QVE-20306 – Epidemiologie
Hoofdstuk 1 – The development of veterinary medicine
Samenvatting Hoofdstuk 1
Veterinaire epidemiologie heeft te maken met ziektes in dierlijke populaties.
Infectieziekten zorgen voor problemen in ontwikkelings- en ontwikkelende landen.
Effectievere controle op ziektes heeft geleidt tot een hoger aantal dieren + hogere productiviteit.
Subclinical diseases = ziektes die geen signalen geven dat het dier ziek is maar wel de productie
beïnvloeden
Niet-infectieziekten kunnen verschillende oorzaken hebben zoals genetische, metabolische of
neoplastische defecten > oorzaak geassocieerd met meerdere factoren -> o.a. management +
omgeving
Ziektes opsporen door middel van >
- Continue verzameling data van ziekte
- Intensieve onderzoeken naar bepaalde ziektes
- Kijken naar gezondheid + productiviteit ziektes die geen signalen geven dat het dier ziek is maar
wel de productie beïnvloeden
Uitwerking leerdoelen Hoofdstuk 1
Definitie gezondheid: fysisch, psychisch + sociaal welbevinden. Gezondheid is meer dan alleen
afwezigheid van een ziekte.
Gezondheid is een relatief begrip + status dier is niet altijd makkelijk vast te leggen. Niet in alle
gevallen is te zien dat een dier ziek of gezond is, zoals bij een subklinische ziekte.
Gezondheid komt tot stand door reacties op prikkels.
Subklinische ziekte = ziekte die geen signalen geven dat het dier ziek is, maar wel de productie
beïnvloeden. Ziekteverschijnselen niet met het blote oog waar te nemen > geen klinische
verschijnselen.
Homeostase: adaptatievermogen van een dier. Een tijdelijke of blijvende anatomische, fysiologische
of gedragsverandering van het organisme om gezondheidsbedreigende invloeden te verkleinen.
2 soorten homeostase >
a. Specifiek > vb) omgevingstemperatuur is hoog -> transpiratie + vasodilatatie
b. Aspecifiek > vb) stress -> reactie op een prikkel / belasting
Stressor: veroorzaakt de stress (= prikkel)
Stress: aspecifieke reactie op een willekeurige prikkel / belasting wat dier in staat stelt om te kunnen
leven met suboptimale omstandigheden
! Indien prikkel langer aanhoudt > negatieve gevolgen !
,General Adaptation Syndrome (GAS) met 3 fasen: activering van hypothalamus, hypofyse + bijnier
schakeling > endocrinologie
3 fasen >
a. Alarm = lichte daling tot onder normaal -> dan verhoging tot boven normaal
b. Weerstand = adaptatie (weerstand gelijk niveau)
c. Uitputting = lange-termijn blootstelling aan zelfde stressor, met eindelijk de dood (daling
weerstand)
In- en uitwendige invloeden op gezondheid:
Dier:
- Genetische constitutie:
Milieu eisen
Adaptatievermogen
- Productiestadium:
Leeftijd
Geslacht
(re)productiestadium
Milieu:
- Abiotisch milieu:
Voeding
Huisvesting
Klimaat
- Biotisch milieu:
Pathogenen
Niet-pathogenen
Sociaal milieu
Factoren die adaptatievermogen beïnvloeden adhv voorbeelden:
Adaptatievermogen = aanpassingsvermogen
Vb) productie invloed op adaptatievermogen in negatieve zin
Twee ziekteniveaus:
a. Klinische ziekte > symptomen aanwezig
b. Subklinische ziekte > ziektes die geen signalen geven dat het dier ziek is maar wel de
productie beïnvloeden
, Klinische gezondheidskenmerken + afwijkingen bij klinische ziekte
Gezondheidskenmerken:
- Lichaamstemperatuur: normaal grenzen per diersoort verschillend
Koorts = hyperthermie ; onderkoeling = hypothermie
- Spijsvertering: eetlust, mestafscheiding (diarree, obstipatie), herkauwen
- Ademhaling: frequentie + type
- Gedrag
- Gang en stand: 1 of meer poten
- Conditie: resultaat van gezondheid, productie, voeding, vet-vleesbedekking
- Huid, haar en veren: kleur, glans, afwijkingen (schurft, schimmel etc.)
