor de rechter van
belang.
Normen:
- Rechtsbeginselen
- Wettelijke normen
- Algemene beginselen van behoorlijk bestuur: zijn voor een deel wettelijk verankerd,
maar deels ook ongeschreven.
- Behoorlijkheidsnormen: vooral door de ombudsman gebruikt. Komt tentamenvraag
van, komt laatste college aan bod. Onbehoorlijk handelen zonder dat het per se
onrechtmatigheid betekent.
2
,Ratio normen:
- Rechtsbedeling: belang van normen: mensen krijgen waar ze recht op hebben.
- Gelijke behandeling: voorkomen van willekeur. Er is sprake van machtsconcentratie,
dan is er de verleiding om te komen tot machtsmisbruik, nepotisme, voortrekken. Dat
mag niet.
- Communicatie en transparantie: goed communiceren, luisteren, serieus nemen
- Transparantie: duidelijk zijn, dat mensen snappen hoe het in elkaar zit. Wie is wie en
wat mag diegene doen?
- Sociale cohesie: groep waar de overheid voor staat moet je bij elkaar houden, er mag
geen kloof ontstaan tussen overheid en burger. Dat is slecht voor de samenleving.
Rechtsbeginselen gelden voor het hele recht. Legaliteit is iets een uitzondering, typisch
publiekrecht. De andere beginselen spelen ook op andere terreinen.
- Legaliteit
- Rechtsgelijkheid
- Rechtszekerheid
o Formeel: kenbaar, duidelijk en begrijpelijk
o Materieel: honoreren gerechtvaardigd vertrouwen
o Materieel: geen terugwerkende kracht.
- Evenredigheid
Verschil tussen rechtsbeginselen en wettelijke regels: rechtsbeginselen staan voor een
bepaalde waarde, dat zijn een intermediair: brug tussen waarden en regels.
Rechtsbeginselen zijn vaag, betekenis hangt af van de betekenis van het geval, ingevuld
worden door bijv. wettelijke regelingen. Ze gaan ook over de waarom-vraag en hebben een
open einde. Je kunt een casus hebben met verschillende rechtsbeginselen, die kunnen in de
casus dan tegengesteld uitwerken.
Mensen die een toezegging hebben gekregen in de P.I. dat ze een hogere schaal
benoemd worden, zwart op wit. Dan gaat het vertrouwensbeginsel werken,
gerechtvaardigde verwachtingen. Moeten die worden gehonoreerd? En dan komt het
gelijkheidsbeginsel, is gedaan aan bepaalde personen en niet aan andere personen in
dezelfde schaal. Moeten die andere mensen dan ook naar die hogere schaal?
Rechtsbeginselen is geen probleem: je gaat de waarden en beginselen tegen elkaar afwegen.
Dat kan niet bij conflicterende voorschriften, dan moet je een keuze maken welke voorgaat.
Is er één van een hogere orde dan de andere? Of gaat nieuw voor oud? lex specialis regel, je
moet een keuze maken. Dat is een belangrijk verschil.
Rechtsbeginselen functie:
- Justificatie
- Interpretatie
- Aanvullende functie
- Begrenzende functie: soms moet je wettelijke voorschriften buiten toepassing laten
omdat ze in strijd zijn met een rechtsbeginsel dat van hogere orde is dan een wettelijk
voorschrift. Maar dat geldt niet voor formele wetgeving, zie landbouwvliegers arrest.
3
, Abbb zijn de beginselen voor de overheid. Rechtsbeginselen gelden over de volle breedte
van het recht, voor iedereen. abbb’s gelden alleen in het bestuursrecht speciaal ten opzichte
van het openbaar bestuur. Onderscheid tussen formele en materiële eisen.
Behoorlijkheidsnormen: dit zijn de ombudsnormen, staan op de website.
Juridische normen:
- Rechtsbedeling: mensen moeten krijgen waar ze recht op hebben. Aanspraken moet
je waar kunnen maken
- Gelijke behandeling
- Duidelijkheid van de beschikkingen, dat mensen snappen waarom de beslissing is
genomen, met name bij ongunstige beslissingen.
- Communicatie: invulling van het bestuursrecht door hoorrecht, inspraakprocedure.
- Transparantie
- Sociale cohesie
Laatste twee worden niet uitdrukkelijk in het recht gebruikt, meer in de psychologie en de
media, maar eigenlijk is het voor juristen niets nieuws, formele beginselen gaan allemaal
over transparantie, alleen dan in de juridische vertalen ervan.
Good governance (multidisciplinair): governance kom je tegen wanneer het gaat over
besturen. Overheid wordt ook bestuurd. Normen zijn van toepassing.
- Participatie: gaat om een inspraakprocedure
- Multidisciplinair: sociologen en economen bemoeien zich er ook mee. Het recht stelt
soms keiharde eisen waar je je aan moet houden. Dat gaat soms verloren door de
multidisciplinaire kijk. Je kunt niet ‘iets minder rechtmatig, iets meer efficiëntie’, daar
houden juristen niet van.
Besluitvormingsrecht:
- Legaliteit is belangrijk. Kenmerkende verschil privaat en bestuursrecht: in
bestuursrecht geldt het legaliteitsbeginsel, je mag niks totdat iets is toegestaan in de
wet. In het privaatrecht is het precies omgekeerd, je mag van alles tenzij het niet
mag. Dat zijn fundamenteel verschillende uitgangspunten.
o Er worden eenzijdige beslissingen opgelegd. Er is geen wilsinstemming,
daarom moet duidelijk zijn wie dat beslist en waarom dat mag.
- Keuzeruimte: beoordelings- en beleidsvrijheid. Rol van het specialiteitsbeginsel. We
gaan ervan uit dat je die leerstukken (specialiteitsbeginsel, beoordelingsruimte,
beleidsvrijheid) tot in de details beheert. Zelf doorlezen!
Gelede normstelling: wetgeving komt op verschillende niveaus tot stand. Er wordt
doorgedelegeerd naar beneden, het komt gelaagd tot stand. Wie stelt de norm vast? Kijk ook
naar de discretionaire bevoegdheden.
4