Leerboek: organisatieontwikkeling hoofdstuk 2
Een primaire proces = De kernactiviteiten van een bedrijf. Kernactiviteiten kan je
onderverdelen in primaire functies of te wel een primaire proces.
Een proces = Een serie handelingen met een bepaald doel.
Bij bedrijfskundige processen spreekt men van input (begin) en output (eind).
Processen kan je onderverdelen in continue processen en discontinue processen. Ook in
natuurlijke en kunstmatige processen.
Continue processen = Handelingen die dag en nacht doorgaan (bv. Olieraffinaderijen,
hoogovens die ijzer maakt vanuit ijzererts).
Discontinue processen = Handelingen met verschillende processtappen (bv. Het maken van
een fiets/auto).
Natuurlijke processen = Vinden vanzelf plaats en houden zichzelf volgens de wetten van de
natuur in stand. (bv. Stof met andere stof mengt of aan het proces van roesten)
Kunstmatige processen = Handelingen waarbij mensen invloed hebben of processen die in
stand worden gehouden door mensen (bv. Proces van een oorlogsmisdadiger,
productieproces of organisatieveranderingsproces)
Bij natuurlijke en kunstmatige processen kan de output gewenst en ongewenst zijn.
Gewenste output = Eindproduct voldoet aan het van tevoren opgestelde eisen of handeling
(bv. Patiënt is genezen)
Ongewenste output = Een gebiedsontwikkelingsproces vastloopt of een productieproces dat
niet aan de opgestelde eisen voldoet.
Bedrijfsproces = Geordende geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende
activiteiten, waarbij input wordt omgezet in output en toegevoegde waarde gecreëerd wordt
voor interne of externe klanten met een specifieke doel.
Drie stappen bij het analyseren van bedrijfsprocessen:
1. Beschrijving van input, output en processtappen van een proces d.m.v. een
processchema.
2. Brengt waardetoevoegingsproces van alle processtappen in kaart en bepaalt welke
ondersteunende activiteiten er nodig zijn om dit proces optimaal te voeden.
3. Reflectie op het resultaat en wat de opleverspecificaties zijn, wat het kwaliteitsniveau
is en wat bv de waardebeleving is bij de klant.
Drie specifieke aspecten als je op een procesmatige manier naar een bedrijf kijkt:
1. Effectiviteit (wat is het beoogde effect van dit proces en wordt dit effect behaald?
2. Efficiëntie (met hoeveel middelen, zoals geld, arbeid en tijd, wordt het beoogde doel
van het proces behaald.
3. Besturing (hoe kan het proces worden bestuurd? Kan er worden bijgestuurd? Bestaat
überhaupt de mogelijkheid om het proces te besturen?
Drie verschillende soorten processen binnen bedrijven:
1. Primaire processen = processen die direct waarde toevoegen aan een product of
dienst. Met het primaire proces wordt het gehele waardetoevoegingsproces bedoeld.
, 2. Ondersteunende processen = ondersteunend aan het primaire proces
3. Bestuurlijke processen = of te wel managementprocessen genoemd. Hierbij gaat het
om het aansturen en controleren van processen. Hieronder vallen zaken als plannen,
controleren, evalueren en bijsturen.
Primaire handelingen bij een dienstverlenende- en handelsbedrijven: inkomende logistiek,
productie, logistiek, marketing, verkoop en serviceverlening.
Tijdens het primaire proces is er sprake van een transformatieproces. Bij elke stap van het
productieproces is er sprake van transformatie (waarde toevoegen aan het product).
Grondstoffen bewerkt en behandeld halffabricaten (losse onderdelen) assembleren
(samenvoegen) van het eindproduct.
Verschillende fases in het primaire proces (waarde toevoeging bij elke stap)
Stap 1 ‘ingaande logistiek’ = Ervoor zorgen dat grondstoffen, halffabricaten,
productiemiddelen en personeel op de juiste tijd op de juiste plek aanwezig zijn.
