SAMENVA
TTING:
H1: wat is economie?
Economie= geld, werk, technologie, internationale handel, belastingen, produceren,
inkomens en consumeren. (arbeid, kapitaal en produceren).
Economie is een studie van rationele keuzes= keuzes op basis van weloverwogen
plannen, waarbij je kijkt wat je doel is en met welke middelen je dit kunt bereiken
(Keynes).
Financiële economie= het creëren, kopen en verkopen van geld en andere
financiële vorderingen (bijv. aandelen).
Geld= symbool voor wat anderen in de samenleving je schuldig zijn/ je aanspraak op
een deel van de geldmiddelen in de samenleving. Manieren om aan geld te komen:
- Werken. Hoeveel je verdient of werkt hangt af van je vaardigheden,
technische innovatie en internationale handel.
- Overdachten. Je krijgt geld in vormen als geld (liefdadigheid) of goederen/
diensten.
Dit geld wordt gespendeerd aan verschillende typen goederen en diensten
Consumptie.
H2: verschillen kapitalisme van 18e en 21e eeuw.
1776: eerste boek over economie van Adam Smith (1723-1790):
Voorstander arbeidsdeling= het opdelen van het productieproces in kleinere,
gespecialiseerde onderdelen. Toename arbeidsproductiviteit:
1. Arbeider wordt beter en sneller door telkens dezelfde taak uit te voeren.
2. Arbeider hoeft geen tijd te verspillen met het (fysiek en mentaal) switchen van
taken door zich te specialiseren.
3. Elke stap van het productieproces wordt makkelijker geautomatiseerd en dus
sneller uitgevoerd door een onderverdeling.
Kapitalisme= een economie waarin productie wordt georganiseerd met als doel
winst te maken i.p.v. alleen de productie voor eigen consumptie aan te wenden.
Wordt georganiseerd door kapitalisten/ mensen die kapitaalgoederen
(=productiemiddelen, bijv. machines) bezitten.
Winst= verdiensten van wat je op de markt verkoopt (=omzet) – productiekosten.
, SAMENVA
TTING:
H3: zeven fases kapitalisme.
Kapitalisme is zeer productief, verdeling is het probleem.
Denivellering zou toenemen als de politiek het kapitalisme niet binnen lijnen houdt.
Zodra de overheid ingrijpt (ook wel herverdelen, rekening houdend met algemeen
belang en menswaardigheid), stijgt de welvaart.
1. 1500-1820: opkomst kapitalisme door handel (welvaart= 0).
Toename welvaart door:
- Nieuwe wetenschappen, technologieën en instituties.
- Begin koloniale expansie.
2. 1820-1870: de Industriële Revolutie (stijging welvaart).
Arbeidsomstandigheden verslechterd antikapitalistische bewegingen:
- Karl Marx: planeconomie= economische beleid centraal geleid.
- Revisionisten/ sociaaldemocraten willen een parlementaire democratie.
Ontwikkelingen:
- Vrijhandel (=overheid legt geen beperkingen en heft geen belastingen op
handel).
- Vrije markt (= algemene overheidsbemoeienis, niet met werking markt).
- Protectionisme (= bescherming producenten tegen goedkopere landen door
invoerrechten te heffen).
3. 1870-1913: de hoogtijdagen (grote stijging welvaart).
Opkomst van:
- Massaproductie= het gebruik van een bewegende assemblagelijn (lopende
band) en uitwisselbare onderdelen zorgde voor spectaculaire daling van de
productiekosten (ruggengraat huidig systeem).
- Nieuwe economische instituties (bijv. Bank of England) om de groeiende
schaal, risico’s en instabiliteit van de productie aan te kunnen.
- Liberaal economische beleid (=weinig restricties). Globalisering
(=wereldeconomie een systeem van productie en ruil).
Laisser-faire beleid= laat mensen het zelf doen.
Neoliberalisme= voorstander van de klassieke minimale staat maar
aanvaarding van de centrale bank met een monopolie van de uitgave van
geld.
4. 1914-1945: de grote depressie (welvaart blijft hetzelfde).
Kapitalisme wankelt: groei vertraagd en socialisme doet het beter dan het
kapitalisme. Door gebeurtenissen:
- WO1 en WO2.
- Russische revolutie (1917): ondermijning kapitalisme.
- Beurskrach (1929).
5. 1945-1975: de gouden eeuw van het kapitalisme (grote stijging welvaart en
nivellering= kleinere verschillen) Kapitalisme een groot succes door:
- Betalingsbalans= het overzicht van de economische transacties van een land
met de rest van de wereld.
- Gemengde economie= een mengeling van positieve elementen van het
kapitalisme en socialisme. Overheid heeft een actieve rol (PvdA).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vanwijheroos. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.