Hoofdstuk 1 Financiële dienstverlening
1.1)De rol van de consument. Een consument klant binnen de financiele dienstverlening is
een eindgebruiker van financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en/of
verzekeren. In een kringloopmodel worden diverse economische sectoren onderscheiden:
Consumenten, ook wel gezinnen genoemd.
Overheid, zorgt voor regelgeving, toezicht en besteedt de belastinggelden.
Ondernemingen, ook wel bedrijven of producenten.
Financiële instellingen: sparen, lenen en verzekeringsproducten.
Consumenten leveren ondernemingen productiefactoren: arbeid, kapitaal en grond. Financiele
instellingen met een geld overschot sluizen dit overschot door naar sectoren met een
geldtekort. De markt waarop dit doorsluizen plaatsvindt, is de vermogensmarkt. Bij de
verkoop van veel financiele producten is het belangrijk te kijken naar de financiele
huishouding van de con:
De juridische positie van de klant, gehuwd?
De financiele positie van de klant.
De fiscale positie van de klant, gevolgen?
1.2)Aanbieders financiële producten. Een financieel dienstverlener kan aanbieder(banken,
verzekeraars en pensioenfondsen), bemiddelaar en adviseur tegelijk zijn. Een activiteit van de
bank is het aantrekken en uitzetten van geld bankrisico. De hoofdactiviteiten van de bank
zijn:
Zorgen voor het betalingsverkeer.
Bij elkaar brengen van geldaanbieders en -vragers. De bank trekt geld aan en zet dit
uit in kredieten die passen bij de wensen van de geldvragers = transformatiefunctie.
Het aantrekken van geld = funding. Het verschil tussen de ontvangen rente en de
betaalde rente is de rentemarge winst voor de bank.
Bemiddelingsactiviteit. In de bemiddelingsactiviteit is de bank alleen doorgeefluik.
Geven van advies. Bank geeft advies over financiele zaken, kan rechtstreeks aan de
klant maar ook via bemiddelaars en adviseurs.
De risico’s voor banken zijn:
Kredietrisico, risico dat het uitgeleende geld niet wordt terugbetaald.
Renterisico, risico dat de rente stijgt en de rentemarge hierdoor kleiner wordt.
Valutarisico, waardedaling van de hoofdsom of banken verstrekken kredieten in
andere muntsoort.
Liquiditeitsrisico, risico dat er een tekort aan financiele middelen bij de DNB kan
lenen.
Marktrisico, risico dat de effecten in waarde dalen op de markt.
Een verzekeraar is een bedrijf dat verzekeringen aanbiedt aan klanten. Bij een
levensverzekering kan er ook een eenmalig bedrag worden betaald = koopsom. Bij
systematiek van verzekeren speelt een aantal zaken een rol:
De wet van grote getallen; de totale hoogte van de te verwachte
verzekeringsuitkeringen steeds zekerder wordt naarmate de groep die zich verzekert
groter wordt.
, Herverzekeren; om zoveel mogelijk verzekeringen te sluiten en de risico’s zoveel
mogelijk te spreiden, maken veel verzekeraars gebruik van een herverzekering deel
verzekeren bij een andere verzekeraar.
Reserveren; om fluctuatie op te vangen zullen verzekeraars in goede jaren geld
reserveren om in slechte jaren niet tekort te komen.
Verzekeraars kunnen samenwerken om hun risico’s te spreiden. Er zijn verschillende
samenwerkingsvormen tussen verzekeraars:
Co-assurantie; is het spreiden van risico’s over meerdere verzekeraars. Wordt gebruikt
bij grote risico’s.
Pools; om een bepaalde grote risico’s te verzekeren en om risico’s te verzekeren die
verzekeraars om tactische redenen zelf liever niet verzekeren. Er is geen rechtstreekse
relatie tussen klant en verzekeraar.
Concernvorming; een groep van vennootschappen dat onder gezamenlijke leiding staat
en als eenheid optreedt. spreiding van risico’s en schaalvoordelen.
Naast verzekeraars en banken zijn pensioenfondsen ook aanbieders van financiële producten.
PS hebben 3 taken:
Innen van pensioenpremies; bij een werkgever.
Beheren van pensioenpremies.
Uitkeren van pensioenpremies.
Neventaak: deelnemers jaarlijks op de hoogte stellen van hun opgebouwde rechten.
In de pensioenwet is de onderbrengingplicht opgenomen: een werkgever die een pensioen
toezegt moet de pensioengelden onderbrengen bij een pensioenfonds of verzekeraar.
Er zijn ook levensverzekeraars die pensioenproducten aanbieden pensioenverzekeraars.
Ook zijn er pensioeninstellingen; niets verzekerd, maar alleen geld geïnd, belegd en
uitgekeerd aan de deelnemers.
1.3)Distributie van financiële producten. Distributie wil zeggen de financiële zaken naar de
klant brengen wie verkoopt de financiële zaken aan de klant. Onderscheid tussen
rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling. Rechtstreekse verkoop(directe distributie)
houdt in dat de aanbieder van een fin product dit prod zelf aan de klant verkoopt. Bij deze
verkoop zijn er 2 distributiekanalen:
Het kantorennet.
