http://www.neurologie-denhaag.nl/protocollen/mononeuropathie.html
info voor week 5
Week 1:
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit hersenen en ruggenmerg, en is gelegen binnen de schedel en het
wervelkanaal. Het perifere zenuwstelsel vormt de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en perifere
structuren (spieren en sensoren).
Afferente vezels vervoeren prikkels naar ruggenmerg of hersenen. Binnen het ruggenmerg spreekt men ook
wel van ascenderende (opstijgende) systemen (banen). Efferente vezels geleiden prikkels van hersenen of
ruggenmerg naar de spieren ( en klieren). Binnen het ruggenmerg zijn dit de descenderende systemen (banen).
Afferente vezels hebben vaak een sensorische , efferente vaak een motorische functie.
Het parasympathische gedeelte heeft zijn oorsprong in hersenstam en sacrale ruggenmerg; het sympathische
zenuwstelsel ontspringt aan de thoracale segmenten en 1 a 2 cervicale en 2 a 3 lumbale segmenten.
Zie figuur 3.2 Blz. 42 Neurowetenschappen (blauw)
Hiërarchisch model:
De niveaus bestaan uit:
Archiniveau: Hersenstam, Formatio reticularis, grijze stof van het ruggenmerg (mediaan gelegen structuren)
alsmede een deel van het cerebellum (archicerebellum(kleine hersenen)). bewustzijn en reflexen
het archniveau dient voor de handvaving van onze basis-arousal en lichaamshouding. In verband met dit niveau
sprak Jackson van de most automatic movements, waartoe men de reflexen kan rekenen: spierspoelreflex,
terugtrekreflex, tonische hals en labyrint reflex enzovoort.
(De formatio reticularis, of reticulaire formatie, bestaat uit een netwerk van onderling nauw verbonden
zenuwcellen. Dit netwerk ligt voor het grootste deel in de hersenstam, een onderdeel van de hersenen. Ze
begint in het onderste deel van het myelencephalon en strekt zich over de pons uit tot in het diencephalon. De
reticulaire formatie is verantwoordelijk voor de regulatie van de activatietoestand van het zenuwstelsel, ook
wel arousal genoemd.)
Paleoniveau: basale ganglia, limbisch systeem, hypothalamus, amygdala (mediaan en mediaal gelegen
structuren, vaak grenzend aan de ventrikels), en ook weer een deel van het cerebellum (paleocerebellum).
emoties en automatismen
het paleoniveau heeft te maken met emoties en de expressie ervan. Op de tweede plaats emoties die
gekoppeld zijn aan de sensoriek: pijn bij een noxische prikkel, angst of woede bij het zien van een aanvaller,
schrik bij een plotseling geluid, of blijdschap bij het zien van een goede vriendin. bij al deze emoties hoort
, specifiek gedrag: bij honger hoort voedsel zoeken en eten, bij angst hoort vluchten, bij woede hoort aanvallen,
bij libido hoort seksueel gedrag, bij pijn hoort au enzovoort
Neoniveau: (Cortex, associatiebanen, corpus callosum, verbindingen met het cerebellum) cognitie. speelt een
rol bij de snelle, bewuste en nauwkeurige motoriek, functies als cognitie, taal en nauwkeurige waarneming en
vaardigheden.
Het ruggenmerg bestaat voor een deel uit witte stof en voor een deel uit grijze stof
De cellichamen van de sensorische zenuwcellen liggen net buiten het ruggenmerg in groepen bij elkaar
(ganglion). De cellichamen van de motorische zenuwcellen in het ruggenmerg. Aan weerszijden van het
ruggenmerg, net buiten de wervelkolom, lopen de zijstrengen. Deze strengen bevatten zenuwen van het
orthosympatisch zenuwstelsel, een deel van het autonome zenuwstelsel.
,De hersenstam of truncus cerebri verbindt het prosencephalon (de grote hersenen = cerebrum, en de
tussenhersenen) met de kleine hersenen en het ruggenmerg.
De hersenstam bestuurt vitale levensfuncties als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk. Het bestaat
uit het verlengde merg (medulla oblongata), de pons (of brug) en de middenhersenen (mesencephalon). Over
de hele lengte van de hersenstam bevindt zich de formatio reticularis, een netwerk van cellen, dat
medeverantwoordelijk is voor het bewustzijn. Tien van de twaalf paar hersenzenuwen vinden hun oorsprong in
de hersenstam.
Medulla oblongata: verlengde merg. Gedeelte van de hersenen dat de hersenstam met het ruggenmerg
verbindt. In de medulla oblongata vindt ook de kruising van zenuwbanen plaats. Dit zijn de zenuwbanen van de
tast en voor de motorische aansturing van spieren van armen en benen.
Mesencephalon: middenhersenen: is het deel van de hersenen dat zich in het bovenste deel van de
hersenstam bevindt. Het heeft een functie in: de regulatie van zintuiglijke en motorische functies, visuele en
auditieve reflexen, pupilverwijding en het gehoor.
Het cerebrum: De grote hersenen zijn onderdeel van het centraal zenuwstelsel en omvatten het grootste deel
van de menselijke hersenen. De grote hersenen verwerken impulsen afkomstig van sensorische zenuwcellen en
reguleren vrijwillige beweging. Ze zijn tevens de plek waar de cognitieve en emotionele processen (o.a. logisch
redeneren, planning, geheugen, emotie(?)) plaatsvinden.
4 lobben:
Frontale kwab(lob): spelen een rol bij het Denkvermogen, Initiatief, Gedrag, Blikcentrum, Gedeelte van de
spraak.
Partiele kwab (deel van de grote hersenen): Ruimtelijke ordening, Motoriek en sensibiliteit
Occipitale kwab: (of achterhoofdskwabben) Gezichtgewaarwording
Temporale kwab: Geheugen, Concentratie, Smaak, Gedeelte van de spraak
Diencephalon: of tussenhersenen, De thalamus, de hypothalamus, de hypofyse, de epifyse en de derde
ventrikel worden tot het diencephalon gerekend.
De thalamus geeft informatie van het ruggenmerg door aan de hersenschors en het cerebellum (kleine
hersenen).
De hypothalamus is een scheiding tussen de hersenen en het autonoom zenuwstelsel. De hypothalamus
, bestuurt een groot aantal (interne) lichaamsfuncties, zoals eten, drinken, lichaamstemperatuur, nier- en
darmwerking, seksuele functies en het speelt ook een rol bij het uiten van emoties.
Het cerebellum; De kleine hersenen zijn een onderdeel van het centraal zenuwstelsel. De eerste functie van
het cerebellum is de coördinatie van bewegingen om ze vlot en nauwkeurig te maken.
Bij het expliciet (=uitdrukkelijk, duidelijk, specifiek) leren is er sprake van leren op basis van kennis en
informatie.
Bij het impliciet (= als iets zo iets maar niet gezegd wordt, niet duidelijk, stilzwijgend) leren is er veel meer
sprake van leren op basis van het uitvoeren van de taak zelf zonder dat er expliciete aanwijzingen worden
gegeven hoe dit dan precies moet gebeuren.
Fasen van motorisch leren:
Cognitieve fase: Patiënt heeft nog alle aandacht nodig bij de oefening.
Associatieve fase: In deze fase wordt de oefening gecorrigeerd.
Autonome fase: Hierin wordt de oefening geautomatiseerd.
Propicepsis: Waarneming/ opvang van prikkels door receptoren/ sensoren die in het bewegingsapparaat
gelegen zijn (spierspoel, peessensor, gewrichtssensor, evenwichtsorgaan).
Kinesthesie: Houdings en bewegingszin. Het vermogen bewust de houding en beweging van eigen
lichaam(delen) waar te nemen.
‘Chaining’ is het aan elkaar koppelen van reflexen of handelingsfragmenten. Het vormen van de ‘brokjes’ van
de handeling noemen we ‘chunking’. We onderscheiden in chaining dan nog weer ‘forward chaining’ en
‘backward chaining’.
Forward chaining: eerst de brokjes/fragmenten leren en dan pas het geheel vormen.
Backward chaining: Beginnen bij het einddoel en geleidelijk terugwerken
Fading in en fading out
Fading in (insluipen) is het geleidelijk inbrengen van elementen (bv. afleiding of context)
Fading out (uitsluipen) is het geleidelijk afbouwen van elementen (bv. hulpmiddelen, verbale of fysieke
ondersteuning en feedback)