Samenvatting recht – periode 2
Hoofdstuk 1 – recht en regels
Het recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving. Verkeersregels zorgen er
bijvoorbeeld voor dat het geen chaos wordt op de weg. En door het eigendomsrecht kan de
eigenaar doorgaans ongestoord zijn bezittingen gebruiken. Tevens geeft het recth spelregels
voor gedragingen tussen individuen onderling en voor het handelen door de overheid.
Daarnaast stuurt het recht het individuele gedrag van burgers.
Recht is er niet zomaar, het wordt door mensen gemaakt. Pas als regels algemeen als
rechtsregels zijn aanvaard en vastgesteld, behoren ze tot het recht. De samenleving
verandert en daarmee ook de inhoud van het recht, maar de vindplaatsen van het recht, de
zogenoemde rechtsbronnen, zijn nog steeds dezelfde. Het zijn er vier:
- de wet- en regelgeving
- de jurisprudentie
- de gewoonte
- verdragen
Wet- en regelgeving
Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid. Tot de overheid behoort
onze centrale volksvertegenwoordiging bestaande uit de eerste en tweede kamer, ook wel de
Staten-Generaal genoemd. Ook lagere overheidsorganen, zoals de minister, provinciale
staten en de gemeenteraad kunnen rechtsregels vaststellen. De hoogste wetgever in
Nederland is echter de Staten-Generaal samen met de regering (dit zijn de koning en de
ministers samen). Een wet komt tot stand als de regering en de Staten-Generaal met een
wetsvoorstel instemmen.
Alleen wetten die afkomstig zijn van de hoogste wetgever worden met wet aangeduid. We
kennen bijvoorbeeld het Burgerlijk wetboek, de jeugdwet en de gemeentewet. De
bepalingen in deze wetten zijn allemaal genummerd en worden wetsartikelen genoemd.
Een wettenbundel is een verzameling officiële wetboeken die door een uitgever zijn
geselecteerd en samen in een boek zijn opgenomen.
De hoogste wet in Nederland is de grondwet.
In lagere regelgeving komt het woord wet niet voor. Een regeling die afkomstig is van de
regering, dus zonder dat de Staten-Generaal erbij betrokken zijn, wordt een koninklijk besluit
(KB) genoemd. Zoals gezegd, wordt de regering gevormd door de ministers en de koning
samen, vandaar de term ‘koninklijk besluit’. De regering houdt zich overigens niet alleen
bezig met regelgeving, er zijn dus ook KB’s die geen regels bevatten. Een KB dat wel regels
bevat, wordt een algemene maatregel van bestuur (AMvB) genoemd.
Een regeling afkomstig van een minister heet een ministeriële regeling. Nederland is
verdeeld in provincies en daarin liggen verschillende gemeenten. Provinciale staten kunnen
regels vaststellen voor hun provincie, de gemeenteraad kan dit doen voor het grondgebied
van de gemeente. Een regeling van provinciale staten of van de gemeenteraad wordt een
verordening genoemd.
Ook buiten Nederland worden rechtsregels gemaakt. Nederland is lid van de Europese Unie
(EU) en heeft een deel van haar regelgevende bevoegdheden overgedragen aan organen van
de EU. Deze organen stellen verordeningen en richtlijnen vast die gelden in de gehele
,Europese Unie. Deze zogeheten gemeenschapsverordeningen en –richtlijnen zijn daarmee
zelfs hoger dan de Nederlandse grondwet.
Tot de rechtsbron ‘wet’ behoren dus de wetten en lagere regelgeving in Nederland, en de
hogere regelgeving van de EU.
Jurisprudentie
Een tweede rechtsbron is de jurisprudentie. Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels
in de diverse wetten en in de overige regelgeving moeten worden toegepast in individuele
situaties, die vaak heel verschillend zijn. Het is de taak van de rechter om uit te maken hoe
de regels zijn bedoeld. Hij doet dit door de rechtsregels te interpreteren en de uitkomst
ervan te formuleren in een uitspraak. Afhankelijk van de soort zaak of het niveau waarop er
recht wordt uitgesproken, heet zo’n uitspraak vonnis, uitspraak of arrest. Een uitspraak van
de Hoge raad der Nederlanden, dat is de hoogste rechter in Nederland, heet een arrest.
