Hoorcolleges geheugen en taal (deel geheugen)
Hoorcollege 1. Taxonomie menselijk geheugen
Wat is geheugen precies? Definitie & metaforen
Leren: proces van verandering, acquisitie
Geheugen: dingen uit het verleden vastleggen op zo’n manier dat het later denken en gedrag
beïnvloedt. Dit kan bewust en onbewust. Er zijn een aantal metaforen te onderscheiden:
Wax tablet: iets vastleggen, maar dit ook weer kunnen wegvegen
Bibliotheek: opslagplaats waar ook weer dingen kunnen worden weggehaald.
Netwerk: interconnecties
Lopende band: geheugen is maar tijdelijk beschikbaar (KTG?)
Lekkende emmer: het vergeten van details/informatie (episodisch geheugen)
Werkbank: actief verwerken van informatie (WG)
Reconstructie skelet dino: het samenvoegen van informatiedelen tot een herinnering, dit gaat
niet altijd goed
Film Inside out: hier zitten in het fragment een aantal metaforen (bibliotheek: manier van
herinneringen opslaan, netwerk: verschillende eilanden, verband met persoonlijkheid, werkplaats:
afspelen van het geheugen alsof het een video is, dit staat tegenover het reconstructie idee waar
meer waarheid in ligt)
Hoe meet je geheugen? Voorbeelden
Geheugenfenomenen:
Plotseling gevoel dat je voeten in je schoenen zitten habituatie: vermindering van respons
na herhaalde blootstelling aan een stimulus. Dit is simpel non-associatief leren, het leren te
reageren op nieuwheid. Dit is een selectief systeem
Geluid horen van openmaken blikje fris, meteen dorst krijgen klassiek conditioneren:
simpel associatief leren, nieuwe verbanden maken tussen stimulus en respons. Verwachten
wat gaat komen
Leren fietsen procedureel geheugen: het aanleren van motorische en cognitieve
vaardigheden. Dit wordt gecontroleerd door een gedragssequentie welke wordt gedreven
door een intern programma. Dit is habitueel
Een nieuw telefoonnummer leren verbaal werkgeheugen/KTG: informatie in een erg
actieve bewuste staat houden waar het makkelijk kan worden bereikt en gemanipuleerd. Dit
proces is tijd- en capaciteit gelimiteerd.
Ophalen van de hoofdstad van Nederland semantisch geheugen: algemene feitelijke en
conceptuele kennis van de wereld
“Wat heb je gedaan tijdens je laatste bezoek aan Amsterdam?” episodisch geheugen:
bewuste recollectie van persoonlijke gebeurtenissen (inclusief informatie over de originele
leercontext). Denk hierbij aan fragment film Inside Out
“Maak dit woord compleet: R_ _TE_DA _ OF A_ _TE_DA_” priming: facilitatie van het
perceptueel verwerken van gefragmenteerde items die je eerder hebt gezien als geheel (Dus
het tweede incomplete woord zal sneller worden herkend omdat dit woord al eerder is
genoemd). Dit gebeurt ook onbewust, dus wanneer je je niet herinnert dat je het item eerder
hebt gezien (impliciet).
, “Morgen heb je een afspraak bij de tandarts waar je heen moet” prospectief geheugen:
herinneren dat je dingen moet doen in de toekomst, intenties. Hierbij is ook het monitoren
van het juiste moment betrokken
“Wat is de beste manier om je voor te bereiden op een tentamen?” metageheugen:
reflecteren op je eigen geheugen, kennis over geheugen strategieën. Dit is een bewust proces
en het is een hoge vorm van cognitie
Het geheugen bestaat dus uit meerdere vormen van geheugen, dit zijn min of meer onafhankelijke
geheugensystemen welke neurocognitief van elkaar verschillen.
