Samenvatting tentamen NT2 en Didactiek
Samenvatting tentamen NT2 en Didactiek
NEN-V2A
2.4: Benaderingen
De meest gestelde vraag in het taalonderwijs is: wat is de beste manier om een vreemde
taal te leren en te onderwijzen? Het taalonderwijs van de laatste decennia kent een
aantal ontwikkelingen die de verschillende antwoorden weerspiegelen op die vraag
a.d.h.v. vijf factoren:
ontwikkelingen in de maatschappij;
technologische ontwikkelingen;
ontwikkelingen in opvattingen over (taal)leren;
ontwikkelingen in opvattingen over taal;
ontwikkelingen in opvattingen over (taal)onderwijs.
Al deze ontwikkelingen resulteerden in verschillende methoden of didactische
banderingen die in leermiddelen Nederlands als tweede taal allemaal vertegenwoordigd
zijn.
Grammatica-vertaalbenadering:
o het leren van (losse) woorden en het bestuderen van de grammatica
staan centraal;
o is gebaseerd op het onderwijs in de talen Latijn en Grieks, waarbij het
leren van de taal een middel was om (literaire) teksten te lezen;
o oefeningen bestonden uit het vertalen van losse, vaak nietszeggende
zinnetjes en mondelinge vaardigheden kwamen vrijwel niet aan bod;
o het onderwijs vond plaats in de moedertaal, men sprak en leerde
voornamelijk over de taal.
Directe methode (natuurlijke methode):
o vond in het NT2-onderwijs een toepassing in de receptieve benadering:
woordenschat is hierbij erg belangrijk: woorden worden
aangeboden in teksten en herhaaldelijk geoefend;
grammatica wordt niet altijd expliciet onderwezen, omdat de
verwachting is dat leerders de regelmatigheden van een taal
afleiden uit een rijk en begrijpelijk taalaanbod.
o de moedertaal kreeg een kleine rol in het onderwijs:
cursisten moesten ondergedompeld worden in de vreemde taal en
zouden die dan vanzelf gaan spreken.
o voorbeeld van deze benadering: de Delftse Methode.
Audio-linguale benadering:
o het ontstaan ervan kwam voort uit de behoefte van soldaten tijdens de
Tweede Wereldoorlog om snel vreemde talen te leren, zodat ze beter
konden communiceren in de landen waar ze oorlog voerden;
o de technologische ontwikkeling die perfect aansloot bij de
leerpsychologische opvatting was de uitvinding van de bandrecorder, die
maakte het mogelijk cursisten naar hun eigen stem te laten luisteren en via
de befaamde drills de structuren van een vreemde taal aan te leren;
o taal werd gezien als een systeem van structuren en er werd weinig
aandacht besteed aan een systematische opbouw van de woordenschat;
o uitgangspunt vormden dialogen in natuurlijke situaties, maar de ordening
van de leerstof was grammaticaal, evenals het leeuwendeel van de
oefeningen. Expliciete grammaticale instructie werd niet gepropageerd.
Communicatieve benadering:
o kennis van de taal wordt ondergeschikt aan de vaardigheid om in die taal
te communiceren:
1
,Samenvatting tentamen NT2 en Didactiek
taal wordt beschouwd als een middel om een boodschap over te
brengen; bestudering van de taal wordt niet meer gezien als doel op
zich of als noodzakelijke voorwaarde voor taalvaardigheid.
o niet linguïstische structuren, maar communicatieve routines en
taalhandelingen vormen de kern van het lesmateriaal;
o in communicatieve leergangen wordt vaak het ABCD-model toegepast
Het ABCD-model
Dit model van Neuner kan als volgt worden omschreven. Nieuwe taalelementen worden
aangeboden in teksten (gesprekken, fragmenten uit de krant, liedjes, gedichten) en
daarna gesemantiseerd. Vervolgens worden met de bouwstenen (woorden, structuren,
routines) allerlei oefeningen gedaan om ze te laten inslijpen. Pas daarna wordt er
gecommuniceerd, eerst in gestuurde oefeningen, daarna ongestuurd in zo reëel
mogelijke situaties.
