Samenvatting Neuropsychological Assessment
Lecture 1 Neuropsychological Assessment
What is clinical neuropsychology?
De APA definieert klinische neuropsychologie als een specialiteit die de principes van beoordeling en
interventie toepast gebaseerd op de wetenschappelijke studie van menselijk gedrag en zijn relaties
met het normaal en abnormaal functioneren van het centraal zenuwstelsel (CNS).
Klinische neuropsychologie is ook de studie van de relaties tussen hersenen en gedrag en de impact
van een verwonding of ziekte op de cognitieve, emotionele en algemene adaptieve capaciteiten van
het individu.
Klinische neuropsychologen moeten kennis hebben van:
- de functionele neuroanatomie
- neurologische stoornissen
- psychopathologie
- de theoretische achtergrond en psychometrische eigenschappen van testen die worden gebruikt
Neuropsychologen proberen dus de verbanden tussen de hersenen en het gedrag van een persoon
te begrijpen. Neuropsychologen zijn vooral bezig met het onderzoeken van gedrag, en wat dat
betekent met betrekking op het functioneren van het brein. Dit wordt gedaan door gebruik te maken
van verschillende psychologische testen die kijken naar verschillende soorten functies (bijvoorbeeld
intelligentie/geheugen/executief functioneren/sociaal-emotioneel functioneren). Ook wordt er
gekeken naar hoe kinderen leren. Deze testen zorgen voor informatie over de integriteit van het
functioneren van de hersenen.
Neuropsychological assessment
Een andere methode om het brein te onderzoeken is door zijn gedragsproduct te bekijken.
Er hoeft niet per se een leasie te zijn in het brein om problemen te hebben met neurale netwerken.
Bij de meeste mensen met neurologische problemen kunnen er geen afwijkingen worden gevonden
op de scan.
De gedragseffecten van hersenschade hangen van een aantal dingen af, zoals:
- de natuur, mate, locatie en duur van de leasie(s) en/of het uitvallen van de neurale netwerken
- leeftijd, geslacht, fysieke conditie, psychologische achtergrond en de status van de patiënt
- individuele neuroanatomische en fysiologische verschillen: alle mensen vertonen verschillen op een
MRI scan. Dit komt doordat de verbindingen in de hersenen van verschillende mensen anders zijn.
Ook de grootte van hersengebieden en de hersenmassa zijn anders bij verschillende mensen.
Daarnaast zijn er ook veel verschillen in de vorm van het brein. Je kunt de hersenen van verschillende
mensen niet met elkaar overlappen omdat de hersenen van ieder mens anders zijn. Je ziet ook veel
veranderingen in het brein wanneer mensen ouder worden. Iedereen heeft dus verschillende
hersenen in anatomische en functionele zin.
Major purposes of neuropsychological assessment
Neuropsychological assessment heeft een aantal hoofddoelen, namelijk:
- differentiële diagnose: je probeert te differentiëren tussen verschillende diagnoses en binnen
verschillende diagnoses. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar verschillende typen dementie.
- het plannen van een behandeling: je gaat plannen wat je precies gaat doen met de patiënt.
- het volgen van het verloop van de rehabilitatie
- legale processen
Het doel van neuropsycholocial assessment is niet alleen het verzamelen van data van testen, maar
het begrijpen van het gedrag van de patiënt in de context van de omgeving waarin hij/zij
functioneert. Je probeert dus het gedrag van mensen uit te leggen aan de hand van het functioneren
van het brein van die persoon.
How the human brain works
Het brein bestaat uit 2 cerebrale hemisferen. Verder bestaat het brein uit het cerebrum, cerebellum
,en de hersenstam. De zenuwen in het brein worden ook wel craniale zenuwen genoemd. Deze
brengen informatie naar het brein toe (afferent) en zenden motorische informatie naar de spieren
(efferent).
Het brein bestaat ook uit verschillende kwabben. Aan de voorkant zit de frontaalkwab. Na de
frontaalkwab komt de pariëtaalkwab. Daarna komt de temporaalkwab en aan de achterkant van het
brein zit de occipitaalkwab.