Stap 2 ‘productie’ = Transformatie van de input naar de gewenste output, het eindproduct.
Stap 3 ‘interne logistiek’ = Ordeverwerking en verzend.
Stap 4 ‘marketing en verkoop’= Veel niet-fysieke waarde toevoegen aan een product d.m.v.
marketingcampagnes.
Stap 5 ‘service en dienstverlening’ = Veel invloed op de waarde beleving bij de klant. Voegt
ook veel niet-fysieke waarde toe aan het product.
Winstmarge = Zo laag mogelijk inkopen, waardoor de winst zo hoog mogelijk blijft.
Inkoopprocessen wordt onderverdeeld in:
- Directe inkoopprocessen (Product Related; PR) = Wanneer producten of diensten
worden ingekocht als onderdeel van het primaire proces (bv. Een schoenenfabrikant
die rubber voor de zolen inkoopt).
- Ondersteunende inkoopprocessen (Non Product Related; N P R) = Betreft de inkoop
van alles wat ondersteunend is, zoals onderhoud, energie, uitzendkrachten en
kantoorartikelen (bv. Schoenenfabrikant die paperclips, printpapier koopt).
Onderdelen van het inkoopproces (11 stappen):
1. Oriëntatie = Wat wil ik? Wat voor producten of diensten vervullen die behoeft?
Prijsrange?
2. Opstellen programma van eisen = waaraan moet het product voldoen?
3. Selectie van leverancier = een betrouwbare partij kiezen wie zijn verplichting nakomt.
4. Aanvragen van offertes bij verschillende leveranciers
5. Onderhandelen met leveranciers over de voorwaarden
6. Opstellen van een contract
7. Bestellen = productie begint pas wanneer de opdrachtbevestiging binnen is bij de
leverancier
8. Ontvangst van goederen of diensten
9. Inboeken in de goederenadministratie = Nadat de ingekochte producten
binnenkomen.
10. Betaling van factuur aan leverancier
11. Inboeken in de financiële administratie = Zodra de factuur is betaald.
,Tijdens het productieproces is het belangrijk op waarde toe te voegen, zodat de output
hoger ligt dan de kosten die gemaakt zijn tijdens de processen.
Bij het productieproces gaat het om een fysiek omzettingsproces, ook wel
transformatieproces genoemd. Verschillende manieren dat tijdens de productie plaatsvindt
in een productiebedrijf:
- Het veranderen van de uiterlijke vorm (bv. Volvo vormt tijdens de productie een auto
uit de platen staal).
- Het veranderen van de chemische aard (bv. Een chemisch bedrijf als A K Z O Nobel
maakt van grondstoffen via een productieproces verf).
Verschillende manieren dat tijdens de productie plaatsvindt in een dienstverlenende
bedrijf:
- Verplaatsing (bv. Mensen hebben geld ervoor over om met een taxi verplaatst te
worden)
- Opslag = Producten die tijdelijk niet nodig zijn maar waaraan later wel waarde wordt
toegevoegd door ze op te slaan (bv. Koelcentrum waar vlees wordt bewaard).
- Behandeling = Goederen of personen worden behandeld en verzorgd (bv. Masseur of
tandarts).
Belangrijk onderdeel in het productieproces: klantorderontkoppelpunt (K O O P)
K O O P scheidt het op planning gebaseerde deel van productie van het deel dat gebaseerd is
op een klantorder. (een punt in het productieproces vanaf waar het proces wordt bestuurd
door individuele orders)
Er zijn 4 grondvormen van productie te onderscheiden:
1. Stukproductie = Als er stuk voor stuk wordt geproduceerd (bv. Bruggen, wegen,
kerken). Kenmerken: hoge kostprijs, unieke specificaties, kan arbeidsintensief zijn.