Welke vormen van geheugen kun je onderscheiden? Taxonomie
Niet-declaratief (impliciet) geheugen: het weten hoe (gedragsexpressie), een impliciet/anoetic (puur
emotionele reactie, onafhankelijk van gedachten), het gaat vaak over stimulus-respons associaties en
productie regels. De kennis wordt geuit in actie in een gefixeerd format. Leren gebeurt incrementeel
en door te doen. Priming is hier een uitzondering van, dit bestaat namelijk al na één exposure!!! Deze
processen zijn vaak moeilijk uit te leggen (schakelen in een auto of fietsen). Activiteit in de hersenen
zit vaak in de subcorticale gebieden, dit soort geheugen is relatief bestendig tegen hersenschade
hierdoor
Declaratief (expliciet) geheugen: het weten wat (bewuste contemplatie), interne representaties van
staten in de externe wereld welke niet meer perceptueel aanwezig zijn. Het gaat hier over
proposities, visuoruimtelijk beelden (analoge kennisrepresentaties) of een combinatie van de twee.
, De expressie van de kennis is flexibel en interpretatief. Leren gebeurt snel, al na één trial. Activiteit in
de hersenen zit vaak in de neocortex (hippocampus).
Geheugensystemen bevatten allemaal drie fasen van informatieverwerking:
1. Coderen: leren, herhalen, aandacht, strategieën
2. Consolidatie/opslag: neurologisch verval, interferentie
3. Retrieval: cueing, zoek activiteiten
Hoe maak je dat onderscheid precies? Evidentie & theorie
Systeem: ondersteunt verschillende gedragingen en cognitieve functies volgens hun eigen regels en
principes and met hun eigen informatie units. Verschillende systemen zijn mogelijk tijdens
verschillende ontogenetische (levensloop) en fylogenetische (evolutie) ontwikkelingsfasen ontstaan.
Elk systeem ligt in een unieke neurale locatie. Complexe gedragingen resulteren mogelijk vanuit de
interactie tussen verschillende geheugensystemen. Het idee van verschillende systemen is gebaseerd
op:
Enkele dissociatie: groep 1 doet het beter op test B dan test A, terwijl de controlegroep het
op beide testen even goed doet
o Groep 1 heeft hersenletsel, gezien de verschillende prestaties op de twee tests zijn
hier verschillende systemen bij betrokken. Het verschil in prestatie kan niet liggen aan
een verschil in moeilijkheid van de twee testen omdat de controlegroep op allebei de
testen even goed scoort.
Dubbele dissociatie: groep 1 doet het goed op test A, maar slecht op test B en groep 2 doet
het slecht op test A en goed op test B.
Experimentele manipulatie van één van de taken: gebruik maken van twee soorten tests. Een
recognitie taak en een fragment aanvullingstaak (priming)
o Experimentele dissociatie: de prestatie op de recognitie taak gaat achteruit, maar de
prestatie op de fragment aanvullingstaak niet functionele onafhankelijkheid
o De score op de fragment aanvullingstaak voorspelt de score op de recognitie taak
niet stochastische onafhankelijkheid (dit wil je hebben)
Functioneel/experimenteel: tijd beïnvloedt impliciet en expliciet geheugen anders
Farmacologisch: lorazepam verminderd woord aanvulling facilitering, maar niet verbale
vloeiendheid (semantisch geheugen)
Neurologisch/neuro-imaging: patiënten met geheugenverlies laten normaal procedureel
leren zien, terwijl het episodische geheugen slecht is
Ontwikkeling: procedureel leren in beter bij jonge kinderen dan episodisch geheugen
Voorbeeld patiënt Clive Wearing:
Bilaterale schade aan de hippocampus
Hij slaat geen informatie meer op en hij herinnert zich bijna niets
Alles wat hij ziet is elke keer weer nieuw
Episodisch geheugen is aangetast, alleen het werkgeheugen doet het (7 seconden)
Het semantisch en procedureel geheugen werken wel goed
Conceptuele priming werkt niet (plaatsnamen), maar perceptuele priming werkt wel
(kleuren, vormen)
Clive herinnert zich algemene kennis, maar geen eigen ervaringen non-declaratief
geheugen