Het middenbrein bestaat ook uit 3 delen, net als de hersenstam (middenbrein, pons en medulla).
Tussen de frontaalkwab en pariëtaalkwab ligt de centrale sulcus. De groeven in het brein worden de
sulci genoemd. De verdikkingen worden gyri genoemd.
In de frontaalkwab ligt de motorische cortex (hier worden de bewegingen van het lichaam gestart).
De linkerkant van het brein controleert de rechterkant van het lichaam, en andersom. Achter de
centrale sulcus, aan het begin van de pariëtaalkwab ligt de sensorische cortex. De linkerkant van het
brein detecteert sensaties van het rechterdeel van het lichaam, en andersom. De occipitaalkwab is
verantwoordelijk voor visie. De informatie uit de ogen wordt via de nervus opticus naar de
occipitaalkwab waar het beeld wordt gevormd. In de temporaalkwab ligt het auditieve gebied.
De buitenkant van het brein bestaat uit grijze massa. De grijze massa bestaat uit cellichamen (soma)
van neuronen. De witte stof in het brein bestaat uit de axonen van neuronen. Axonen dragen
informatie over van het ene neuron naar het andere.
De 2 hemisferen van het brein zijn verbonden door het corpus callosum. Hierdoor kunnen de 2
hemisferen communiceren. Aan de onderkant van het brein zit de hersenstam. De hersenstam
reguleert belangrijke levensfuncties zoals ademhalen, hartslag eten, slapen enz.
Het ruggenmerg ontvangt informatie uit het lichaam en zendt ook informatie naar het lichaam toe.
De frontaalkwab is vooral verantwoordelijk voor complex en abstract denken. De frontaalkwab helpt
ook bij het controleren van emoties. De pariëtaalkwab integreert alle sensorische informatie die uit
het lichaam komt. De temporaalkwab is verantwoordelijk voor het begrijpen van geluiden en taal.
Het limbische systeem is verantwoordelijk voor emoties, leren en geheugen. De amygdala is
verantwoordelijk voor de basis emoties. De hippocampus is verantwoordelijk voor leren en
geheugen.
Je kunt ook op verschillende manieren scans maken van het brein. Je kunt een scan maken zodat je
een dorsaal beeld (vanaf de bovenkant), ventraal beeld (vanaf de onderkant), lateraal beeld (vanaf
de zijkant) en mediaal beeld (vanuit de binnekant) krijgt.
Structure and function of the brain
Functie Hersenstructuren die hierbij horen
Aandacht Alle hersengebieden, maar vooral de
frontaalkwab
Perceptie Visuele cortex in de occipitaalkwab
Geheugen Hippocampus, thalamus, fornix, prefrontale
cortex, mammillary bodies
Taal Linker hemisfeer, gebied van Broca en gebied
van Wernicke
Executieve functies Frontale cortex en feedback loops
Beweging Basale ganglia (pons/medulla), cerebellum en
cortex
Emotie Amygdala, cortex en rechter hemisfeer
Het is erg belangrijk om hierbij rekening te houden met plasticiteit. Niet alle mensen hebben taal
bijvoorbeeld in de linker hemisfeer zitten, aangezien de hersenen van alle mensen verschillend zijn.
Wanneer er een leasie is in een deel van het brein, kunnen andere hersendelen de functie van het
beschadigde deel ook overnemen. Maar dit is niet altijd het geval. Hier moet ook rekening mee
worden gehouden. Of andere hersendelen de functies van de beschadigde delen over kunnen nemen
hangt af van welk hersendeel er beschadigd is, waar de schade in de hersenen zit en hoe groot de
schade is.
