6
Amber van den Brul
Radiologie College 1
Tandheelkundige diagnostiek
Diverse soorten gegevens worden gebruikt; anamnese, klinisch onderzoek, laboratoriumonderzoek,
onderzoek met behulp van beelden (inwendig bijvoorbeeld endoscopie). Uitwendig onderzoek kan
met behulp van elektromagnetische straling worden uitgevoerd (röntgen), radiogolven (MRI) en
mechanische trillingen (ultrasound/echo).
Het principe van straling
Doordat sommige delen straling makkelijk doorlaten, en anderen minder, wordt er op de film een
beeld verkregen. De contrastverschillen op de film worden dus veroorzaakt door verschillen in
absorptie van de straling. Verkalkte structuren absorberen meer straling, en zien dus grijs/wit op een
röntgenfoto (verkalking zorgt voor absorptie, metalen structuren zorgen ook voor absorptie (nog
heviger dan kalkmaterialen)). Structuren die minder straling absorberen, zien zwart/donker op een
röntgenfoto.
Elektromagnetische straling
Een overdracht van energie aan de omgeving door middel van elektrische en magnetische velden.
Elektromagnetische straling kan worden onderscheiden op basis van golflengte of door de bron. Het
EM-spectrum verdeelt de soorten straling op basis van hun golflengte en bron. Laagfrequente straling
= lange golflengtes, hoogfrequente straling = korte golflengtes. Frequentie heeft invloed op de
eigenschappen van straling. Straling kan ioniseren (moleculen in ion-vorm omzetten), bij
hoogfrequente straling wordt relatief in hoge mate energie overgedragen waardoor EM-straling dus
kan ioniseren, en potentieel schadelijk worden.
Röntgenkop
Het inwendige van het röntgentoestel. Bestaat uit een transformator, die de
straling op een bepaald energieniveau brengt. 230 V komt vanuit het lichtnet
en wordt door de transformator omgezet tot 60.000/70.000 V (ook wel 60/70
kV). Het spanningsverschil staat tussen de kathode (-) en anode (+), waar een
paar mm ruimte tussen zit. Onder invloed van dat spanningsverschil vliegen er
elektronen van kathode naar anode, waar ze op botsen. Door die
botsingsenergie ontstaan er fotonen, en dus straling. Die gaan via een filter en
een diafragma naar buiten.
Anode: Wolfraam geeft de grootste opbrengst qua straling bij botsing. 99% van de energieomzetting
van elektronen wordt omgezet in warmte, dus slechts 1% wordt straling. Er moet dus zeer veel
energie door die buis worden gestuurd om genoeg om te zetten in straling.
Elektronen komen in aanraking met atomen van het wolfraam. Atomen zijn kernen met schillen daar
omheen. De elektronen die op de anode worden afgeschoten schiet een baan-elektron uit zijn baan,
COLLEGES RADIOLOGIE | De gezonde mond
, 6
Amber van den Brul
waardoor een ‘vacature’ in de schil ontstaat, waardoor er elektronen uit andere schillen terugvallen
waarbij energie ontstaat in de vorm van fotonen wat straling geeft. Karakteristieke straling: een
specifiek energieniveau gaat gepaard met een elektron dat terugvalt van bijvoorbeeld van L naar K-
schil. Remstraling: een elektron die langs de kern van het wolfraam atoom gaat en hierdoor wordt
afgeremd en zijn baan wordt veranderd: hierbij komt energie vrij.
Eigenschappen van straling
Straling is een elektromagnetisch golfverschijnsel. Er vindt geen buiging of breking plaats, dus straling
die enkel rechtdoor gaat. Wel afhankelijk van de frequentie (bijvoorbeeld radiogolven met een lage
frequentie kunnen wel iets buigen). Plant zich rechtlijnig voort en de absorptie is afhankelijk van het
atoomnummer. Hoe hoger het atoomnummer hoe zwaarder het materiaal en hoe beter de absorptie
is. Ioniserende werking en kan dus moleculen omzetten in hun ion, wat schadelijk kan zijn.
Röntgenapparaat
Bestaat uit meer dan de röntgenbuis met kathode en anode. Het focus is de plek
waar de straling ontstaat, en is dus het puntje op de anode waar de elektronen
botsen. Het diafragma is de opening in de omhulling van het toestel waar de
straling door naar buiten kan. Het filter zorgt voor optimalisatie van de straling:
de straling met lage energie die niet bijdraagt aan de beeldvorming wordt
weggevangen. Belichting heeft te maken met hoe lang je de straling naar de
patiënt toestuurt, afhankelijk van de ingestelde tijd, het mA en kV. mA, eenheid
voor de hoeveelheid stroom, dus hoe groot het stroompje is wat door de kathode loopt en bepalend
voor de hoeveelheid elektronen die uit de kathode kunnen worden vrijgemaakt. Hoe hoger het mA,
des te meer elektronen kunnen overvliegen en kan er in dezelfde tijd een toestel met een hoge mA
meer straling uitzenden dan een toestel met een lage mA. kV is de energie van de straling. Hoe hoger
de energie, hoe makkelijker straling door materie heendringt.
Op ieder toestel moet de plek van de focus zijn aangegeven, je moet altijd kunnen meten hoe groot
de afstand tussen de focus en de tubus is.
Samenstelling van de bundel
Er ontstaat een spectrum aan energieën: van ongeveer 10kV tot 70kV (max.). Het filter (vaak
aluminium) filtert de laag-energetische straling weg uit de bundel, omdat het niet bijdraagt aan de
daadwerkelijke beeldvorming, en potentieel schade kan opwekken. Gemaakt van aluminium is een
licht materiaal, dat hoogenergetische straling doorlaat en laag-energetische straling absorbeert. Het
diafragma is omringd door lood en vangt de omliggende straling weg. De straling die naar buiten gaat,
gaat dus richting de patiënt en wordt deels geabsorbeerd en zorgt voor het grootste deel voor de
beeldvorming.
Belangrijk aspect voor de stralingshygiëne van de patiënt is de tubus/conus. Die moet tegenwoordig
rechthoekig zijn. Dit zorgt voor een kleinere veldgrootte met dezelfde afbeeldingsafmeting (in
verhouding tot een ronde tubus/conus). Er is wel enige marge tot het filmpje zodat de fout wordt
verkleind. Met een rond veld is er ook veel meer overlap en meer stralingsdosis voor de patiënt.
COLLEGES RADIOLOGIE | De gezonde mond