Gewoonte
Een derde rechtsbron, die net als de jurisprudentie tot het zogenoemde ongeschreven recht
behoort, is de gewoonte. De regels van gewoonterecht zijn niet ergens opgetekend maat
ontstaan in de loop van de tijd door het gebruik ervan in algemene kring. Regels van
gewoonterecht komen maar weinig voor.
Verdrag
De vierde rechtsbron is het recht dat in verdragen is vastgelegd. Verdragen zijn afspraken
tussen twee of meer staten die op schrift zijn gesteld en die gelden in de staten die partij zijn
bij het verdrag. Daartoe moeten de staten dit verdrag wel hebben geratificeerd, dat wil
zeggen: zich ermee akkoord hebben verklaard.
Verdragsregels staan, net als de regelgeving van de EU, boven de rechtsregels die in
Nederland zijn gemaakt. Veel bepalingen in verdragen hebben directe werken, dat wil zeggen
dat iedereen zich daar direct op kan beroepen, ook als deze niet zijn opgenomen in wetten of
lagere regelgeving in Nederland.
Aard van de regels
Rechtsregels hebben niet allemaal dezelfde werking. Sommige rechtregels zijn dwingend van
aard, andere meer aanvullend. Verder bestaan er in de diverse regelingen een zekere
rangorde.
Dwingend en aanvullend recht
Sommige rechtsregels leggen aan individuen of partijen die een juridische relatie ofwel
rechtsbetrekking met elkaar hebben, dwingend bepaalde rechten of plichten op. Dit zijn
regels van dwingend recht waarvan niet mag worden afgeweken. Andere rechtsregels geven
partijen de mogelijkheid om zelf dingen nader te regelen. Dit heet semidwingend recht. Semi
betekent half.
Tenslotte zijn er regels die alleen gelden als specifieke afspraken ontbreken. Dit wordt
aanvullend recht genoemd.
Semidwingend en aanvullend recht komen vooral voor bij rechtsregels die betrekking hebben
op het sluiten van een overeenkomst. Uitganspunten in het overeenkomstenrecht is namelijk
dat partijen de inhoud van een overeenkomst zelf mogen bepalen. De wet legt dan een paar
rechten en plichten op aan partijen en vult aan als afspraken ontbreken.
,Rangorde in regelingen
Niet alle regels hebben dezelfde rechtskracht. De rechtskracht is namelijk afhankelijk van het
orgaan waarvan de regelgeving afkomstig is. Dit is de volgorde van de rangorde;
1. verdragen
2. gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
3. grondwet
4. overige wetten
5. algemene maatregelen van bestuur
6. ministeriële regelingen en richtlijnen
7. provinciale verordeningen
8. gemeentelijke verordeningen
Objectief en subjectief recht
Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgesteld. We spreken dan ook van het objectieve recht als geheel.
Het recht op bijstand is een objectief recht. Een persoonlijke, subjectieve recht moet van het
objectieve recht worden afgeleid. Dat gebeurt als een bepaald objectief recht specifiek wordt
toegekend aan een individu.
Omdat het objectieve recht ook plichten bevat, kan er vanzelfsprekend ook sprake zijn van
subjectieve plichten. Subjectieve rechten en plichten ontstaan ook uit de wet zelf.
Grondrechten
De grondwet is de hoogste wet in Nederland. In het eerste hoofdstuk van de grondwet staan
de grondrechten. Grondrechten zijn de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van
een individu, die zowel door de overheid als door anderen gerespecteerd moeten worden.
De grondrechten vormen als het ware het fundament van een menswaardige samenleving.
Al deze grondrechten worden klassieke grondrechten genoemd. De overheid mag op deze
rechten in beginsel geen inbreuk maken, tenzij de wet haar die bevoegdheid verleent.
