SAMENVATTING CRIMINOLOGIE EN
STRAFRECHT
Boek en extra artikelen
Preud'homme, M.G. (Megan)
Universiteit Utrecht
,INHOUDSOPGAVE
Week 2 – Sociale constructie................................................................3
Inleiding – de lessen uit Minority Report en A Clockwork Orange........................3
Hoofdstuk 1 – De sociale constructie van criminaliteit........................................4
Week 3 – De predictie van criminaliteit...............................................10
Hoofdstuk 6 – Predictie van criminaliteit...........................................................10
Week 4 – Cultuur als risicofactor........................................................16
Hoofdstuk 3 – criminaliteit en strafrechtspleging in de multiculturele
samenleving...................................................................................................... 16
‘Twee marrokanen op een scooter? die houd ik aan.’ Etnisch profileren in
Nederland – Prof. dr. Frank Bovenkerk..............................................................23
Week 5 – De waarde en risico’s van forensisch bewijs.........................27
Hoofdstuk 4 – Forensisch bewijs........................................................................27
Week 6 – Cognitieve neurowetenschap en het recht............................32
Hoofdstuk 5 – Cognitieve neurowetenschap en het recht.................................32
Week 7 – Effectiviteit van sancties.....................................................37
Hoofdstuk 7 – effectiviteit van straffen.............................................................37
,WEEK 2 – SOCIALE CONSTRUCTIE
INLEIDING – DE LESSEN UIT MINORITY REPORT EN A CLOCKWORK
ORANGE
In Nederland behoort criminologie tot het strafrecht in het begin. In veel andere
landen behoort het tot de sociale faculteit. Dit is ook logisch want het gaat om een
sociale wetenschap die zich bezighoudt met de empirische bestudering van, en
theorievorming over, alle facetten van criminaliteit. Empirisch wil zeggen dat een
wetenschappelijk onderzoeker door observatie, experiment en het gebruik van
andere methoden van datavergaring (interviews, enquêtes) aspecten van de
werkelijkheid probeert te kennen. De betekenis van de resultaten van het onderzoek
wordt vervolgens beredeneerd en geïnterpreteerd aan de hand van theorieën.
Het strafrecht is geen wetenschap, het is een geleerdheid en kent daarom dan ook
geen theorieën die de empirische werkelijkheid trachten te verklaren. Twee
basiswaarden van een democratische samenleving strijden steeds om de voorrang:
veiligheid (de overheid moet de burger tegen gevaar, dus tegen criminaliteit en de
gevolgen ervan beschermen) en individuele vrijheid (beschermingsmaatregelen van
overheidswege mogen individuele vrijheden alleen onder strikte voorwaarden
aantasten). Het strafrecht stelt daarom regels die iedereen kan kennen, over wat
burger en overheid mogen doen en moeten laten, en doet dat op grond van
rechtsprincipes (proportionaliteit, subsidiariteit, rechtsgelijkheid, rechtszekerheid).
Het werk van een strafjurist is om regels te kennen, toe te passen, te interpreteren,
becommentariëren en toetsen aan de hand van de principes van het recht.
Een ongemakkelijke LATrelatie
Wat een strafjurist doet overlapt in zoverre met het werk van een criminoloog dat het
in beide gevallen lijkt te gaan om verschijnselen die juristen strafbare feiten en
daders noemen, en criminologen criminaliteit en criminelen. Al heerst in criminologie
de vraag of onder criminaliteit alleen maar strafbare feiten vallen. Een veel
vruchtbaarder eigen inbreng van de criminologie is juist niet om de relatie met
strafbaarstelling los te laten en te erkennen dat zij een zogenoemde
‘objectwetenschap’ is. Zij richt zich op het afwijkende gedrag dat voor
strafbaarstelling in aanmerking komt en op de mensen die dat gedrag vertonen.
Daardoor kan ermee rekening worden gehouden dat de consequenties van het
strafrecht, dat aan de overheid vergaande bevoegdheden geeft om in de levens van
burgers in te grijpen, wezenlijk anders zijn dan andere vormen van sanctionering,
maar ook met beperkingen die aan diezelfde overheid door het recht worden
opgelegd.
, Juristen houden zich bezig met de achtergrond en normatieve consequenties van
strafrechtelijke regels en bevoegdheden en hun beperkingen. Criminologen doen
onderzoek naar verschijnselen waaraan strafrechtelijke consequenties worden
verbonden en naar de mensen die ze riskeren door strafbare feiten te plegen. De
jurist zal willen weten hoe de rechter heeft beslist, of die beslissing volgends de
regels is genomen en wat er moet gebeuren als dat niet zo is. De criminoloog vraagt
zich af hoe de rechterlijke beslissing tot stand komt, welke (psychologische)
processen daaraan ten grondslag liggen, of welke sociologische gegevens van
invloed zijn op rechterlijke beslissingen.
Het is een LATrelatie waarin de criminologie voor de strafrechtjurist van grote
waarde kan zijn en vice versa.
Lessen uit Minority Report en A Clockwork Orange
De algemene thema’s die in de films aan de orde komen zijn de wens van de
samenleving zich veilig te weten en de macht van de staat om die veiligheid te
garanderen, tegenover de vrijheid en het vermogen van het individu zijn eigen wil te
bepalen, de mogelijkheden, onmogelijkheden en gevolgen van het gebruik van
voorspellende wetenschappelijke methoden en preventieve maatregelen om
criminaliteit uit te bannen, enzovoort. Deze films zijn van belang voor juristen om ze
bewust te maken van de waarde die criminologische inzichten kunnen hebben voor
de uitoefening van juridische functies op de terreinen van beleid, wetgeving,
rechtspraak en vervolging en verdediging van justitiabelen. Voor criminologen om ze
inzicht te geven in de normatieve grenzen die het recht stelt aan de gebruikmaking
van die empirische kennis. Ook van belang is de vrije wil (Lombroso) en het
determinisme.
HOOFDSTUK 1 – DE SOCIALE CONSTRUCTIE VAN CRIMINALITEIT
In het dagelijks leven ervaren we verschijnselen om ons heen die we voor de
werkelijkheid houden. Of anderen die net zo ervaren, kunnen we niet met zekerheid
weten. Zelfs of er zoiets is als werkelijkheid weten we niet zeker. In de praktijk van
het maatschappelijke leven en in het dagelijks spraakgebruik gaan we er dan ook
gemakshalve van uit dat iedereen wel weet waar een ander het over heeft
(geconstrueerde werkelijkheid). Zo worden fenomenen benoemd en krijgen zij binnen
de eigen sociaalculturele context een bepaalde betekenis, die onwillekeurig
associaties, verwachtingen, normatieve oordelen en consequenties impliceert
(connotaties). Een voorbeeld is homoseksualiteit. De meest vanzelfsprekende
betekenisgeving is niet sluitend, omdat betekenissen het gevolg zijn van processen
van definiëring. Ook worden sommige verschijnselen als probleem gedefinieerd,
omdat zij als schadelijk, slecht of immoreel worden ervaren (definities kunnen zowel