Samenvatting reader burgerlijk procesrecht, periode 2.3
Samenvatting burgerlijk procesrecht
Teksten reader 2017-2018 (alleen toetsstof zoals aangegeven in de inleiding)
1. Burgerlijk procesrecht en een eerlijk proces
Het burgerlijk procesrecht kent twee verschillende doelen: geschilbeslechting en titelverschaffing. Dit laatste moet
ervoor zorgen dat er een executoriale titel wordt verkregen, zodat de winnende partij krijgt waar hij recht op heeft,
ook indien de wederpartij niet wenst mee te werken.
Wat is het burgerlijke procesrecht nu precies? Het kan omschreven worden als:
“Het formele recht dat erop is gericht een geschil tussen betrokkenen over het materiële burgerlijke recht
te laten beslechten in de ruimste zin van het woord.”
Artikel 6 lid 1 EVRM garandeert het recht op een eerlijk proces en geeft daarmee de grenzen aan waarbinnen het
burgerlijk procesrecht zich kan bewegen. Op grond van artikel 93 Grondwet heeft het artikel rechtstreekse
werking in het Nederlandse recht en heeft het tevens een voorrangspositie op basis van artikel 94 Grondwet.
Artikel 6 EVRM ziet op het integrale burgerlijk proces; de bepaling geeft immers aan van toepassing te zijn op de
vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen. Het artikel biedt garanties die in twee categorieën kunnen
worden geplaatst: institutionele beginselen en processuele beginselen. Institutionele beginselen gaan over de
manier waarop aan rechterlijke instanties vorm moet worden gegeven om aan de eisen van rechtspraak in een
rechtsstaat te voldoen en de processuele beginselen stelt eisen aan de procedures bij die gerechtelijke instanties.
Het gaat hier dan enkel alléén om rechtspraak, dus niet om mediation, bindend advies en arbitrage.
Welke institutionele beginselen kunnen we onderscheiden?
Onafhankelijkheid: een rechter kan rechtspreken zonder zich daarbij zorgen te maken over eventuele
persoonlijke gevolgen. Dit wordt in het Nederlandse recht op verschillende manieren gewaarborgd. Zo
kan er op grond van artikel 112 lid 1 Grondwet enkel recht worden gesproken door de rechterlijke macht
en worden op grond van artikel 117 lid 1 Grondwet rechters voor het leven benoemd. Schorsing of
ontslag kan enkel plaatsvinden door een tot de rechterlijke macht behorend gerecht, artikel 117 lid 3
Grondwet. Een rechter – die nog niet de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt – bepaalt vervolgens zelf
wanneer hij met pensioen gaat, lid 2. Tot slot kunnen rechters niet persoonlijk aansprakelijk worden
gehouden voor schade die wordt geleden als gevolg van een bepaalde beslissing.
Onpartijdigheid: de rechter mag er niet op uit zijn een bepaalde partij te laten winnen en mag tevens
niet een bepaalde uitkomst prefereren op andere dan juridische gronden. Dit is de reden waarom Vrouwe
Justitia geblinddoekt is. Contact met partijen is niet toegestaan. Er is in Nederland sprake van een
voldoende bezoldiging, zodat een rechter niet geneigd raakt zich te laten omkopen. Rechters dienen zich
tevens te onthouden van bepaalde – niet verenigbare – nevenfuncties (lid van een politieke partij mag
wel). In het Hauschildt-arrest werd de subjectieve en objectieve onpartijdigheid van de rechter uiteen
gezet. Bij objectieve onpartijdigheid gaat het om objectieve omstandigheden die twijfel zouden kunnen
wekken aan de onpartijdigheid van de rechter, oftewel: de schijn van partijdigheid. Bij subjectieve
onpartijdigheid gaat het om de persoonlijke overtuiging van de rechter. Bijvoorbeeld uitlatingen tijdens de
zitting. Indien een partij vindt dat de rechter in kwestie niet onpartijdig is, dan kan deze partij verzoeken
de rechter te wraken, artikel 36 t/m 39 Rv.