Zo is in het wetboek van strafrecht geregeld dat de overheid de vrijheid mag ontnemen aan
een verdachte van een strafbaar feit, mits ze daarbij bepaalde waarborgen in acht neemt.
ook mag inbreuk worden gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam als er gevaar
dreigt voor de volksgezondheid. Iemand die een zeer besmettelijke ziekte heeft, kan worden
gedwongen om zich te laten onderzoeken en behandelen. Voor het maken van inbreuk op
een grondrecht moet echter altijd een wettelijke grond bestaan. De rechter oordeelt
uiteindelijk of de inbreuk rechtmatig is, dat wil zeggen; in overeenstemming is met het recht.
Behalve klassieke grondrechten zijn er ook sociale grondrechten. Hiertoe behoren onder
andere het recht op gezondheidszorg, het recht op sociale zekerheid, het recht op werk en
het recht op welvaart. De sociale grondrechten zijn echter geen expliciete rechten van een
individu die voor de rechter kunnen worden afgedwongen.
De sociale grondrechten vormen feitelijk een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen
dat er in Nederland voldoende gewerkt worden aan de sociale grondrechten. Als de overheid
daarin tekortschiet, kunnen politieke middelen, zoals acties en beïnvloeding van Kamerleden,
worden ingezet om de naleving van de sociale grondrechten te bewerkstellingen.
Hoofdstuk 2 – indeling van het recht
Publiekrecht en privaatrecht
,Het recht kan allereerst worden ingedeeld in publiekrecht en privaatrecht. Het publiekrecht
bevat regels voor het uitoefenen van gezag door de overheid in haar relatie met de burger en
tussen overheidsorganen onderling. Het privaatrecht heeft betrekking op de
rechtsverhouding tussen (rechts)personen. Zowel publiekrecht als privaatrecht kan
betrekking hebben op een bepaald onderwerp, zoals arbeid, gezondheid of sociale
zekerheid. Het recht kan daarom ook worden ingedeeld naar onderwerp in zogenoemde
functionele rechtsgebieden.
Publiekrecht
De overheid oefent gezag uit op burgers door middel van wetgeving, bestuur en het
toepassen van sancties; dit behoort tot het publiekrecht. Met haar gezag kan de overheid
macht uitoefenen over de burger. Het publiekrecht kan daarom symbolisch worden
voorgesteld als een verticale verhouding tussen de ‘machtige overheid’ en de
‘ondergeschikte burger’.
Het publiekrecht wordt onderverdeeld in het staatsrecht, het bestuursrecht en het
strafrecht.
In het staatsrecht is geregeld hoe de wetgeving tot stand komt. Verder schrijft het staatsrecht
de diverse organen van de overheid en hun bevoegdheden.
Het bestuursrecht bevat de regels voor organen van de overheid en andere organen die met
openbaar gezag zijn bekleed, voor het gebruik van hun bevoegdheden. Dit wordt ‘besturen’
genoemd en de organen heten daarom ook ‘bestuursorganen’. Onder besturen valt ook het
nemen van besluiten, waardoor aan burgers bepaalde rechten worden verleend of plichten
worden opgelegd.
Beschikkingen hebben vaak ingrijpende gevolgen voor burgers. Denk aan het verlagen van
subsidie of het weigeren van een verblijfsvergunning. Voor bestuursorganen gelden daarom
algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb). De meest belangrijke zijn;
- zorgvuldigheidsbeginsel
- rechtszekerheidsbeginsel
- gelijkheidsbeginsel
- verbod van misbruik van bevoegdheid
- motiveringsbeginsel
De abbb dwingen een bestuursorgaan om zich ten opzichte van de burger behoorlijk te
gedragen. De meeste abbb zijn, net als de meeste andere regels voor het optreden door de
overheid, vastgelegd in de algemene wet bestuursrecht.
Behalve dat de overheid moet voldoen aan de abbb, moet de burger zich tegen de overheid
kunnen weren. De algemene wet bestuursrecht (Awb) tevens regels met betrekking tot de
rechtsbescherming van de burger tegen de overheid, zoals de mogelijkheid van bezwaar en
beroep.
