Dit is een begrippenlijst van het boek Memory geschreven door Alan Baddeley, Michael C. Anderson en Hans Eysenck van hoofdstukken 1, 3-11, 13-15. Deze stof hoort bij de cursus Geheugen en Taal en dan in het specifiek het Geheugen gedeelte.
Hoofdstuk 1. Wat is geheugen?
Reductionisme: het doel van de wetenschap is om elke verklaring te reduceren naar een lager niveau
van analyse, ofwel psychologie in termen van fysiologie, fysiologie in termen van chemie en chemie in
termen van natuurkunde.
Ontwikkelingen/benaderingen van het geheugen:
Ebbinghaus traditie (1850-1909): Duitse filosoof die als eerste aantoonde dat het
mogelijk is om geheugen experimenteel te bestuderen. Gebruik van verbaal leren: een
aanpak van geheugen waarbij alleen gekeken wordt naar het leren van lijsten woorden
en nonsens lettergrepen. De focus ligt op de factoren en condities om de vraag te
beantwoorden hoe het leren van nieuwe informatie interacteert met dat wat al bekend is
in het geheugen. Het verbaal legt de nadruk op het aanleren van woordenlijsten en
betekenisloze lettergrepen. Het ontwikkelde zich vooral in midden Westerse laboratoria.
De nadruk ligt op het zorgvuldig mappen van fenomenen en niet op ambitieus bouwen
van almachtige theorieën zoals Hull deed.
Gestalt psychologie (Mendler & Tulving): Vanaf 1930. Men probeerde de principes uit
studie van perceptie toe te passen op het begrijpen van menselijk geheugen en
redeneren. Ontwikkelde zich vooral in Europa en Noord-Amerika. In tegenstelling tot
gedragsbenaderingen ligt de nadruk op het belang van interne representaties; niet
observeerbare stimuli en reacties. Gestalt psychologie legt veel meer aandacht op de
actieve rol van degene die leert door het organiseren van materiaal.
De derde benadering is ontwikkeld in Engeland door Barlett (1932). Hij verwierp expliciet
het leren van betekenisloos materiaal als gepaste manier om het geheugen te
bestuderen, in plaats daarvan besloot hij om complexer materiaal te gebruiken. De
nadruk lag op de geheugenfouten die respondenten maakten. Barlett trachtte deze te
verklaren door de culturele aannames van de respondent over de wereld. Dit is
afhankelijk van interne representaties: schema’s. Het meest radicale verschil met
Ebbinghaus traditie is dat Barlett complexe taken gebruikte. Samen met Craik kwam hij
met het voorstel om theorieën te representeren als modellen (de pc werd tevens
gebruikt om dergelijke modellen te ontwikkelen). Model: de methode van het exacter
definiëren van een theorie waardoor testbare voorspellingen gemaakt kunnen worden.
Dit werd de information-processing approach van psychologie genoemd en werd heel
invloedrijk. De capaciteit te coderen (informatie op te nemen), de capaciteit om
informatie op te slaan en de vaardigheid om deze later op te halen. De information-
processing benadering werd algemeen geaccepteerd vanaf 1960: Omgeving > Sensorisch
geheugen > korte termijn geheugen > lange termijn geheugen.
Modale model (Atkinson & Shiffrin): het idee dat informatie binnenkwam vanuit de omgeving in het
sensorische geheugen, van waaruit het doorging naar het kortetermijngeheugen en uiteindelijk een
deel daarvan naar het langetermijngeheugen. Er zitten een aantal problemen aan dit model:
1. De aanname dat het vasthouden van items in de korte termijn opslag garant staat voor leren
klopt niet. Items die dieper verwerkt worden blijken beter te worden onthouden (niveaus van
verwerking, hoofdstuk 4).
2. Patiënten met grove gebreken in KTG zouden ook grote gebreken in het LTG moeten hebben
omdat het KTG cruciaal is voor het LTG. Dit hoeft niet het geval te zijn.
, 3. Gebreken van het KTG omvatten ook automatisch gebreken in het werkgeheugen. Ook dit is
niet het geval.
Sensorisch geheugen: een term voor de korte opslag van informatie binnen een specifieke
modaliteit.
Iconisch geheugen: een term voor de korte opslag van visuele informatie (zoals het geval is bij films:
dit bestaat uit statische beelden met witte tussenpozen, maar wij ervaren het als een geheel). Na
onderzoeken van Sperling met betrekking tot het onthouden van rijtjes letters werd geconcludeerd
dat des te feller het licht tijdens het interval, des te slechter de prestatie: licht interfereert met
geheugenopslag (masking)
Masking: het proces waarbij de perceptie en/of de opslag van de stimulus beïnvloed wordt door
gebeurtenissen vlak voor de presentatie (vooruit masking ofwel ‘forward masking’) of – vaker
voorkomend – vlak na de presentatie (achteruit masking ofwel ‘backward masking’). Er worden twee
soorten interferentie onderscheiden: één alleen afhankelijk van de lichtfelheid, de ander afhankelijk
van of het licht ook visuele contouren bevat. Het effect van lichtfelheid gebeurt alleen wanneer de
letters en de lichtflits gepresenteerd worden aan hetzelfde oog voordat de informatie van beide ogen
samengevoegd wordt. Het contour-gebaseerde effect vindt ook plaats wanneer stimulus en het licht
gepresenteerd worden aan beiden ogen, dus hierbij wordt de opslag verstoord nadat de informatie
van beide ogen zijn samengevoegd
Echoisch geheugen: deze term is ontwikkeld door Neisser en betekent hetzelfde als het auditief
sensorisch geheugen. Bij onthouden van een telefoonnummer is het aantal onthouden cijfers
afhankelijk van of je de nummers hebt gelezen of gehoord: bij de visuele presentatie worden er
systematisch meer fouten gemaakt wanneer je dichter bij het einde komt; bij auditieve presentatie
worden er ook meer fouten gemaakt hoe dichter je bij het eind komt, maar de laatste twee nummers
worden waarschijnlijk goed onthouden (Murdock): er is dus een auditief recency effect. Hier heeft
een auditieve een slechte invloed op het onthouden van woorden, onafhankelijk van de betekenis.