Direct writing; schriftelijk, telefonisch of elektrisch.
,Verkoop via bemiddeling gaat via een tussenpersoon(intermediair). De distributie van de
financiële producten die horen bij betalen en sparen loopt altijd via een bank. Bij andere prod
zijn er verschillende diskanalen:
Dis van verzekeringen; bij rechtstreekse verkoop door een loondienstagent. Bij
bemiddeling assurantietussenpersoon(atp’s) en gevolmachtigd agenten(meer
bevoegdheden dan atp’s).
Dis van consumptieve kredieten; rechtstreekse verkoop door banken en
creditcardmaatschappijen & financieringsmaatschappijen(commerciële instellingen) &
verzekeraars & overheid. Bemiddeling door prof. kredietbemiddelaars, atp’s,
leveranciers van duurzame consumptiegoederen en warenhuis etc.
Dis van hypothecaire geldleningen; rechtstreekse verkoop direct door een
geldgever(bank, verzekeraar of pensioenfonds). Bemiddeling door makelaars, atp’s en
onafhankelijke hypotheekadviseurs.
Dis van beleggingen; verloopt via een broker(bank of commissionair)execution only,
advies en vermogensbeheer.
1.4)Functioneel toezicht. De overheid houdt toezicht op financieel dienstverleners. Onder
wettelijk toezicht vallen:
Functioneel toezicht; gaat over functioneren van het financiële stelsel.
Strafrechtelijk toezicht; controleert op strafrechtelijke feiten.
De AFM is de gedragstoezichthouder op de financiële markten in NL. Belangrijkste taken zijn
Toezicht op de financiële dienstverlening. Handelen in belang van de klant, checken of
de verstrekte vergunningen door AFM worden gebruikt.
Toezicht op de handel in effecten.
De AFM kan de volgende maatregelen treffen:
Normoverdragend gesprek of waarschuwing
Openbare waarschuwing door persbericht
Plaatsing op een waarschuwingenlijst
Aanwijzing
Een boete of een last onder dwangsom
Heenzenden van bestuurders
Intrekken van de vergunning
Opleggen van een toezegging
Overdragen van een zaak aan het OM door aangifte van een strafbaar feit te doen
Het prudentieel toezicht(bedrijfseconomisch toezicht) beoogt het risico om een faillissement
te verkleinen. DNB maakt onderscheid tussen:
, Kredietinstellingen
Verzekeraars
Pensioenfondsen
Effecten en beleggingsinstellingen
Grenswisselkantoren
1.5)Solvency II. Solvency II beschermt con tegen mogelijke solvabiliteitsproblemen bij
verzekeraars, door het risico dat verzekeraars lopen transparant in kaart te brengen. Is
gebaseerd op alle relevante risico’s die een verzekeraar kan lopen. Schadeverzekeraar:
catastroferisico en opzegrisico. Levens: langleven of sterfterisico. Niet alle verzekeraars
vallen onder het prudentieel toezicht van DNB:
Natura-uitvaartverzekeraars.
Kleine schadeverzekeraars.
Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen(Wbfo):
Beheerst beloningsbeleid; relevante risico’s die hun soliditeit kunnen aantasten moeten
beheersen.
Publicatieverplichtingen; moet transparant zijn voor derden.
Bonusplafond; max bonus mag 20% zijn van de vaste beloning.
Boetes.
Verbod op gegarandeerde bonussen.
Bonusverbod bij staatssteun.
Vertrekvergoeding/retentievergoeding; in de wet is vastgelegd dat vertrekvergoedingen
niet meer mogen als de medewerker vrijwillig vertrekt of als de medewerker
verwijtbaar tekortgeschoten is.
Terugvorderen van bonussen.
Het prudentieel toezicht hangt nauw samen met het systeemtoezicht. Het doel van het
systeemtoezicht is het voorkomen van systeemrisico’s problemen binnen een fin instelling
of markt die leiden to een eco verlies of tot het verlies van vertrouwen in het fin stelsel. Het
OM en de opsporingsdienst van de belastingdienst(FIOD-ECD) zijn de strafrechtelijke
toezichthouders; controleren of fin instellingen zich schuldig maken aan strafbare feiten.
Wanneer de AFM een sanctie oplegt kan daartegen bezwaar worden gemaakt bij de AFM
anders naar de rechter.
1.6)Informatiebronnen voor de klant. Naast de financieel dienstverleners zijn er ook andere
partijen die klanten informeren over fin prod:
Autoriteit Financiële Markten(AFM).
Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting(Nibud).
Consumentenbond.
Brancheorganisaties; de bekendste organisaties zijn: Nederlandse Vereniging van
Banken(NVB), Dutch Securities Institute(DSI), Verbond van Verzekeraars en
Adviseurs in Financiële Zekerheid(Adfiz).
De brancheorganisaties geven consumenten ook vaak informatie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jaimyraadschelders. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.