Het derde rechtsgebied in het publieksrecht is het strafrecht. Hieronder vallen de
gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld, evenals de straffen die de rechter kan
opleggen en de regels voor de manier waarop daders berecht moeten worden. De
belangrijkste wetten waarin het strafrecht is opgetekend, zijn het wetboek van strafrecht en
het wetboek van strafvordering. Het (medisch) tuchtrecht neemt naast het strafrecht een
bijzondere plaats in omdat het feitelijk is bedoeld op bepaald gedrag af te dwingen binnen
een bepaalde beroepsgroep, zoals artsen en verpleegkundigen, door het opleggen van
, (straf)maatregelen. Het medisch tuchtrecht is vastgelegd in de wet op de beroepen in de
individuele gezondheidszorg.
Privaatrecht
Het privaatrecht dat ook wel burgerlijk recht of civiel recht wordt genoemd, heeft betrekking
op de rechtsverhouding tussen personen of rechtspersonen. Zo’n rechtsverhouding ontstaat
bijvoorbeeld door het sluiten van een huurovereenkomst of het aangaan van een
geregistreerd partnerschap, of door de wet als iemand aan een ander schade toebrengt. De
betrokken (rechts)personen krijgen hierdoor bepaalde rechten en verplichtingen ten opzichte
van elkaar. De rechtsverhoudingen in deze drie gevallen heten verbintenissen. Uitgangspunt
voor de rechtsverhoudingen in het privaatrecht is de gelijkwaardigheid van personen of
rechtspersonen.
Personen zijn mensen van vlees en bloed, rechtspersonen zijn organisaties die volgens de
wet net als personen rechten en plichten hebben en daarmee zelfstandig kunnen deelnemen
aan het rechtsverkeer.
Het is belangrijk om te onthouden dat ook een gemeente rechtspersoonlijkheid bezit en dat
de burgermeester, namens de rechtspersoon ‘gemeente’, koop- en huurovereenkomsten kan
sluiten.
Het recht kan ook nog op een andere manier worden ingedeeld, namelijk in materieel of
formeel recht. Het zogenoemde materiële recht bevat de materie, dat wil zeggen: de inhoud
van de rechten en plichten. Het zogenoemde formele recht bevat de wijze waarop iemand
zijn recht kan halen en heeft betrekking op de manier waarop het recht kan worden
gehandhaafd. Het formele recht bevat vooral procedureregels en wordt daarom ook
procesrecht genoemd. Net zoals het recht in de functionele rechtsgebieden behoren ook het
materiële en het formele recht tot het publiekrecht of privaatrecht.
Beginselen van het procesrecht
Kennis van het verschil in materieel en formeel recht is nodig om te weten op welk
(materieel) recht men zich bij een geschil kan beroepen en hoe de (formele) procedure
verloopt bij de beoordeling van het geschil door de rechter. Voor de handhaving van het
bestuursrecht, het strafrecht en het privaatrecht bestaan verschillende procedures. Naast de
verschillen zijn er echter ook enkele algemeenheden in het procesrecht. Deze hebben
betrekking op het aantal rechterlijke instanties en het soort rechters dat zich over een zaak
buigt. Verder gelden algemene beginselen voor de inzet van een advocaat, de openbaarheid
van het proces en de toetsing door de rechter. Een manier om het beroep op de rechter te
verminderen is alternatieve geschillenbeslechting.
Lagen van de rechterlijke macht ho
ger
De onderste laag bestaat uit de rechtbanken. Bij elke rechtbank zijn er aa
burgerlijke rechters, bestuursrechters en strafrechters. Zij spreken d
(gerechts)hof
recht in civiele zaken, bestuurszaken en strafzaken. Bijna alle
geschillen worden in eerste instantie aan de rechtbank voorgelegd. rechtbank met sector
Elke rechtbank heeft ook een sector kanton, waar kantonrechters kanton
oordelen over bepaalde geschillen.