- Circulatieapparaat: hartfrequentie, oedeem
- Slijmvliezen: kleur, vochtigheid
- Productie: vooral bij plotselinge daling in productie
- Reuk: stinkpoot, slepende melkziekte
Ieder symptoom is niet specifiek aan één ziekte > op grond van symptomen wordt een
waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld
Waarschijnlijkheidsdiagnose + wie stellen de diagnose:
Op grond van symptomen wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose vastgesteld.
Een (waarschijnlijkheid)diagnose bevestigen d.m.v. onderzoek naar secreta/excretie, sectie +
serologisch onderzoek
3 partijen die een diagnose vaststellen:
Veehouder > inspecteert dagelijks, bij vragen of problemen schakelt hij dierenarts in
Dierenarts > behandelen zieke dieren. Bij afwijkingen van het normale kan hij dieren laten
zoeken door Gezondheidsdienst voor Dieren (GD)
GD > verzamelt signalen van nieuwe ziekteverschijnselen van dieren. Samen met resultaten van
fieke monitoringsprogramma’s (bloed, mest) houdt GD de vinger aan de pols. Besmettelijke dierziekten kunnen zo snel
merkt + aangepakt worden.
Vormen aanvullend onderzoek:
Om een (waarschijnlijkheids-)diagnose te bevestigen is aanvullend onderzoek noodzakelijk.
3 soorten aanvullend onderzoek >
a. Serologisch onderzoek > bloedonderzoek
b. Secreta / excreta > faeces -> pH, gif, bloed in urine, etc.
c. Sectie worden verricht > post-mortem, beoordeling organen
Typen bloedonderzoek:
3 typen bloedonderzoek = serologisch onderzoek >
a. (producten van) pathogeen (ook wel antigeen)
b. Antistoffen (ook wel antilichamen)
c. Samenstelling van het bloed
, Voordelen bloedonderzoek > relatief snel + goedkoop
Nadelen bloedonderzoek >
- Vals-positieve uitslagen: Dier getest + ziek is, maar in werkelijkheid niet ziek is
Vaccinatie, kruisreactie, infectie al weg maar antilichamen nog aanwezig
- Vals-negatieve uitslagen: Dier getest + niet ziek wordt verklaard, maar in werkelijkheid wel ziek is
Latentietijd, tolerantie
Belang van ziekte(bestrijding):
Ziekte is van belang bij > economie / volksgezondheid (zoönoses) / welzijn / kwaliteit product
Voorbeelden van zoönoses:
Zoönose = een ziekte/infectie die van dier op mens kan overgaan
Vb) Q-koorts, Influenza, MRSA, Salmonella, BSE, Ebolavirus etc.
Structuur veterinaire gezondheidszorg
Hoofdcategorieën van ziekten + voorbeelden:
Preventie van ziekte door kennis van epidemiologie en aetiologie .
- Epidemiologie = leer van optreden en verspreiding van ziekten
- Aetiologie = leer van de oorzaak
3 categorieën ziekten vanuit aetiologie:
- Erfelijke afwijkingen > vanuit dier zelf ontstaan
- Infectie ziektes > milieu speelt een rol -> bacteriën + virussen + protozoa + schimmels + helminth
+ mycoplasmatan prionen
- Niet-infectieuze ziekten > milieu speelt een rol -> stofwisselingsziektes, deficiënties, intoxicaties,
trauma
Definitie factorenziekte:
Factorenziekte is een pathologische toestand waarbij een primaire factor (pathogeen) kan worden
aangewezen zonder welke de ziekte kan worden waargenomen
(Sub)klinische ziektebeeld wordt in belangrijke mate bepaald door secundaire factoren die met de
primaire factor niets van doen hebben. Eigenschappen van de gastheer (leeftijd, productie, etc.) of
milieu (klimaat, huisvesting, management, etc.)
Infectieuze technopathie = ziekte veroorzaakt door één factor, namelijk aanwezigheid pathogeen
Definitie aangeboren + erfelijke afwijking: