Chapter 1 – An Introduction to Inquiry
Looking for Reality
Dit boek gaat over de methodologische kant van de wetenschap; hoe kan men het menselijke
sociale leven onderzoeken. Mensen hebben het in zich om hun toekomstige omstandigheden te
willen kunnen voorspellen. Ook leren ze dat bepaalde effecten vaker gebeuren wanneer bepaalde
oorzaken aanwezig zijn. Hoewel voorspellen en begrijpen twee totaal verschillende dingen zijn,
maakt ’t het wel makkelijker iets te voorspellen wanneer je een bepaald fenomeen begrijpt.
Menselijk onderzoek richt zich dan ook op ‘wat’ en ‘waarom’ vragen.
Naast het kijken naar al bestaande situaties kan realiteit ook worden gedefinieerd door
overeenkomsten over wat realiteit is. Twee bronnen hiervan zijn traditie en autoriteit. Iedereen
groeit op in een bepaalde omgeving waarbij sommige kennis vaststaat. Deze kennis heeft voordelen
boven menselijk onderzoek, omdat je niet vanaf nul alles hoeft te gaan onderzoeken. Daarnaast
kunnen tradities ook belemmerend werken, omdat onderzoek naar iets wat volgens traditie al
‘bekend’ is erg dom over kan komen.
Maar ondanks de macht van de traditie komt er ook elke dag nieuwe kennis bij. We zijn eerder
geneigd nieuwe kennis aan te nemen van mensen een bepaalde autoriteit hebben, zoals
bijvoorbeeld een wetenschapper.
Tijdens onderzoeken zijn er verschillende dingen die mis kunnen gaan. Vrij frequent worden
bijvoorbeeld fouten in de observaties gemaakt. Dit kan tegengegaan worden door erg bewust en
met meetapparatuur het studieobject te observeren. Daarnaast kan het zijn dat wanneer er gezocht
wordt naar een algemeen patroon, men te snel een aantal gelijke gevallen aanziet voor de gehele
groep. Replicatie kan hiervoor behoeden, dit is het herhalen van een studie om te checken of er
telkens dezelfde resultaten uitkomen. Maar uit overgeneralisatie kan ook selectieve observatie
ontstaan. En dan kan er ook nog eens onlogisch beredeneerd worden.
In de filosofische discussie over wat ‘echt’ is, zijn er drie algemene zienswijzen te ontdekken; de
premoderne, de moderne en de postmoderne. De premoderne benadering stelde dat alles wat men
zag, echt was. Zo waren de slechte geesten in een boom de werkelijkheid, dat was er
daadwerkelijk. Andere stammen die meenden dat de geesten in de boom juist goed en heilig waren,
werden voor stom versleten. De moderne zienswijze accepteert dat er twee subjectieve meningen
zijn over de geesten. Ze zijn er wel, maar de ene stam beschouwt hen als slecht en de andere als
goed. En dit zijn allebei even legitieme meningen. Steeds vaker wordt echter de postmoderne
zienswijze gebruikt. Hierbij is de geest helemaal niet meer aanwezig, maar zit de werkelijkheid
puur in alle zienswijzen. De waarheid zit dus in ieders eigen hoofd en verbeelding.
The Foundations of Social Science
Om het een beetje eenvoudig voor te stellen, houdt de wetenschappelijke theorie zich bezig met de
logische aspecten van de wetenschap, terwijl de dataverzameling het observationele aspect
behandelt. Tegenwoordig is sociale theorie puur descriptief en verklarend, er hangt geen waarde-
oordeel aan vast, wat vroeger wel zo was. Men kan wel een bepaald onderwerp binnen bepaalde
criteria zetten, maar daar zit geen diepere betekenis achter.
Voor een groot gedeelte houdt sociaal onderzoek zich bezig met het zoeken naar patronen en
regelmatigheden in het sociale leven. Hoewel er niet zulke wetten bestaan als die van de
zwaartekracht vormen de formele normen binnen een samenleving toch een vrij stabiele
regelmatigheid. Er bestaan echter wel drie potentiële bezwaren tegen de sociale patronen;
sommige regelmatigheden kunnen erg triviaal zijn (Republikeinen stemmen Republikeins); er
kunnen tegengestelde gevallen worden ontdekt; en de mensen die binnen de regelmatigheid vallen
kunnen de hele regelmatigheid omgooien als ze dat zouden willen. Deze drie dingen zijn echter niet
van zo’n grote aard dat ze een serieuze bedreiging vormen voor het sociaal-wetenschappelijk
onderzoek.