Ingesteld bij wet: hierin liggen twee vereisten besloten, namelijk: het moet ten eerste gaan om een
rechterlijke instantie en ten tweede dient deze rechterlijke instantie bij wet (in formele zin) in het leven te
zijn geroepen. De burger heeft recht op de rechter die de wet hem toewijst. Hieraan kleeft echter ook een
plicht: een rechter móet uitspraak doen, hij mag dit niet weigeren (rechtsweigering).
Er zijn echter ook processuele beginselen te noemen. Deze beginselen hebben betrekking op de eisen waaraan
een procedure ten overstaan van een rechter in een rechtsstaat moet voldoen. Er moet sprake zijn van een
zogenoemd eerlijk proces. We kennen de volgende processuele beginselen:
Toegang tot de rechter/verbod op excessief formalisme: wie rechtsbescherming zoekt, moet ook bij
een rechter terecht kunnen. Hoewel het niet direct te herleiden is tot artikel 6 EVRM, is er in het Golder v.
Verenigd Koninkrijk-arrest bepaalt dat dit indirect in dit artikel gelezen dient te worden. Dit betekent dat
een justitiabele feitelijk gebruik moet kunnen maken van een dergelijke procedure, wil het recht op
access to justice gewaarborgd zijn. Er mogen bijvoorbeeld geen onoverkomelijke financiële obstakels
zijn. In Nederland beoogt de Wet op de rechtsbijstand hierin te voorzien. Daarnaast zijn er ook formele
vereisten waaraan een procedure moet voldoen. Er moeten proces- en bewijsrechtelijke regels worden
opgesteld die een redelijk doel dienen en proportioneel zijn in verhouding tot dat doel (Ashingdane v.
Verenigd Koninkrijk-arrest). Wat betekent excessief formalisme in deze context? Formele regels mogen
en moeten worden toegepast (formalisme), maar dat mag er niet toe leiden dat het recht op toegang tot
1
, Samenvatting reader burgerlijk procesrecht, periode 2.3
de rechter wordt geschonden. Als die grens namelijk wordt overschreden, spreken we van excessief
formalisme.
Om te bepalen of er sprake is van excessief formalisme dienen er een aantal vuistregels, ontleend aan
de jurisprudentie, in acht te worden genomen:
1) Als niet is voldaan aan ontvankelijkheidsvereisten uitsluitend door toedoen van een
overheidsorgaan, dan mag de justitiabele daarvan niet de dupe worden, ook niet als de
justitiabele zelf in de gelegenheid was dat overheidsorgaan te controleren.
2) Aan fouten van een partij of zijn gemachtigde mogen eerder gevolgen worden verbonden
wanneer de zaak al in tweede of derde instantie wordt behandeld.
3) Als sprake is van een duidelijke vergissing en de juiste informatie niettemin op één of andere
wijze is aangereikt, is er sprake van excessief formalisme wanneer beslist wordt dat er een fout is
gemaakt die leidt tot niet-ontvankelijkheid.
4) De rechter moet trachten te voorkomen dat procespartijen het slachtoffer worden van de door
hun procesvertegenwoordiger gemaakte fouten. Bulena-arrest.
5) Geen formele regel kan worden ingeroepen tegen een partij die zich beroept op artikel 6 EVRM.
De gedachte is dat formele fouten slechts tot formele sancties horen te leiden, wanneer een
belang is geschonden dat niet door later herstel van de fout alsnog kan worden gerespecteerd.
Hoor en wederhoor: het recht van beide partijen om gehoord te worden en om te reageren op wat door
de wederpartij of derden aan de rechter is voorgelegd. Oftewel: het recht van fair hearing. Uit dit recht
volgt tevens dat een rechter géén stukken buiten de procedure om mag aannemen, nu de wederpartij
niet de mogelijkheid heeft om hierop te kunnen reageren. Niettemin zijn er ook uitzonderingen op dit
recht.
