1
Wetenschapsfilosofie
07/09/2017: HC01
Gedragswetenschappers zijn (niet) te benijden
Door, voor en over ons
• Vergelijk de celbioloog. Wanneer we een celbioloog vergelijken met een gedragswetenschapper
vinden we verschillen tussen cellen en cliënten.
• Cellen hebben geen:
• Gevoelens.
• Belangen.
• Eigen mening over/respons op de uitkomsten van het onderzoek
Cliënten wel!!
• Gedragswetenschappers zijn zelf het soort wezens dat ze bestuderen.
• … Maar kunnen (moeten) ze dan wel afstand tot hun onderwerp bewaren?
• Gedragswetenschap is zelf een vorm van menselijk gedrag.
• Wat we leren over cognitie verandert ons idee van (gedrags-)wetenschap. Onze ideeën over
cognitie veranderen met de tijd. Plato dacht anders over cognitie dan Francis Baker
(renaissance). Dit beïnvloed dus ook ons beeld over wat wetenschap is.
• Bijvoorbeeld over cognitieve illusies.
• Vergelijk:
• De paradox van de leugenaar. De leugenaar zegt: alles wat ik zeg is gelogen, eigenlijk is dus
alles wat hij zegt dat niet waar is, is waar.
• De baron van Münchausen. Een soort generaal, schoot zichzelf op een kanonskogel af, ook
met een paard gezonken in een moeras: wilde niet zinken dus trok zichzelf omhoog aan zijn
eigen haren.
… Maar kan wetenschap zichzelf legitimeren? De wetenschap ontwikkelt een verhaal over
wat wetenschap en kennis is, maar legitimeert zichzelf hiermee. Een scepticus kan hierover
zeggen dat het niet klopt: de wetenschap kan echter veel dingen verklaren, waardoor het zelf
kan zeggen dat het gebaseerd is op wetenschappelijke kennis is, waardoor het wel zou
moeten kloppen.
• De studie van menselijk gedrag kan datzelfde gedrag beïnvloeden. Als je het gedrag van
mensen bestudeerd, verander je hiermee het gedrag van deze mensen.
• Hechtingsonderzoek. Theorie over veilige hechting etc., dit breng je in het publieke domein:
mensen gaan heel erg hun best doen om kinderen veilig te laten hechten. Als deze theorie
klopt, heb je een latere toestand die heel anders is dan de toestand die bij dit onderzoek is
onderzocht. De werkelijkheid wordt veranderd: dit is het doel van gedragswetenschappers, ze
willen de menselijke samenleving in de goede richting duwen: het onderwerp verandert wel
continu.
• Verslavingsonderzoek.
• Geluksonderzoek.
• Ook beïnvloeding door het geven van situatiedefinities/zelfbeschrijvingen. Een
gedragswetenschapper vertelt wat er met ons aan de hand is, dit wordt het meest duidelijk met
de DSM: als je bepaald gedrag vertoont het je een stoornis o.i.d.. Deze diagnose beïnvloedt je
als persoon, wat je gedrag etc. verandert.
• Bijvoorbeeld ‘etikettering’: DSM
• … Maar maakt gedragswetenschap zichzelf dan niet telkens achterhaald? Als iemand een etiket
heeft, krijgt een kind bijvoorbeeld meer medelijden, extra tijd voor een toets o.i.d.: loopt de
gedragswetenschap niet achter zichzelf aan? De wetenschap wil een theorie die stabiel is, maar
dit is in de gedragswetenschap niet mogelijk.
, 2
• Gedragswetenschap is toegepaste wetenschap. Het vindt niet plaats omdat we menselijk
gedrag interessant vinden, maar wordt beoefend om gezondere/productievere/beter
aangepastere mensen te maken.
• Doel is veelal gezondere, productievere, beter aangepaste … mensen.
• Of beheersing. Poging om gedrag te beheersen: machtsuitoefening.
• Gedragswetenschap kan/wil blijkbaar niet waardevrij zijn.
• … maar hoort wetenschap niet waardevrij te zijn? Wetenschappers praten over wetenschap: het
zijn feiten. Het idee van waardevrije wetenschap leer je kennen als positivisme
The space of reasons
• De cel van de celbioloog kan ‘gezond’ of ‘defect’ zijn, maar de celbioloog concentreert zich op
de mechanismen.
• En gedragswetenschap?
• Welkom in de space of reasons - de bio-psycho-socio-culturele realiteit.
• Space of causes. De naakte feiten.
• Space of reasons. Levende wezens, die overal belang bij hebben.
• Mensen zijn levende wezens. Doordat hij leeft onderhoud hij een soort van lichamelijk zelf:
space of reasons.
• Selves, autonomous agents.
• De wereld laat ons niet onverschillig. Een levend wezen heeft behoeften: doelen.
• De dingen betekenen iets voor ons.
