Samenvatting Psychopathologie
College 1: Verstoorde ontwikkeling: De normale en de afwijkende ontwikkeling.
Of gedrag normaal is, hangt ook altijd af van de leeftijd van het kind.
Ontwikkelingspsychopathologie onderzoekt hoe psychopathologie zich door het leven heen
ontwikkelt.
De interactie tussen individuele, familie, sociale, culturele en biologische context is belangrijk
bij de ontwikkeling van een kind.
Theorieën over ontwikkeling zijn nodig omdat we objectief willen kunnen vaststellen
wanneer gedrag problematisch is en wat normaal is en afwijkend. We willen personen in een
paar termen kunnen beschrijven.
We zien de mens in een holistisch perspectief: alle domeinen zijn met elkaar in interactie.
De ontwikkelingspsychopathologie ziet psychopathologie als een verstoorde ontwikkeling en
denkt dat dit ontwikkeld door risicofactoren(elke factor die kans op psychopathologie
vergroot), kwetsbaarheden (in de persoon, gevoeliger voor risicofactor) en
beschermingsmechanismen (verminderen impact van risicofactor, bevorderen
zelfvertrouwen en competentie en geeft kansen). Je hebt ook nog versterkende factor
(potentiating): vergroot de impact van een risicofactor.
Kinderen die ondanks allerlei risicofactoren gezond blijven noemen we weerbaar (resilient).
Hechtingsproblemen liggen aan de bron van veel vormen van psychopathologie.
Transactions: een serie dynamische wederkerige interacties tussen een kind en zijn
omgeving.
Ontwikkelingsfasen:
- Babytijd: reguleren van biologische processen, veilige hechting
- Peutertijd: reguleren van affect, zelfbepaling
- Voorschoolse leeftijd: zelfregulering, relaties buiten familie
- Schoolse leeftijd: academische vaardigheden en sociale omgeving
- Vroege adolescentie: individualisering, identiteit, seksualiteit
- Adolescentie: onafhankelijkheid van familie, seksuele relaties
- Late adolescentie: werk, doel en betekenis van het leven, relaties voor het leven
Biologische context: genetica, neuropsychologie, hersenontwikkeling en temperament
(tempo, activiteitsniveau, stemming en aanpassingsvermogen)
Individuele context: cognitief, emotioneel, hechting, ontwikkeling van het ‘zelf’, morele
ontwikkeling en seksualiteit.
Cognitieve ontwikkeling:
- Causaliteit: almacht (rond het derde jaar), magisch denken en realiteitsdenken vanaf
11 jaar.
- Egocentrisme: sociale rollen nemen
, - Informatieverwerking
Piaget: cognitieve ontwikkelingspsychologie
Cognitieve ontwikkeling van een kind valt onder te brengen in vaststaande stadia. Kinderen
doorlopen deze stadia in een verschillend tempo, maar altijd in dezelfde volgorde. De stadia
liggen niet vast in de genen (geen rijping). Er ontwikkelen zich schemata (de bouwstenen van
de ontwikkeling).
Leren vindt plaats door:
- Assimilatie: nieuwe info in bestaande structuren
- Accommodatie: verandering in bestaande structuren om nieuwe info op te nemen
- Organisatie: nieuwe ideeën in coherente systemen organiseren
Ontwikkeling is een actief bouwproces.
De stadia:
1. Sensomotorische stadium(0-2 jr) > objectpermanentie ontwikkeling. Reflexen.
Primaire circulaire reacties (opnieuw doen, duimzuigen). Secundaire circulaire
reacties (buiten eigen lichaam, tegen speeltje slaan.). Gecoördineerde secundaire
schemata. Tertiaire circulaire reacties (verschillende acties verschillende reacties).
Begin van denken.
2. Preoperationele stadium (2-7 jr) > ontwikkeling van symboliek. Egocentrisme.
Animisme (toekennen van levende kenmerken aan niet-levende dingen). Zien slechts
1 aspect van een probleem.
3. Concreet-operationeel stadium (7-11 jr) > ontwikkeling van redeneren. Zien twee
aspecten van een probleem.
4. Formele operaties stadium (> 12 jr) > hypothetisch en deductief denken. Abstract
redeneren.
Deductie: algemeen specifiek
Inductie: specifiek algemeen
Hechting
Menselijke baby wordt afhankelijk geboren. Baby krijgt voorkeur voor menselijk stem, daarna
voor moeders stem, daarna gaat hij oogcontact maken, daarna gaat hij de sociale lach
vertonen en gaat hij mensen waarnemen en tot slot gaat hij selectief reageren op mensen (6-
9 mnd).
Een baby heeft scheidingsangst. Opvoeding is een combinatie van veiligheid bieden en
ontwikkeling stimuleren. Trend: from comforting to stimulation.
Ontwikkeling ‘ik’
- <6 mnd: pre-intentioneel, start aanpassing aan de ander
- 6-12 maanden: intentioneel, meer gecoördineerd, doelbewust
- 12-24 mnd: de eigen ‘ik’, bewust
, - 24-60 mnd: vanwege vermogen tot representatie ook reflectie en controle
Zelf- concept: nieuwsgierigheid en exploratiedrang: self-as-agent, noodzaak aan controle
(willen weten of ouder tekening mooi vindt), contact initiëren (kennismaking met contact
leggen etc.).
Vanaf 8 jaar: psychologisch zelfbewustzijn. Zelfvertrouwen vanwege schoolse, fysieke en
sociale competenties. Je vergelijkt met anderen.
Adolescentie: meer abstract, op de toekomst gericht. Vriendschap, romantiek en werk
komen erbij en zorgen voor ontwikkeling naar eigen identiteit.
Zelfregulering: angst reguleren is het anticiperen op pijn. Ontwikkeling van angsten zorgt
voor een toename van realistisch denken en zorgen maken over verdedigings- en
beschermingsstrategieën (onbewust): repressie (verdringing), reactie formatie, projectie,
displacement.
Ego ontwikkeling:
- Ego controle: mate waarin expressie aan impulsen wordt gegeven.
- Ego weerbaarheid: resilience. Aanpassen aan de situatie.
Afweermechanismen als observatiemateriaal (Anna Freud):
- Verdringing: er is geen ‘normaal’ gedrag. Emotie wordt niet geuit.
- Reactie formatie: precies tegenovergesteld aan het gevoel reageren.
- Projectie: eigen gevoel/ emotie op andere persoon of dingen projecteren
- Displacement: het gevoel wordt geuit, maar op een andere persoon of voorwerp
Morele ontwikkeling: ontwikkeling van het geweten. Kohlberg. Stadia komen voort uit het
denken over morele problemen en zijn cultuuronafhankelijk.
1. Preconventioneel
- Stadium 1: gehoorzaamheid en straf
- Stadium 2: individualisme en uitwisseling (erkennen dat anderen andere standpunten
kunnen hebben).
2. Conventionele moraliteit
- Goede interpersoonlijke relaties (nadruk op goed gedrag)
- Handhaven van de sociale orde
3. Postconventionele moraliteit
- Sociale contracten en individuele rechten (wat maakt een rechtvaardige
maatschappij?)
- Universele principes (onpartijdigheid, respect, waardigheid)
Seksuele ontwikkeling
4 jr: geslachtsidentiteit. Geslachtsrollen. Gender dysphorie: ontevredenheid eigen geslacht.
Genot vanaf 4 jr zelfgericht en vanaf 12 jr op de ander gericht.
Familie context: autoritair, toegeeflijk, authoritatief (balans), verwaarlozend.