, Global issues
Bij neuropsychological assessment hebben we te maken met verschillende populaties en mensen van
alle leeftijden. Bij oudere mensen komt er vaker comorbiditeit en polyfarmacie voor. Bij
comorbiditeit heb je meerdere problemen. Voorbeelden hiervan zijn fysieke stoornissen,
hartproblemen (hoge bloeddruk/hoog cholesterol) en dementie. Een hoge bloeddruk, diabetes type
2 en andere hartproblemen komen veel vaker voor bij oudere mensen. Dit heeft invloed op hoe deze
mensen functioneren in het dagelijks leven. Ook nemen oudere mensen vaak meerdere soorten
medicijnen. Sommige medicijnen die mensen nemen, hebben een direct effect op het brein (deze
medicijnen gaan door de bloed-brein barrière en kunnen een effect hebben op het functioneren van
mensen).
Je gaat ook kijken naar de sterke en zwakke punten van mensen (wat ze nog wel kunnen en wat ze
niet meer kunnen). Je kunt soms je sterke punten gebruiken om geen/minder last te hebben van je
zwakke punten. Wanneer je de sterke punten kent van iemand, kun je deze gebruiken om deze
persoon meer motivatie en zelfvertrouwen te laten krijgen. Mensen die net een beroerte hebben
gehad zijn bijvoorbeeld heel bang om weer een beroerte te krijgen. Door te focussen op de sterke
punten van deze mensen laat je ze zien wat ze nog wel kunnen. Hiermee kun je de zwakke punten
van deze mensen corrigeren.
Door op de sterke punten van mensen te focussen kun je dus de prestaties van mensen
maximaliseren. Ook lijken individuele verschillen sterker te zijn bij mensen met hersenschade. Deze
mensen vertonen vaak meer extreem gedrag aan beide kanten van het spectrum.
Het is ook belangrijk om het premorbide niveau van functioneren van mensen met hersenschade
vast te stellen. Dit gaat om alledaags gedrag en om het functioneren van het brein. Dit premorbide
niveau gebruik je als baseline meting. Aan de hand van deze meting ga je kijken hoeveel de persoon
is verandert sinds de diagnose of de schade aan het brein. Je kunt dan het huidige functioneren
vergelijken met het premorbide functioneren. Je kunt ook het huidige functioneren vergelijken met
normen. Maar dit is geen goede manier aangezien iedereen verschillend is. Een goede score voor de
ene persoon is een slechte score voor de andere persoon.
Aan de hand van het premorbide niveau van functioneren kunnen we ook kijken of de cognitie, het
geheugen en het dagelijks functioneren van een persoon met bijvoorbeeld hersenschade zijn
verandert.
Psychometrics
Je moet bij testen rekening houden met een aantal zaken, zoals:
- betrouwbaarheid
- validiteit en validatie: dit is de meest fundamentele eigenschap van psychometrische testen
- normen en skewing
- gestandaardiseerde scores en waarom deze belangrijk zijn
- correlaties die bestaan tussen testen: je moet proberen om ‘overtollig’ testen te voorkomen. Je gaat
dus niet meer testen afnemen dan nodig is.
Een test is goed als hij:
- ecologische validiteit heeft: de test moet meten wat hij beoogt te meten in het echte leven. Je kijkt
hierbij of de test reflecteert wat een persoon in het echte leven zou doen en wat niet. Wanneer de
test dit goed doet, heeft hij dus een goede ecologische validiteit.
- alle relevante gedragsdomeinen waar men in geïnteresseerd is dekt
- floor en ceiling effecten vermijdt: wanneer er een floor effect is, is de test te streng. Iedereen scoort
dan heel laag op de test en het is bijna niet mogelijk om een goede score op de test te halen.
Wanneer er een ceiling effect is, scoort juist iedereen heel hoog op de test. Bij de floor en ceiling
effecten heb je dus geen spreiding over de resultaten. Je kunt mensen dan niet met elkaar
vergelijken en dan zegt de test niet zoveel. Een goede test heeft dus spreiding over de resultaten.
- patiënten begrijpen wat ze moeten doen bij de test
- makkelijk een score kan toekennen
- vergelijkbaar is met het werk van andere onderzoekers
- meer dan 1 versie of vorm heeft: dit vermindert de redundantie (overtolligheid)