• Affordances: de connectie tussen ons en de wereld. Objecten bevinden zich in de ruimte: ook
als je er niet bent zijn deze objecten aanwezig in een ruimte, dingen die ruimte in nemen. Dit
hoort bij de onverschillige wereld van de naakte feiten, de oorzaken. Op het moment dat een
levend wezen binnenkomt, veranderen de objecten. Een stoel wordt iets waar je op kan zitten,
ene object dat een extern doel dient. Het zijn die aspecten van de omgeving waar je iets mee
kunt, het is een relationeel begrip: het gaat om de relatie tussen de omgeving en een levend
wezen. Op deze manier zie je dat op het moment dat je gedrag gaat bestuderen dat de wereld
vol zit met affordances. Op het moment dat er affordances zijn, zijn er redenen en zit je dus in
de space of reasons.
• We hebben dus redenen, dingen betekenen iets voor een wezen:
• Doelen.
• Belangen.
• Behoeften.
• Interesses.
• Waarden.
• Vergelijk:
• Een apparaat (dient een extern doel). Leven niet, zijn onverschillig jegens wat er met ze
gebeurt.
• Een organisme (zelf een bron van redenen). Je brengt redenen in de wereld, en zorgt ervoor
dat er apparaten zijn die een extern doel dienen.
• … maar hoe bestudeer je redenen?
• … maar hoe ga je om met een studieobject met freedom and dignity?
Visies van de harde wetenschappen:
• Alternatieve visie: organismen als robots in dienst van hun selfish genes. Jouw genen willen
zichzelf verspreiden, en je genen maken het dat jij doet wat nodig is om je genen te verspreiden.
Jij bent een robot die ervoor zorgt dat het gebeurt, dat je genen blijven bestaan.
• Alternatieve visie: gedragstechnologie.
, 3
The space of reasons: psycho
• Mensen zijn sentiment beings. Ze hebben een zenuwstelsel en kunne zich vrij bewegen. Het
zijn wezens met gevoel, wat komt met het hebben van een zenuwstelsel en zintuigen.
• Consumeerders van informatie. Dit komt ook door het hebben van een zenuwstelsel. Er wordt
informatie opgepikt uit de omgeving, waar men hun voorbeeld mee doet.
• Onze zintuigen ‘ontsluiten’ de wereld voor ons. Voordat er wezens waren met zintuigen was een
wereld een blind gesloten geheel.
• We hebben een perspectief. We hebben een blik op de wereld, dit is ons eigen perspectief. Het
betekent iets om jezelf te zijn, en de wereld op jouw manier tegemoet te treden.
• We zijn subjecten. We zijn een subject tegenover, in en met de wereld.
• We hebben een innerlijk. Volgens Descartes zit onze geest binnen in onze schedel, en is het
immaterieel.
• … maar hoe bestudeer je subjectiviteit? Hier kan geprobeerd aan te ontkomen door alleen het
gedrag te bestuderen: de behavioristen. Subjectiviteit is namelijk niet te meten, waardoor het
makkelijker is om alleen gedrag te onderzoeken. Dit bleek later een beperkte benadering,
daarom is er nu het cognitivisme: er kan worden onderzocht wat er in het hoofd van iemand
omgaat. Je weet nog steeds het innerlijk van de persoon niet, maar je kunt wel kijken naar welke
informatie op welke plekken in de hersenen wordt verwerkt. Ook nu bestudeer je processen in
de hersenen, en nog steeds geen subjectiviteit. Conclusie: het is geen ding voor de harde
wetenschappen om de subjectiviteit te bestuderen.
Harde wetenschap:
• Alternatieve visie: alleen waarneembaar gedrag bestuderen.
• Alternatieve visie: alleen information processing bestuderen.
The space of reasons: socio
• Mensen zijn sociale wezens. Zonder de sociale omgeving zijn we helemaal niemand. Ook jij als
individu bent op talloze manieren afhankelijk om iemand te zijn, van je omgeving.
• Onze werkelijkheid is er één van.
• Gemeenschappen.
• Rollen.
• Normen. Dit is waar gemeenschappen uit bestaan. Dit bepaalt wat mag of niet, maar wat wilt
zeggen dat er iets mag?
• … maar op welk niveau moeten we menselijk gedrag dan bestuderen? Moet je mensen als deel
van een gemeenschap bestuderen, of toch blijven bestuderen als een individu?
• … maar hoe bestudeer je normativiteit?
The space of reasons: cultureel
• Mensen zijn culturele wezens. We hebben een geschiedenis, we hebben symbolen die per
tijdsvak anders kunnen zijn.
• Onze werkelijkheid is historisch-symbolisch-technologsich. Deze dingen maken dat onze wereld
verandert.
• We leven in een veranderlijke en kunstmatige wereld van symbolen en artefacten.
• … maar valt er dan wel de ‘menselijke natuur’ of ‘menselijk gedrag’ te bestuderen? Het is
kansloos om de menselijke natuur te bestuderen los van de culturele achtergrond van een
persoon.
