Werkgroep 1: Rechtsbronnen en doorwerking van internationaal recht in de nationale
rechtsorde
Studiemateriaal
● Kern van het internationaal publiekrecht:
o Hoofdstuk 1: Begrip & aard van het internationaal publiekrecht
o Hoofdstuk 5: Rechtsbronnen
o Hoofdstuk 13: Doorwerking in de nationale rechtsorde (t/m 13.5.3)
● Jurisprudentie en documentatie internationaal publiekrecht:
o International Court of Justice, North Sea Continental Shelf (Federal Republic of
Germany v. Denmark and Federal Republic of Germany v. Netherlands),
Judgment - Merits, 20 februari 1969 (Essentie: par. 71-74, 77-78)
o International Court of Justice, Military and Paramilitary Activities in and Against
Nicaragua (Nicaragua v. United States of America), Judgment - Merits, 27 juni
1986 (Essentie: par. 178, 183-186, 188-190, 207, 208)
o International Court of Justice, Legality of the Use or Threat of Nuclear Weapons,
Advisory Opinion, 8 juli 1996 (advies gevraagd door de VN Algemene
Vergadering) (Essentie: par. 25, 29, 64-73)
o Hoge Raad, Danikovic e.a. tegen Staat der Nederlanden, 29 november 2002 (“NAVO
Aanvallen op Kosovo”) (Essentie: r.o. 3.3 en p. 956 Conclusie A-G par. 30)
o Hoge Raad, Staat der Nederlanden tegen Nederlandse nietrokersvereniging CAN (Club
Actieve Nietroker), 10 oktober 2014 (“Vrijstelling rookverbod kleine cafés”)
(Essentie: r.o. 3.5.1-3.6.4)
Vragen
1. Het juridische karakter van internationaal publiekrecht is vaak ter discussie gesteld.
Verschillende auteurs hebben gesteld dat internationaal recht niet kan worden
beschouwd als ‘recht’ zoals we dat kennen in de nationale rechtssfeer. Deze stelling
neemt aan dat internationaal recht niet voortvloeit uit een boven de partijen staande
wetgever en/of dat internationaal recht niet kan worden afgedwongen.
a. Leg uit wat wordt bedoeld met het begrip ‘internationaal publiekrecht’ aan de
hand van de drie elementen waaruit het is opgebouwd.
Internationaal publiekrecht is opgebouwd aan de hand van een internationaal element, een
publiek element en een juridisch element.
Het internationale element houdt in dat het zich afspeelt in de internationale gemeenschap en het
terug te herleiden is naar een internationale rechtsbron volgens art. 38 van het Statuut van IGH.
Het publieke element houdt in dat de regel de uitoefening van het publiek gezag in de
internationale rechtsorde moet legitimeren en reguleren. Daarbij moet de regel beogen publieke
belangen te beschermen.
,Het juridisch element houdt in dat de bron van herkomst een geldige rechtsbron in het
internationale publiekrecht is. En dat er sprake is van een sanctie aan de schending van de norm
verbonden.
b. Waarin verschillen de handhavingsmechanismen in het internationaal
publiekrecht van die in de meeste nationale rechtssystemen?
De internationale rechtsorde is hiërarchisch van aard omdat het gaat om soeverein gelijke staten.
Dit maakt dat er geen centrale handhaver is (want niks kan boven de soevereine staat). Er is dus
een decentraal systeem, in tegenstelling tot de meeste nationale rechtssystemen.
2. De internationale rechtsorde kent verschillende rechtsbronnen. Alleen regels die uit deze
bronnen voortvloeien behoren tot het internationaal publiekrecht.
a. Welke internationale rechtsbronnen worden genoemd in Artikel 38 van het
Statuut van het Internationaal Gerechtshof?
Internationale verdragen, gewoonterecht, algemene rechtsbeginselen, rechterlijke beslissingen
(subsidiair) (art. 38 Staat IGH).
b. Welke rechtsbronnen kent het internationaal recht nog meer?