Sociaal-wetenschappelijke theorieën behandelen geaggregeerd, en niet individueel, gedrag. Ze
willen het systeem waarin individuen participeren begrijpen, het systeem van variabelen wat een
bepaald gedrag veroorzaakt. Variabelen hebben op hun beurt attributen, waarden of categorieën.
Een variabele kan onafhankelijk of afhankelijk zijn, waarbij gesteld kan worden dat de
onafhankelijke variabele de oorzaak is en de afhankelijke variabele het gevolg.
1
, Some Dialectics of Social Research
Er zijn vier brede en aan elkaar gerelateerde onderscheidingen binnen het sociaal-wetenschappelijk
onderzoek, met als eerste het verschil tussen idiografische of nomothetische verklaringen. Een
idiografische verklaring bestaat maar voor éen enkel geval, en kan de oorzaken van een bepaald
fenomeen in groot detail uiteen zetten. De verklaring die een klasse aan situaties probeert uit te
leggen, in plaats van slechts eentje, wordt nomothetisch genoemd. Beide manieren van onderzoek
zijn handig voor sociaal-wetenschappers.
Het tweede onderscheid. Inductief onderzoek gaat van het specifieke naar het algemene, van een
aantal specifieke observaties, naar een algemeen patroon. Een tweede manier van onderzoek is
deductie, waarbij men van een logisch of theoretisch verwacht model naar observaties gaat die
testen of dat patroon daadwerkelijk gebeurt.
Elke observatie is in eerste instantie altijd kwalitatief, ofwel non-numeriek. Voor onderzoek is het
soms echter gunstiger alles in kwantitatieve informatie om te zetten. Kwantificatie maakt het
makkelijker te aggregeren, te vergelijken of samen te vatten, en het maakt statistische analyse
mogelijk. Dit wil niet zeggen dat kwalitatieve informatie nutteloos is. Het is meestal
gedetailleerder en kan specifieker zijn. Beide methoden zijn daarom nuttig te gebruiken in sociaal-
wetenschappelijk onderzoek.
Het laatste onderscheid wordt gemaakt tussen puur en toegepast onderzoek. Puur onderzoek wordt
soms wel uitgelegd als het verwerven van kennis om de kennis te verwerven. Maar vaak willen
sociaal-wetenschappers ook dat er iets gebeurt met hun onderzoek, dat het actie uitlokt. Dat heeft
toegepast onderzoek.
The Ethics of Social Research
Kleine introductie naar hoofdstuk 3. Zie daarom hoofdstuk 3.
BEGRIPPEN;
- Replication, replicatie; het herhalen van een onderzoeksstudie om te testen of de huidige
bevindingen dezelfde zijn als die in het eerdere onderzoek.
- Theory, theorie; een systematische verklaring voor de observaties die relateren aan een bepaald
aspect van het leven.
- Variable, variabele; logische groeperingen van attributen. De variabele ‘geslacht’ bestaat uit de
attributen ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’.
- Attributes, attributen; karakteristieken van personen of dingen.
- Independent variable, onafhankelijke variabele; een variabele met waarden die in een analyse
niet problematisch is, maar simpelweg een gegeven. Een onafhankelijke variabele is de oorzaak van
of bepaalt de afhankelijke variabele.
- Dependent variable, afhankelijke variabele; een variabele waarvan wordt gedacht dat deze wordt
veroorzaakt door een andere variabele.
- Idiographic, idiografisch; een benadering waarin men de idiosyncratische oorzaken van een
bepaalde voorwaarde of gebeurtenis probeert vast te stellen.
- Nomothetic, nomothetisch; een benadering waarin men een paar oorzakelijke factoren probeert
te identificeren die een klasse aan voorwaarden veroorzaken.
- Induction, inductie; het logische model waarin men van specifieke observaties naar een breder,
algemeen patroon gaat.
- Deduction, deductie; het logische model waarbij specifieke verwachtingen of hypotheses worden
ontwikkeld op basis van algemene principes.
Chapter 2 – Paradigms, Theory and Social Research
Some Social Science Paradigms
Er is vaak meer dan éen manier om dingen te verklaren. Onderliggend aan deze verschillende
verklaringen zijn paradigma’s, de fundamentele referentiekaders die we gebruiken om onze
observaties en beredeneringen organiseren. Paradigma’s zijn vaak moeilijk te herkennen, omdat ze
erg impliciet zijn. Maar wanneer we herkennen en accepteren dat we opereren binnen een bepaald
paradigma, kunnen we een beter begrip kweken voor andere zienswijzen, en is het makkelijk om
(tijdelijk) uit ons eigen paradigma te stappen. Sociale wetenschappers hebben verschillende
paradigma’s ontwikkeld om sociaal gedrag te begrijpen. Maar de ontwikkeling hiervan wordt niet
2