Korte termijn geheugen (KTG): de opslag van kleine hoeveelheden materiaal voor slechts enkele
seconde
Werkgeheugen: gebaseerd op de aanname dat er een systeem bestaat voor het tijdelijk behouden en
manipuleren van informatie. Dit is vooral nuttig bij het uitvoeren van complexe taken. Veel modellen
stellen dat het werkgeheugen een soort mentale werkbank is, dienend als basis voor gedachtegang.
Het wordt vaak gelinkt aan aandacht en van hieruit is het mogelijk om een beroep te doen op andere
bronnen binnen het KTG en het lange termijn geheugen
Lange termijn geheugen (LTG): een systeem dat of meerdere systemen die zorgen voor de
vaardigheid om informatie op te slaan voor lange periodes
Expliciet/declaratief geheugen: geheugen openstaand voor het intentioneel ophalen van
informatie, gebaseerd op het verzamelen van persoonlijke gebeurtenissen (episodisch
geheugen) of feiten (semantisch geheugen).
o Episodisch geheugen: zorgt voor de vaardigheid om specifieke gebeurtenissen te
herinneren.
, Mentaal tijdreizen (Tulving): legt de nadruk op de manier waarop het
episodisch geheugen ons toelaat om het verleden te herleven en deze
informatie te gebruiken om ons de toekomst voor te kunnen stellen
o Semantisch geheugen: zorgt voor de mogelijkheid om opeenhopende kennis van de
wereld op te slaan.
Impliciet/nondeclaratief geheugen: ophalen van informatie uit het LTG wat niet bewust
wordt opgeroepen of herkend.
o Klassiek conditioneren: een leerprocedure waarbij de neutrale stimulus herhaaldelijk
wordt gepaard met een reactie-uitlokkende stimulus en uiteindelijk zelf die reactie
kan uitlokken. Ze herinneren echter niet de leerervaring zelf
o Priming: het proces waarbij de presentatie van een item het verwerken van een
volgend item beïnvloedt, dit maakt het makkelijker te verwerken (positieve priming)
of juist moeilijker (negatieve priming).
o Het leren van vaardigheden
Hoofdstuk 3. Korte termijn geheugen
Cijferspanne/geheugenspanne: het maximum aantal van opeenvolgende gepresenteerde cijfers die
betrouwbaar herinnerd kunnen worden in de goede volgorde. De maximale hoeveelheid informatie
die kan worden onthouden, dit is voor de meeste mensen 6-7 cijfers.
Werkgeheugenspanne: term gegeven aan een aantal complexe geheugenspanne taken waarvoor
simultane opslag en verwerking nodig is
Korte termijn geheugen: de prestatie op een specifiek type taak, waarbij een kleine hoeveelheid
informatie moet worden vastgehouden, wat ofwel direct erna ofwel na een vertraging wordt getest
Werkgeheugen: een systeem wat niet alleen tijdelijk informatie opslaat, maar het ook manipuleert
zodat men complexe taken kunnen uitvoeren zoals redeneren, leren en begrip.
Chaining: elk nummer wordt geassocieerd met de volgende dat weer gelinkt is aan de volgende enz.
Probleem: als één schakel van de ketting breekt (het item wordt vergeten) zou de hele reeks in elkaar
moeten vallen maar dat is niet altijd het geval
Chunking: het combineren van een aantal items in een enkele ‘chunk’, typisch op basis van het LTG.
Chunking kan alleen bij letterreeksen. Ritme (door het gebruik van pauzes in reeksen) kan helpen bij
het onthouden ervan (denk aan het onthouden van een telefoonnummer)
Fonologische lus: de term gegeven door Baddeley en Hitch aan het component van hun model dat
verantwoordelijk is voor de tijdelijke opslag van spraak-gerelateerde informatie. Twee
subcomponenten: de korte termijn opslag en het articulatorisch herhalingsproces. De opslag is
gelimiteerd, vervaging gebeurt binnen seconden. De opslag kan ververst worden door de subvocale
herhaling (in jezelf opzeggen van de items). Het lusmodel staat garant voor het fonologisch gelijkenis
effect en het woordlengte effect van het verbale STM.
Fonologisch gelijkenis effect: de directe seriële herinnering van verbaal materiaal is slechter als de
items gelijk zijn in klank, bijv. ‘gat’ ‘kat’ en ‘rat’ is moeilijker te onthouden dan ‘dag’, ‘vork’ en ‘laptop’.
Let op: er is geen algemeen effect voor woorden die op elkaar lijken, want woorden die in betekenis
op elkaar lijken (groot, breed, wijd) zijn slechts ietsjes moeilijker te onthouden dan items die niks met
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper liebo. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.