Besluiten van internationale organisaties, eenzijdige handelingen, gewoonterecht met de status
van jus cogens.
c. Geef van de volgende documenten/instrumenten aan of die tot de regels van het
internationaal publiekrecht behoren:
i. Weens Verdragenverdrag;
Ja: dit is een verdrag tussen meerdere staten.
ii. De Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelen),
onderdeel van Resolutie 70/1 van de de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties;
Nee, resoluties van de Algemene Vergadering zijn over het algemeen niet bindend. Wel kunnen
zij een aanknopingspunt zijn voor de vorming van gewoonterecht als aanwijzing voor opinio
iuris.
iii. Bilateraal WOTS- verdrag tussen Thailand en Nederland (WOTS is Wet
Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen);
Ja, dit is een internationaal bilateraal verdrag tussen Nederland en Thailand.
iv. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad
van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te
bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een
verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een
derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.
Ja, dit is een verordening: een bindend besluit van een internationale organisatie.
, 3. Internationaal gewoonterecht ontstaat indien aan twee voorwaarden is voldaan: er moet
sprake zijn van een algemene praktijk en een rechtsovertuiging.
a. Leg aan de hand van de uitspraken North Sea Continental Shelf en Nicaragua uit
hoeveel en welke staten een bepaalde praktijk dienen te volgen voordat kan
worden gesproken van een algemene praktijk.
In de North Sea Continental Shelf zaak worden twee vereisten gesteld aan het internationaal
gewoonterecht: er moet sprake zijn van een algemene praktijk die omvangrijk en vrijwel uniform
is (r.o. 71-74), en er moet sprake zijn van een rechtsovertuiging (r.o. 77-78). Bij North Sea
Continental Shelf stelt het IGH dat het vooral om staten voor wie de regel van belang is (‘whose
interests were specially affected’) (r.o. 73), en dat de hoeveelheid hiervan veel en vrijwel uniform
moet zijn maar er dus geen vast aantal is (r.o. 74).
De Nicaragua zaak voegt hieraan toe dat wil een regel als gewoonterechtelijk worden vastgesteld,
de overeenkomstige praktijk niet absoluut strikt moet worden bevestigd met de regel. Het gedrag
van de staten dient in het algemeen in overeenstemming te zijn met dergelijke regels (r.o. 186).
b. Hoe stelt het Internationale Gerechtshof in Nicaragua vast of er sprake is van een
rechtsovertuiging?
Het IGH maakt gebruik van uitingen door de VS in de Algemene Vergadering (r.o. 188). Hier
voegt het IGH aan toe dat ook door zich te beroepen op een uitzondering of rechtvaardiging
van een regel (zoals het verbod op geweld i.c.m. het recht op zelfverdediging), de staat al blijk
geeft van het bestaan op een gewoonterechtelijke norm (het verbod op geweld).
4. In een rapport1 van de FBI, CIA en NSA uit 2016 wordt met grote mate van zekerheid
het volgende geconcludeerd:
Russian President Vladimir Putin ordered an influence campaign in 2016 aimed at the U.S.
presidential election. Russia’s goals were to undermine public faith in the U.S. democratic
process, denigrate Secretary Clinton, and harm her electability and potential presidency. We
further assess Putin and the Russian Government developed a clear preference for President-elect
Trump.
Tijdens deze “influence campaign” lijken onder andere social media trolls te zijn ingezet die
propaganda verspreidden, met als doel om potentiële kiezers in de VS te beïnvloeden.
In de juridische literatuur is een discussie gaande over de vraag of dergelijke “cyber
beïnvloeding” bij verkiezingen verboden is onder de bestaande regels van internationaal
recht. Zo is bijvoorbeeld beargumenteerd dat het beïnvloeden van kiezers door het
verspreiden van propaganda niet in strijd is met het internationaalrechtelijke beginsel van
non-interventie, omdat pas sprake is van een schending van dit beginsel wanneer er door
een staat dwang wordt uitgeoefend op een andere staat (in plaats van “slechts” invloed).