A-oefeningen
begripsvragen beantwoorden bij lees- of luistertekst (video)
meerkeuzevragen
waar/niet-waar-vragen
schema’s invullen
tekstdelen in de goede volgorde zetten
B-oefeningen
invuloefeningen
matching (woorden of routines combineren)
woorden en plaatjes combineren en rubriceren
C-oefeningen
vragen beantwoorden
zinnen afmaken
gesprekjes houden waarvan de inhoud voor een deel is gegeven
schrijfopdrachten maken die al gestructureerd zijn
D-oefeningen
discussies en gesprekken voeren
rollenspelen doen
brieven/verslagen schrijven
buitenschoolse opdrachten uitvoeren
Bij taakgericht taalonderwijs vormen taken, ontleend aan de doelsituaties, de
inhoudelijke kern van het onderwijs. Een taak moet aan vijf voorwaarden voldoen:
de taak moet de leerders boeien;
de activiteit moet betekenisvol zijn;
er moet een duidelijke opbrengst of een duidelijk resultaat zijn;
de opdracht moet voltooid kunnen worden;
de activiteit heeft betrekking op de realiteit.
De taakgerichte benadering volgt in principe een analytische werkwijze: van het geheel
naar de delen, van de taak naar de woorden, grammaticale structuren en
taalhandelingen. Deze werkwijze vormt het belangrijkste verschil met de hiervoor
genoemde benaderingen, waarin woorden, structuren en functies eerst los worden
aangeboden, vervolgens worden verwerkt in allerlei oefeningen en ten slotte worden
toegepast in een taak. In een taakgerichte benadering wordt deze werkwijze vaak met de
2
, Samenvatting tentamen NT2 en Didactiek
term synthetisch aangeduid. Het didactische model dat veelal wordt gevolgd bij de
taakgerichte aanpak is het zgn. VUT-model.
Het VUT-model
De term VUT-model staat voor voorbereiden, uitvoeren en terugblikken. Varianten op dit
model zijn OVUR en VUR: oriëntatie, voorbereiding, uitvoering en reflectie.
Voorbereiding
oriëntatie op de taak, aanpak bedenken:
o bij een taaltaak kan dat zijn: illustraties bekijken, een tekst lezen of
beluisteren en vragen beantwoorden, en filmpje bekijken
Uitvoering
uitvoering van de taak volgens de bedachte aanpak:
o bij een taaltaak kan dat de vorm hebben van een e-mail schrijven,
tekstdelen in de goede volgorde zetten of een buitenschoolse opdracht
uitvoeren.
Reflectie
vragen als:
o Hoe ging de taak?
o Is de opdracht gelukt?
o Was de aanpak goed?
o Wat moet nog anders?
Bij taakgericht taalonderwijs gaat het, evenals bij communicatief taalonderwijs, in eerste
instantie om betekenis. Volwassen cursisten hebben echter vaak behoefte aan expliciete
informatie over de structuur van taal, vooral wanneer zij gewend zijn aan onderwijs dat
met name gericht was op de vorm. Daarom wordt soms ook in taakgericht onderwijs wel
expliciete informatie over bijv. grammaticaregels gegeven.
Bij inhoudsgericht (‘content based’) taalonderwijs staat de inhoud centraal. Het leren
van vakinhoud en het verwerven van de taal zijn daarin geïntegreerd. Dit heeft voordelen
voor de taalverwerving, omdat de inhoud aansluit bij de behoeften van de leerder en
interessanter is dan de vaak alledaagse inhoud van teksten uit (communicatieve)
taalmethoden.
In het NT2-onderwijs is deze benadering geïmplementeerd in de zgn. geïntegreerde
trajecten, waarin taal en beroepsopleiding zijn geïntegreerd.
2.5: Competentiegericht taalonderwijs
Competentiegericht onderwijs richt zich op kennis, inzichten, vaardigheden, attitudes
en kwaliteiten van leerlingen om in bepaalde situaties te kunnen handelen. M.a.w.:
cursisten moeten leren om kennis, vaardigheden en de juiste houding geïntegreerd toe te
passen in een beroepscontext.
Het begrip ‘competentiegericht’ sloot naadloos aan bij de ontwikkelingen die de
taakgerichte benadering en inhoudsgericht taalonderwijs in gang hadden gezet: niet
meer het taalsysteem, maar de taalgebruiker is de basis van het taalonderwijs. De cursist
die bijv. bij een bank gaat werken leert hoe hij omgaat met klanten, collega’s e.d.:
wanneer hanteer je (in)formeel taalgebruik? De selectie van taalelementen (het
taalaanbod) is in competentiegericht taalonderwijs idealiter toegespitst op het
maatschappelijke of economisch doel van de taalleerder.
In het Europees Referentiekader (ERK) zijn niveaus van taalvaardigheid beschreven in
termen van competenties waarbij drie niveaus te onderscheiden zijn:
niveau A: basisgebruiker
3