2. Serieproductie = Als er in één keer 10, 50 of 10.000 producten gemaakt wordt (bv.
Boten, huizen, maaltijden). Voordeel: kostprijs daalt, nadeel: weinig ruimte voor klant
specifieke wensen. Meestal niet erg arbeidsintensief.
3. Massaproductie = De productie van grote hoeveelheden standaardproducten.
Massaproductie is kapitaalintensief, doordat zij relatief veel machines per werknemer
vereist. Daardoor moet er een grote afzetmarkt zijn. Prijs per product ligt relatief laag.
4. Continue productie (flowproductieproces) = Een productieproces dat vrijwel nooit
stopt. (bv suiker, melk, ijzer). Enorme fabrieken met weinig werknemers. Hierdoor ligt
de kostprijs erg laag, omdat de arbeidskosten en operatiekosten laag liggen.
De Wild kent een indeling van systeemstructuren die bestaat uit 4 mogelijkheden:
1. Productie op order = Productie vindt plaats na ontvangst van de order. Geen
eindproducten op voorraad. Stukproductie en serieproductie. (bv. Custom auto’s)
2. Productie op voorraad = Kan uit een voorraad eindproducten aan de vraag van de
klanten worden voldaan. Massaproductie. (bv. Pindakaas)
, 3. Materialen voor elke order besteld = Voordat de fabrikant kan produceren, moet hij
in dit geval eerst alle materialen die nodig zijn om de goederen te maken, verwerven.
Stukproductie. (bv. Bouw van een huis)
4. Materialen beschikbaar = In deze situatie zijn alle materialen die nodig zijn van een
order, aanwezig. Massa- en continue productie. (bv. Plastic huishoudelijke
hulpmiddelen)
Productie houdt zich bezig met het ontwerpen en besturen van systemen die goederen en/of
diensten voortbrengen.
Een manager Operations = Een bedrijfskundige van een technisch proces waarbij via
waardetoevoeging uiteindelijk een product of dienst tot stand komt.
Productiemanagement heeft 3 doelstellingen:
1. Klanttevredenheid (effectiviteit) = Geeft de producent zijn klant wat hij wilt? Juiste
plek/tijd?
2. Kwaliteit (effectiviteit) = Verhogen van kwaliteit zorgt voor minder uitval en hogere
klanttevredenheid.
3. Optimalisatie van middelen (efficiëntie) = Een belangrijk onderdeel van
productiemanagement is het optimaliseren van de inzet van materialen, personeel en
machines.
Productiemanagement kent 3 niveaus:
1. Strategische productiemanagement = Gaat vooral over de continuïteit van de
organisatie. Vindt plaats op ondernemingsniveau. Focus ligt op omgeving en de
positie van de organisatie. Productiemanager neemt beslissingen over bv. Vaststellen
van prestatie-indicatoren, beslissingen over productassortiment en productielocatie.
2. Tactische productiemanagement = betreft alle organisatievraagstukken omtrent
productie. Vindt plaats op fabrieksniveau. Productiemanager gaat over
productielocatie en de keuze van productiemiddelen, maar ook over levertijden,
voorraden en optimale seriegroottes. Belangrijk om een realistisch verkoopplan te
verkrijgen (ordeacceptatie, levertijdafgifte, capaciteitsplanning, werkordevrijgave).
3. Operationeel productiemanagement = Vindt plaats op afdelingsniveau. Hierbij gaat
het om de uitvoering. Betreft vooral het afhandelen van orders. Productiemanager
houdt zich bezig met het uitvoeren van productieruns, het afstemmen en omstellen
van machines, het maken van personeelsplanningen en machinebezetting. Belangrijke
zaken zijn capaciteitsvariatie, werkordedetailplanning en werkuitgifte.
Productieplanning = Alle deelprocessen van het primaire proces worden op elkaar
afgestemd.
Bedrijven kunnen hierdoor strategisch voordeel behalen. Dit betekent dat alle
productiefactoren op tijd en op de juiste locatie aanwezig is. Belangrijk hoeveelheid en
wanneer produceren.