Dit document is een masterscriptie, geschreven aan de universiteit van Tilburg voor de opleiding fiscale economie.
Het onderwerp van de scriptie is de renteaftrekbeperking van art. 10a
Wet Vpb 1969 bij uiteindelijke externe financieringen.
De hoofdvraag luidt als volgt:
"In hoeverre wordt...
De renteaftrekbeperking van art. 10a
Wet Vpb 1969 bij uiteindelijke externe financieringen.
Auteur Janou Soers
ANR 764850
Studentnummer 1267002
Thesisbegeleider L.S. Rijff
Bachelor Thesis Fiscale Economie
Examencommissie Prof. mr. N.C.G. Gubbels
Dr. A.W. Hofman
,Lijst van afkortingen
In deze thesis zijn de volgende afkortingen gebruikt:
Afkorting Betekenis
A-G Advocaat-Generaal
Art. Artikel
BNB Beslissingen in belastingzaken Nederlandse Belastingrechtspraak
etc. et cetera
HR Hoge Raad der Nederlanden
jo. Juncto
MBB Maandblad Belasting Beschouwingen
MvA Memorie van Antwoord
MvT Memorie van Toelichting
nr. nummer
NV Nader Verslag
NnNV Nota naar aanleiding van het verslag
NnavNV Nota naar aanleiding van het nader verslag
NvW Nota van wijziging
p. pagina
r.o. Rechtsoverweging
Stb. Staatsblad
Stcrt. Staatscourant
t/m tot en met
V-N Vakstudie-Nieuws
Wet IB 2001 Wet Inkomstenbelasting 2001
Wet Vpb Wet op de Vennootschapsbelasting 1969
WFR Weekblad Fiscaal Recht
2
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding. 4
§1.1 Inleiding 4
§1.2 Probleemstelling 6
§1.3 Verantwoording van de opzet 6
Hoofdstuk 2 De structuur, doel en strekking van art. 10a Wet Vpb 1969. 8
§2.1 Inleiding 8
§2.2 Doel en strekking van art. 10a Wet Vpb 1969 8
§2.3 Lid 1 van art. 10a Wet Vpb 1969 10
§2.3.1 Art. 10a Wet Vpb 1969 in het algemeen 10
§2.3.2 Besmette rechtshandelingen 11
§2.3.3 Rechtens dan wel in feite direct of indirect 15
§2.3.4 Verbonden lichaam en verbonden natuurlijk persoon 17
§2.4 Tussenconclusie. 19
Hoofdstuk 3 Lid 3 van art. 10a Wet Vpb 1969. 20
§3.1 Inleiding 20
§3.2 Tegenbewijsmogelijkheden 21
§3.2.1 De dubbele zakelijkheidstoets 21
§3.3 De onzakelijke omleiding 26
§3.3.1 Parlementaire behandeling 26
§3.3.2 Beleid 27
§3.4 Relevante jurisprudentie 29
§3.4.1 Het Mauritius-arrest 29
§3.4.2 Het Italiaanse Beursvennootschapsarrest 30
§3.5 Tussenconclusie 33
De Nederlandse Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 kent een verschillende fiscale behandeling
tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Dit verschil kan voor bedrijven bepalend zijn in hun
keuze voor een bepaalde financieringsvorm. De vergoeding van vreemd vermogen (rente) is voor de
1
debiteur namelijk aftrekbaar van de winst , de vergoeding van eigen vermogen (dividend) is
2
daarentegen niet aftrekbaar, maar juist belast met vennootschapsbelasting. Bedrijven hebben hierdoor
over het algemeen een voorkeur voor financiering met vreemd vermogen. Als gevolg van deze
verschillende behandeling passen belastingplichtigen allerlei fiscale constructies toe om zoveel
mogelijk aftrekbare rentekosten te creëren.
Eind jaren ’80 is om die reden een reeks aan zogenoemde winstdrainage jurisprudentie ontstaan.
Winstdrainage houdt in dat belastingplichtigen structuren opzetten waarbij op gekunstelde wijze
rentekosten worden gecreëerd die leiden tot aftrek in Nederland, terwijl de rentebaten nauwelijks tot
niet worden belast.3 Om deze structuren tegen te gaan heeft de wetgever onder andere op 1 januari
4
1997 de antimisbruikbepaling art. 10a Wet Vpb 1969 in het leven geroepen. Het doel van dit artikel is
om uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag tegen te gaan.5
Uit art. 10a Wet Vpb 1969 volgt dat indien er een lening wordt verstrekt aan een verbonden lichaam of
aan een verbonden persoon ten behoeve van een ‘besmette rechtshandeling’, de rente van deze lening
niet aftrekbaar is van de winst.6 In het derde lid zijn echter een tweetal uitzonderingen opgenomen die
7
renteaftrek alsnog mogelijk maken. Een van die uitzonderingen is de dubbele zakelijkheidstoets. De
belastingplichtige moet voor toepassing aannemelijk maken dat aan zowel de schuld als aan de
daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten
grondslag liggen.8 Wanneer de belastingplichtige dit kan bewijzen, mogen de rentekosten alsnog in
mindering worden gebracht van de winst.
1
Op grond van art. 8 lid 1 Wet Vpb 1969 jo. art. 3.8 Wet Inkomstenbelasting 2001.
2
Op grond van art. 10 lid 1 Wet Vpb 1969.
3
Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3 (MvT), p. 19.
4
Wet van 13 december, Stb. 1996, 651, Tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het
oog op het tegengaan van uitholling van de belastinggrondslag en het versterken van de fiscale infrastructuur.
5
Kamerstukken II 2005/06, 30 572, nr. 3 (MvT), p. 19.
6
J. Vleggeert, Cursus Belastingrecht Archief 2016/Vpb.2.3.3.A.a.
7
HR 5 juni 2015, nr. 14/00343, ECLI:NL:HR:2015:1460, BNB 2015/165, V-N 2015/27.16 & HR 8 juli 2016, nr.
15/00194, BNB 2016/197, V-N 2016/36.9.
8
Art. 10a lid 3 sub a Wet Vpb 1969.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper BrentB. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €17,49. Je zit daarna nergens aan vast.