Stel: de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties neemt in de periode van 2016-
2020 vrijwel unaniem meerdere resoluties aan, waarin het inmengen in de verkiezingen
van andere staten sterk wordt veroordeeld. Ook wordt in elk van deze resoluties herhaald
dat het gericht beïnvloeden van kiezers door het verspreiden van propaganda – door
middel van social media of anderszins – onder het internationaal recht verboden is.
1 https://www.dni.gov/files/documents/ICA_2017_01.pdf
, Staat A is van mening dat deze resoluties een sterke aanwijzing vormen dat er inmiddels
een gewoonterechtelijk verbod op “cyber beïnvloeding” tot stand is gekomen.
Staat B stelt echter dat zij op geen enkele wijze internationaalrechtelijk gebonden kan
worden door deze resoluties van de Algemene Vergadering, en dus niet
internationaalrechtelijk verplicht is om zich te onthouden van cyber beïnvloeding.
Hoe beoordeelt u deze stellingen?
Hoewel het waar is dat de resoluties niet per definitie juridisch bindend zijn, kunnen deze wel
resulteren in gewoonterecht. Gewoonterecht kan op haar beurt bindend zijn. Het laat alleen zien
dat er mogelijk sprake is van een rechtsovertuiging: dat staten van mening zijn dat een praktijk
ook daadwerkelijk door het internationaal recht wordt vereist. Het is niet duidelijk of er ook
sprake is van een algemene statenpraktijk, wat maakt dat het nog niet gewoonterecht is.
5. Zoals blijkt uit par. 190 van de Nicaragua zaak wordt het verbod op het gebruik van
geweld, zoals ook neergelegd in het Handvest van de Verenigde Naties, door sommigen
beschouwd als een norm van jus cogens of ‘dwingend recht’. Een aantal andere normen
wordt naar algemene opvatting beschouwd als normen van dwingend recht.
a. Aan welke voorwaarden moet een norm voldoen om als jus cogens te gelden?
Jus cogens is een dwingende vorm van algemeen volkenrecht. De voorwaarden zijn dat het een
norm die aanvaard en erkend is door de internationale gemeenschap van staten als geheel,
waarvan geen afwijking is toegestaan (art. 53 WVV).
b. Tot welke van de verschillende internationale rechtsbronnen kan de categorie van
dwingend recht worden gerekend?
Verdragen en Gewoonterecht: het is een status, geen bron.
6. Stelt het internationaal publiekrecht zelf regels over de manier van doorwerking van
internationaal recht in de nationale rechtsorde?
Nationale staten zijn vrij om te bepalen over de manier van doorwerking van internationaal recht
in de nationale rechtsorde. In de samenhang van internationaal en internationaal recht is een
onderscheid te maken tussen ‘monisme’ en ‘dualisme’. Bij dualisme zijn internationale en
nationale rechtsordes geheel gescheiden. Internationaal recht is een extern recht dat niet boven
de Staat staat. Bij monisme bestaat er één rechtsorde, waar zowel internationaal als nationaal
recht deel van uitmaakt. De statelijke macht is onderworpen aan het internationaal recht, het is
geen extern recht, maar als recht dat de staat kan beperken en zo individuen beschermt.
7. Bestudeer de uitspraken van de Hoge Raad in de zaken Danikovic e.a. v. Staat der
Nederlanden en Staat der Nederlanden tegen Nederlandse nietrokersvereniging CAN (Club Actieve
Nietroker). Wat zijn de voorwaarden voor de directe toepassing van internationaal recht
door de Nederlandse rechter?
In eerste instantie bepaalt de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van een verdragsbepaling
of deze rechtstreekse werking heeft. Als hieruit niet blijkt of dit het geval is, is de inhoud van de
bepaling beslissend. Hierbij zijn de voorwaarden dat de regel: voldoende nauwkeurig is;