Organisation and Mangement
Samenvatting: totale blok 2022/2023
,Lecture 1: Organisations and course outline
Defenities van belangrijke begrippen binnen het vak:
Organisatie: groep mensen die zich binnen een sociale structuur bevinden ( informele
verwachtingen, autoriteit structuur), gedeeld met doelen en technologie (o.a. middelen
of/en machines die gebruikt worden om inputs tot outputs om te zetten)
Verschillende typen organisaties: privé bedrijf/zaak, overheid, NGO’s, verenigingen
(politieke, sport, studenten), groepen met dezelfde interesses, etc.
Instituties: door mensen bedachte structuren rondom regels en normen, die samen
individueel gedrag vormen en reguleren/beperken.
Management: dingen gedaan krijgen door middel van bevel en overreding.
Waarin onderscheid wordt gemaakt tussen internal management (het runnen van de
organisatie, personeel, financiën, ICT, etc.) en external management (het betrekken
en onderhouden van het contact met de omgeving, o.a., klanten, groepen van
interesse en samenwerkingspartners)
Het bestuderen van organisaties:
Wat is rol van de organisatorische geschiktheid in verband met de taak en omgeving?
Hoe ontwikkelen en passen organisaties zich aan?
Hoe publiek of privaat zijn organisaties? En maakt het uit?
Focus: publieke organisaties
De SWOT-analyse:
Analyseert de momentele positie van een organisatie en zorgt ervoor dat we
alternatieve strategieën kunnen identificeren, die van waarde voor het bedrijf kunnen
zijn in de toekomst.
De interne kant van de organisatie: strengths & weaknesses
De externe kant van de organisatie: opportunities & threats
Voorbeelden van potentiële strengths & weaknesses
Voorbeelden van potentiele opportunity’s & threaths
, TELESCOPIC OBSERVATIONS
Lecture 2: Organisational structures
Organisatorische theorie- Contingency theory
Contingency theory: Organisaties passen hun structuur en werkwijze aan de eisen en
omstandigheden van hun omgeving.
Hoge turbulentie (concurrentie, onzekerheid) leid tot meer flexibele structuren (minder
standaardisatie, geen lopende band)
Organisaties met routinetaken en/of grote omvang hebben meer geformaliseerde
structuren (rationeel, hierarchish, bureaucratisch)
Strategische beslissingen door de leiding van een organisatie over hoe om te gaan met
de omgeving, zijn van invloed op de structuur en de manier van werken.
Structuren en configuraties (Mintzberg)
Belangrijke onderdelen:
Centralisatie (wie heeft de leiding, wie heeft de controle)
Formalisatie ( procedures zijn vast en gelijkmatig)
Red tape (‘’buitensporige en onnodige dure of omslachtige regels en regelgeving’’)
Complexiteit
Publieke organisaties (overheid) hebben een hogere mate van centralisatie, formalisering, red
tape en complexiteit dan private organisaties.
, Organisatie structuren – Coördinatie mechanismen
1. Direct toezicht: een leider geeft opdrachten en coordineert het werk
2. Standaardisatie van werkprocessen: coordinatie via standaard werkprocedures ( regels,
voorschriften door de technostructuur)
3. Standaardisatie van output: oplegging van standaard output metingen (normstelling)
4. Standaardisatie van vaardigheden: internalisatie van vaardigheden en kennis
(opleiding, verdienste)
5. Onderlinge afstemming: afstemming door overleg en onderlinge communicatie.
Organisatie structuren- ontwerp parameters
1. Functiespecialisatie: aantal taken (horizontaal) en controle over deze taken (verticaal)
2. Gedragsformalisatie: regels, procedures, etc. (vooral voor ongeschoolde werknemers)
3. Training en indoctrinatie: standaardisatie van vaardigheden en kennis (via opleiding)
4. Groepering van eenheden: basis van groeperingen (bijv. functie, outputs)
5. Grootte van unit: reikwijdte van controle
6. Planning- en controlesystemen: standaardisatie van outputs ( planning van outputs,
controle van de prestaties)
7. Verbindingsapparaat (laison device): systeem van interne communicatie en afstemming
8. Verticale decentralisatie: formele beslissingsbevoegdheid is neerwaards
gedecentraliseerd.
9. Horizontale decentralisatie: formele beslissingsbevoegdheid is naar buiten gericht.