Artikel Sleutel & De Ruyter samenvatting
Wat is opvoeding?
Conceptuele analyse resulteert in conceptuele uitsprakenbegrip heeft bepaalde inhoud/is
gerelateerd aan een ander begrip. Vaak verleidelijk om het gebruik van term ‘opvoeding’ in te perken
tot alleen die vormen van opvoeding die in overeenkomen met eigen normatieve denkbeelden.
In sommige voorbeelden is ‘opvoeding’ overkoepelende term voor daden, activiteiten of praktijken,
lopend van vroege kindertijd tot volwassenheid, bedoeld om bij te dragen aan ontwikkeling kind tot
volwassene. Soms wordt dit getypeerd in termen van inhoud; datgene wat wordt overgedragen of
tot ontwikkeling gebracht, bv humanistische, antroposofische of communistische opvoeding. Soms
nadruk op vorm van het geheel; kenmerkende stijl/manier waarop, bv autoritair, vrij, liefdevol of
overbezorgde opvoeding. Soms nadruk op inhoud en vorm in samenhang, bv opvoeding was
kleinburgerlijk. In andere voorbeelden is het niet overkoepelende term, maar specifieker voor een
individuele handeling of beperkte reeks daden/activiteiten. Bv waarschuwen en berispen, aansporen
en ontmoedigengedrag van kind beïnvloeden. ‘Opvoeding’ dus twee betekenissenbrede
betekenis en smalle betekenis. Meestal brede betekenis ‘opvoeding’ en smalle is ‘opvoeden’.
Opvoeden
Doelbewust gedrag: Langeveld (1971) zegt: opvoeden als bewust ‘handelen om opvoedingsdoel te
bereiken’. Ook doelbewust dingen niet doen hoort hierbij, bv niet ingrijpen om zo kind verstandig
gedrag tot ontwikkeling te brengen. ‘Opvoeden’handelingsbegrip; betrekking op handeling (vaak
taaldaden), kan gaan om voltrekken/achterwege laten van handeling. Onbedoelde invloeden kunnen
ook invloed hebben op gedrag van kind, dit is dan niet per se opvoeden, maar heeft ‘opvoedende
werking’. Of iets ‘opvoeden’ is, heeft niks te maken met of het resultaat bereikt wordt.
Volwassene → kind: Degene die opvoedt (de opvoeder) is volwassene en degene die wordt
opgevoed (de opvoedeling) is kind. Smalle betekenis van ‘kind’iedereen die kleuterperiode achter
zich gelaten heeft maar nog geen puber is. Brede betekenisiedereen die nog niet volwassen is
(kindertijdperiode vanaf geboorte tot volwassene). Het onderscheid tussen volwassenen en
kinderen is niet biologisch, maar onderscheid in morele status. Volwassene heeft bepaalde
rechten /plichten die kind niet heeft en omgekeerd. Deze rechten/plichten toegekend op basis van
bepaalde competenties. Het kind is niet passief bij ‘opvoeden’, ‘opvoeden’ staat voor handeling die is
ingebed in netwerk van interacties waar het kind actief en positief bij betrokken is. ‘Opvoeden’ staat
niet voor deze interacties tussen opvoeder-kind, maar voor het handelen/optreden vd opvoeder (bv
als het ‘opvoeden’ het voeren van een goed gesprek is, moet het initiatief hiervoor bij de opvoeder
liggen).
Doel van opvoeden (opvoedingsdoel):
Bepaald gedrag van het kind. Langeveld (1971): omgang met kind kan elk moment omslaan in
opvoeden, bv wanneer kind plotseling iets doet dat ouders niet goed vindenomgang wordt
opvoedingssituatie. Dusnegatief gedrag corrigeren. Maar kan ook zijn om negatief gedrag te
voorkomen of als reactie op positief gedrag van kind. Langeveld zegtdegene die opvoedt denkt
of vermoedt dat kind niet uit zichzelf het goede pad op gaat/blijft.
Relatief blijvend effect op gedrag van kind. Kind uit eigen beweging goede dingen doen.
Invloed uitoefenen op de wil van kind. Onderscheid tussen weten (kennis, begrip, inzicht),
kunnen (vaardigheden, bekwaamheden, vermogens) en willen (gezindheden, geneigdheden,
bereidheden). Richting en kracht van ‘willen’ van kind beïnvloeden. Pro-gezindheid bij kind ten
aanzien van positief gedrag en anti-gezindheid bij negatief gedrag (met voldoende intensiteit).
Kind kan iets pas willen als het weet wat dat is en benodigde vaardigheden heeft. Het is pas
‘opvoeden’ als kennisoverdracht, vaardigheden tot ontwikkeling en kind gepaste gezindheden.
Opvoeden in verband met normen, waarden zijn meer gerelateerd aan opvoeding. Dit wordt ook
wel regelgeleid gedrag genoemd. Bijbrengen van morele regels speelt een rol, met name regels
over wederkerigheid, gelijkheid, individuele rechten en solidariteit. Ook bijbrengen van bepaalde
conventies (etiquette of omgangsvormen, gewoonten en gebruiken, rituelen, verkeersregels en
1