Equality of arms: een lastig beginsel, omdat er nu eenmaal een maatschappelijke ongelijkheid bestaat.
Het beginsel houdt daarom slechts in dat processuele middelen gelijkelijk aan alle partijen ten dienste
moeten staan en dat een partij een redelijke kans moet krijgen om zijn zaak naar voren te brengen
zonder in een substantieel slechtere positie te verkeren dan de andere partij. Voorzieningen die collectief
procederen mogelijk maken, kunnen worden gezien als een vorm van compensatie voor processuele
ongelijkheid.
Openbaarheid: derden moeten kennis kunnen nemen van wat er in een procedure gebeurt en van de
uitkomst van die procedure. Openbaarheid zorgt namelijk voor controle. Het is als hoofdregel neergelegd
in artikel 121 Gw en alleen bij wet kunnen uitzonderingen op deze hoofdregel worden gemaakt. Er
worden géén uitzonderingen toegelaten op de regel dat uitspraken altijd in het openbaar uitgesproken
dienen te worden, óók als de zitting zelf achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden.
Motivering: vonnissen van rechters moeten de gronden bevatten waarop zij rusten, artikel 121 Gw.
Alleen bij wet kunnen hierop uitzonderingen worden gemaakt. De motivering rechtvaardigt de beslissing
en maakt publieke controle mogelijk. Óf de stelling van een partij expliciet moet worden besproken, hangt
af van de omstandigheden van het geval (Hiro Balani v. Spanje-arrest). Een beslissing een appel niet toe
te laten, behoeft bijvoorbeeld niet te worden gemotiveerd (Salé v. Frankrijk-arrest).
Behandeling binnen een redelijke termijn: er gelden vastgestelde termijnen voor het indienen van
processtukken. Zowel de rechter als partijen waken dus tegen onredelijke vertraging van de procedure.
Als de redelijke termijn niet in acht wordt genomen, hebben partijen te lang moeten wachten op een
beslissing. Als het EHRM dat constateert, wordt er een schadevergoeding toegekend. Voor de zaak zelf
heeft de schending geen gevolgen: de verhouding tussen partijen wordt niet beïnvloed door de
verhouding tussen partijen en de Staat.
Recht op consistente rechtspraak: procederen moet niet vervallen in een vorm van willekeur. Om de
grens te bepalen tussen gevallen waarin de burger gewoon pech heeft en gevallen waarin er sprake is
van schending van dit aspect van het recht op een eerlijk proces, heeft het EHRM een aantal
gezichtspunten geformuleerd. Dit zijn de volgende:
1) Het moet gaan om de effecten van de rechtspraak en niet om de inhoud van de beslissingen zelf.
2) Het is niet aan het EHRM om te bepalen wie volgens nationaal recht gelijk heeft dus:
3) De enkele tegenstrijdigheid is niet voldoende voor een verdragsschending;
4) Nagegaan moet worden of er mechanismes zijn die tegenstrijdigheden kunnen oplossen, of die
zijn toegepast en wat de effecten daarvan zijn geweest;
5) De beoordeling moet zijn gebaseerd op rechtszekerheid wat;
6) Moet zorgen voor vertrouwen van het publiek in de rechtspraak en daarmee een fundamenteel
element van de rechtsstaat is.
7) Het is toegestaan eerdere constante rechtspraak aan te passen.
8) Er is géén inconsistente rechtspraak wanneer het verschil verklaard kan worden uit de
respectieve casus.
Recht op executie: wanneer een partij een zaak heeft gewonnen, moet de rechterlijke beslissing worden
nageleefd, ook als de verliezende partij zich hier niet aan houdt. Het is aan de nationale staten
overgelaten op welke manier zij daaraan invulling geven.
2