• … maar dragen we niet de oogkleppen van onze eigen cultuur? Ze dragen de oogkleppen, wat
hun studie vooringenomen maakt. Wetenschap hoort objectief en niet vooringenomen te zijn,
waardoor hier spanning ontstaat.
Witte jassen vs. intellectuelen
• Ofwel: sciëntisme vs. de ‘geesteswetenschappelijke’ oriëntatie.
• De bèta’s vs. de alfa’s. Bèta’s vonden de alfa’s maar zweverige types, terwijl de alfa’s de bèta’s
juist oppervlakkige mensen zonder verbeelding vonden, die geen historisch besef hadden. Er
was een wederzijdse minachting. Deze tegenstelling trof Snow in de wetenschap aan, wat ertoe
leidt dat de wetenschap is gespleten: bij welke club moet je horen? Deze tegenstelling is
vandaag de dag nog aanwezig, de vijandigheid lijkt er een beetje af te zijn.
• C. P. Snow: ‘the two cultures’. Snow werkte aan de universiteit, waar het hem opviel dat als je
bij de natuurwetenschappers was, dit een totaal andere cultuur was dan onder de
, 4
literatuurwetenschappers o.i.d.. Hij trof twee verschillende klimaten aan, maar zag ook een soort
vijandigheid tussen deze twee klimaten.
Witte jassen (bèta)
• Sciëntisme (het idee dat je ten eerste de wetenschap als enige kennisbron hebt):
• Wetenschap als enige legitieme bron van kennis.
• Koppeling wetenschappelijk-technologische en maatschappelijke vooruitgang. Deze
vooruitgang gaat gelijk op. Wetenschappelijke vooruitgang is belangrijker dan
maatschappelijke vooruitgang.
• Natuurwetenschap is maatgevend. Geesteswetenschap etc. Is geen echte wetenschap.
• Laat er sprake zijn van:
• Door, voor en over ons.
• Een space of reasons.
• Welke consequenties trekken we voor de studie van menselijk gedrag?
• Menselijk gedrag blijft een natuurlijk verschijnsel. Wij zijn deel van de natuur, mensen zijn
gemaakt uit de elementen. Dit kun je gewoon op een natuurwetenschappelijke manier
bestuderen, we zijn mechanismen en werken op een bepaalde manier.
• Laten we dat bestuderen op de manier die zoveel succes heeft gehad: de
natuurwetenschappelijke.
• Positivisme, behaviorisme (voorlopers). Positivist is iemand die zich alleen met de feiten bezig
wilt houden.
• De ‘empirisch-analytische’ methode wordt gehanteerd.
• Empirisch:
• Streven naar meetbaarheid en kwantificeerbaarheid. Kwantitatief onderzoek is een belangrijke
peiler van de gedragswetenschap.
• Als het kan: experimenteel onderzoek. Met experimenten kun je causale mechanismen boven
water krijgen.
• Analytisch:
• Het onderwerp opsplitsen in variabelen. Denken in variabelen. Er wordt niet gekeken naar de
totaliteit.
• Zoeken naar samenhang, wetmatigheid. Er wordt gezocht naar patronen: jongens spelen meer
met auto’s dan meisjes.
• Zoeken naar mechanismen. Zoeken naar hoe het werkt, geneigd om in het brein of in de
genen te gaan kijken: hier spelen de fysieke processen zich af die leiden tot het gedrag wat in
het dagelijks leven wordt gezien.
• … maar er is toch geen F=MxA voor menselijk gedrag? Menselijk gedrag kan niet worden
voorspeld door middel van formules. Harde wetmatigheden zijn bij menselijk gedrag niet
mogelijk.
• Nee, maar wel mechanismen (genetisch, neuraal).
• En statische patronen.
• Deze zijn probabilistisch. Het gaat over waarschijnlijkheden, het is niet kei hard.
• Maar daar hebben we statistiek voor, en dus wel een beetje een wetenschap. Er kan met
wiskunde worden gewerkt.
• … maar we kunnen toch veel zaken niet direct waarnemen?
• Stress, aandacht, voorkeur, etc.. Stress zelf kan niet worden waargenomen, maar er zijn wel
variabelen die kunnen worden gemeten die wijzen op bijvoorbeeld stress.
• Nee, maar we kunnen indicatoren (proxy-variabelen) bepalen. Er kunnen dus indicatoren voor
bepaalde toestanden van gedrag worden bepaald, waardoor er grip kan worden gekregen op
dingen die niet kunnen worden waargenomen.
• … maar dit gaat toch over variabelen (dus populaties en gemiddelden), en niet over individuen?
• Ja, maar gedragswetenschap is ook geen geesteswetenschap.
• … maar is deze methode wel geschikt voor het bio-psycho-socio-culturele domein? Bio wel!
• Niet zo, daarom zoeken we naar reductie. Je moet het proberen te reduceren tot iets wat wel
vatbaar is voor de natuurwetenschap: