Handboek jeugdhulpverlening deel 1
Een orthopedagogisch perspectief op kinderen en jongeren met problemen
Hans Grietens, Johan Vanderfaeillie en Bea Maes
Samenvatting
Pagina 1 van 40
, Inleiding
Problematische opvoedingssituaties
= een opvoedsituatie waarbij opvoeders en/of buitenstaanders menen dat de ontwikkeling van een kind of jongeren als
gevolg van de opvoeding wordt geschaad en/of dat de opvoeding niet resulteert in het bereiken van gewenste
opvoedingsdoelen en dat wordt door de opvoeder en/of buitenstaander als probleem ervaren.
Dit kan intern alsook extern worden gedefinieerd:
Interne definiëring problematische opvoedingssituaties
1. Opvoeder heeft (on)bewust opvoedingsdoelen die hij/zij nastreeft
2. Opvoeder denkt dat er iets mis zal gaan met de ontwikkeling (bijv. vanuit de opvoedingsdoelen)
3. Opvoeder weet niet meer hoe hij/zij de stagnerende ontwikkeling kan bijsturen of voorkomen
4. Opvoeder verwacht niet dat hij/zij binnen een acceptabel termijn zelfstandig of met medeopvoeders de
handelingsverlegenheid kan oplossen
Externe definiëring problematische opvoedingssituaties
1. Buitenstaander die zich om de ontwikkeling bekommert (persoon die door de maatschappij de opdracht heeft
gekregen de ontwikkeling van kinderen/jongeren te bevorderen en/of erop toe te zien dat de ontwikkeling van
kinderen niet geschaafd wordt).
2. Buitenstaander constateert objectief dat ontwikkeling niet gunstig verloopt of zal verlopen
3. Buitenstaander constateert dat de ongewenste ontwikkeling verband houdt met opvoeders
4. Buitenstaander verwacht niet dat het gedrag van de opvoeder in positieve zal veranderen in een acceptabel
termijn
Een problematische opvoedingssituatie kan het gevolg zijn van:
• Hoe opvoeders opvoeden primaire opvoedingsproblemen
• Kenmerken van het kind / de ouders / de bredere maatschappelijke context secundaire opvoedings-problemen
• Interactie tussen bovengenoemde factoren
De interactie tussen opvoeder en kind resulteert vaak tot handelingsverlegenheid van de ouder.
Orthopedagogiek = de wetenschappelijke studie van het handelen in als problematisch omschreven opvoedingssituaties.
Handelen met duidelijke doelstellingen, strategieën en evaluatiewijzen op basis van grondig onderzochte beeldvorming.
Orthopedagogen werken met een multifactoriële bio-psycho-sociale verklaringsmodellen: niet alleen kijken naar individuele
problemen, maar ook naar de afstemming tussen de opvoedings- en ondersteuningsnoden van het individu en de omgang,
aanpak en begeleiding door omgeving. Dit is gericht op het maximaliseren van ontwikkelings- en ontplooiingskansen,
kwaliteit van leven en volwaardige participatie aan diverse onderdelen van het samenleven.
Pagina 2 van 40
, Hoofdstuk 1: Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele
problemen
Wat zijn gedrags- en emotionele problemen?
Terminologie
Overkoepelende beschrijvende term voor alle kinderen die zich zichtbaar ongewoon of abnormaal gedragen of zichtbaar
ongewone en abnormale emoties vertonen, en dat afgezien van de ernst, de oorzaak of de context van het gedrag of de
emotie. Ook kinderen met (functionele) lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard kunnen worden door een
lichamelijke ziekte plaatsen wij onder deze noemer.
Aandachtspunten bij het definiëren van gedrags- en emotionele problemen
Het ontwikkelingsperspectief
Het verdisconteren van het ontwikkelingsperspectief in de beoordeling van het probleemgedrag. Dus, wat is gepast gedrag
bij een bepaalde leeftijd van een kind.
De continuümgedachte
In welke mate het kwalitatieve gedrag aanwezig is, bij gedrags- en emotionele problemen: gedragingen en emoties zijn
frequenter, intenser, langduriger en in verschillende situaties voorkomend. Geen duidelijke grens te trekken.
De context
De activiteiten die gebeuren en de pedagogische aanpak van de betrokken opvoeders kunnen een grote impact hebben op
het gedrag van een kind.
De informant
Wie beoordeelt het gedrag en hoe betrouwbaar is dat?
Classificatie van gedrags- en emotionele problemen
Klinisch-psychiatrische classificatiesystemen
DSM = een systeem om de problematieken van individuen te beschrijven en te classificeren in stoorniscategorieën. De
syndromen worden beschreven in teren van cognitie, emotieregulatie en/of gedrag. Stoornissen worden
geoperationaliseerd door middel van criteria. Kritiek op het ‘alles-of-niets’ karakter en op het feit dat het niet voor alle
contexten geschikt is.
Empirisch-statistische classificatiesystemen
ASEBA-systeem: Psychometrische invalshoek, systeem berust op gedragsvragenlijsten. Aan de hand van multivariate
analyses werden probleemgedragingen ingedeeld in 8 syndroomschalen (3 internaliserend, 2 externaliserend).
Dimensionele karakter en de comorbiditeit tussen de verschillende syndroomschalen leiden tot een minder scherpte
diagnosestelling in de praktijk.
Epidemiologisch onderzoek naar gedrags- en emotionele problemen mij kinderen
en jongeren
Epidemiologie = de systematisch studie naar prevalentie en de versperding van een ziekte of toestand in een bepaalde
bevolkingsgroep, alsook naar de factoren die het voorkomen en de verspreiding beïnvloeden. Ongeveer 10% kinderen
tijdens het opgroeien kamt met ernstige problemen. Hangt sterk samen met geslacht, leeftijd en SES van een gezin. Over
algemeen meer bij jongens dan bij meisjes. Kinderen die van jongs af probleemgedrag vertonen, hebben een minder
gunstige prognose dan kinderen die pas op latere leeftijd probleemgedrag vertonen.
Pagina 3 van 40
,Etiologie van gedrags- en emotionele problemen
Hoe zien verklaringsmodellen eruit?
Ontwikkelingspathologie = de wetenschap die ervan uitgaat dat de problemen waarvoor men hulp komt zoeken het product
zijn van een lange voorgeschiedenis, waar verschillende factoren elkaar continu hebben beïnvloed. Deze factoren worden
in onder andere in ecologische, multifactoriële of cumulatieve risicomodellen gesitueerd. Van zulke modellen zijn dit de
uitgangspunten:
• Multicausaliteit van gedragsproblemen
• Operationalisering in termen van risicofactoren en protectieve factoren
• Cumulatiehypothese ( bij meer riscofactoren en minder protectieve factoren is er grotere kans op problemen)
Chronic adversities (=chronisch negatieve leefomstandigheden): riscofactoren hoeven niet tot probleemgedrag te leiden,
komt door voldoende beschermende factoren. Ook zijn de factoren verschillend in veranderbaarheid
Biologische factoren
Uitgangspunt: gedrag wordt gestuurd door biologische processen. Verschillende invalshoek
1. Gedragsgenetica – kijken in hoeverre problemen erfelijk zijn. aandacht richten op onderzoeken welke sets genen
betrokken is bij welke problemen
2. Neuroanatomie – gedragsproblemen verklaren vanuit disfuncties op het niveau van de structuur van de hersenen
3. Neurofunctioneel – gedragsproblemen verklaren vanuit niet-optimale activatie van bepaalde hersenregio’s
4. Neurochemie – relatie tussen chemische processen in de hersenen en gedrag
Leerervaringen
Klassieke conditionering: 2 gebeurtenissen die vaak samen voorkomen worden aan elkaar gekoppeld, waardoor 1
gebeurtenis de verwachting zal oproepen dat de tweede gebeurtenis ook zal plaatsvinden. Bestaande uit een
Voorwaardelijke Prikkel (neutrale stimulus) en een Onvoorwaardelijke Prikkel (tweede stimulus), de gevolgen van deze
worden Onvoorwaardelijke Reacties genoemd.
Operante conditionering: beschrijft hoe mensen leren reageren (R) op stimuli (S). gedrag kan bekrachtigd en bestraft
worden.
Het leren van kinderen kan echter niet los gezien worden van de (relationele) omgeving. Belangrijkste opvoedingsgedragen
zijn monitoring, consequent straffen, het hanteren van duidelijke regels, positieve betrokkenheid en positieve
bekrachtiging. Gezinstoestand/dynamiek ook bepalend voor het gedrag.
De invloed van biologische factoren en leerervaringen op de ontwikkeling van gedrags- en
emotionele problemen
Belangrijk voor kinderen om te ervaren ze hun ouders kunnen vertrouwen. Ook belangrijk dat ouders sensitief en responsief
reageren op stresservaringen van het kind.
Diagnostiek van gedrags- en emotionele problemen
Onderkennende of classificerende diagnostiek
Eerst kijken of het kind een gedrags- of emotioneel probleem heeft. Hulpmiddelen hiervoor zijn interviews of vragenlijsten.
Daarna kan gekeken worden naar de onderkennende diagnose, de formele benoeming van het probleem.
Verklarende diagnostiek
Condities op sporen die een probleem hebben doen ontstaan, in stand houden en/of versterken.
(Be)handelingsgericht diagnostiek
Doel: inzicht krijgen in de verschillende factoren die samenhangen met de problemen en het achterhalen hoe deze kunnen
worden beïnvloed om het probleem te verminderen of te elimineren. Indicatiestelling (= het zoeken naar de meeste gepaste
behandeling voor de problematiek van een cliënt) staat centraal.
Pagina 4 van 40
,Behandeling van gedrags- en emotionele problemen
Algemene aspecten van behandeling
Doel: lijdensdruk bij kind en omgeving wegnemen en kwaliteit van het leven voor alle betrokkenen te verbeteren. Het is
over het algemeen goed om ‘evidence-based’-behandelingen toe te passen. Steeds meer modellen die worden
samengevoegd. Steeds specialistischere aangelegenheid.
Theoretische perspectieven op behandeling
• Psychoanalytische en de psychodynamische visie – kind helpen de intrapsychische conflicten uit het verleden, die
ten grondslag liggen aan de gedrags- en emotionele problemen, op te lossen
• Cognitieve gedragstherapeutische behandelingsmodel – gedrags- en emotionele problemen worden gezien als een
tekort of teveel aan gedrag. De oorzaak ligt in te weinig leerervaring. Ook ouders worden getraind met programma’s
• Systeem- of gezinstherapeutische benadering – karaktereigenschappen:
o Gezin staat centraal
o Benadering is relationeel: gericht op het wijzingen van de interacties tussen gezinsleden
o Er wordt niet gesproken van geïdentificeerde patiënten: elk gezinslid wordt als cliënt gezien
o In de loop van de theorie moet er iets met het gehele gezin gebeuren
o Het hier-en-nu staat centraler dan het verleden
• Orthopedagogische behandeling – aanpak die optimaal aansluit bij de opvoedingsvraag van het kind
‘antwoorden op vraagstellingen’. Voordelen zijn: directe betrokkenheid van de hulpverlener bij de opvoeding, het
integreren van de gehele context in de behandeling, het geven van onmiddellijke steun aan de ouders tijdens de
problematische opvoedingssituatie en het versterken van hun pedagogische vaardigheden. Een nadeel is de
intensiviteit van het programma.
Pagina 5 van 40
, Hoofdstuk 2: Kinderen en jongeren met een leerstoornis
Inleiding: Leerstoornissen zijn specifieke leerproblemen
Met het begrip ‘leerstoornissen’ worden leerproblemen (bijv. leesproblemen, spellingproblemen en rekenproblemen) op
een andere manier ingedeeld: op de vermoedelijke oorzaken ervan. In de causale indeling van de leerproblemen maakt men
onderscheid tussen:
• Primaire leerproblemen: problemen die zich voordoen in het leren van de schoolse vaardigheid zelf ‘unexpected
underachievement’ en
• Secundaire leerproblemen: leerproblemen die het gevolg zijn van omstandigheden buiten het leren van de
vaardigheid zelf
Andere benamingen voor leerstoornissen: ‘(specific) learning disabilities’, ‘specific learning disorders’ of ‘specific
development disorders of academic skills’.
Definitie en classificatie
Het discrepantiecriterium (verschil tussen reële niveau en het verwachte niveau) wordt niet meer gebruikt voor de
diagnostiek van leerstoornissen. Het is vervangen door een combinatie van drie criteria:
1. Achterstandscriterium: ernstige achterstand bij het verwerven van schoolse vaardigheden
2. Hardnekkigsheidcriterium of criterium van didactische resistentie: volgens de DSM-5 moeten de problemen
gedurende 6 maanden persisteren ondanks het voorzien van adequate hulp op school of thuis. Volgens het model
van ‘response-to-instruction/intervention’
3. Exclusiviteitscriterium: andere oorzaken moeten worden uitgesloten
Prevalentie van leerstoornissen
Verscheidenheid aan resultaten, hangt erg af van de steekproef. Recent is: prevalentie van 6 a 7%.
Comorbiditeit met andere stoornissen
Ernstige lees-, spelling- en rekenproblemen komen heel vaak samen voor. Ook een wisselwerking tussen leerproblemen
(schoolse vaardigheden) en gedrags- en emotionele problemen (psychosociaal functioneren) is een steeds meer erkende
invalshoek.
Aandachtstekortstoornissen met hyperactief gedrag en depressie komen vaker voor bij iemand met een leerstoornis. De
stoornis Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) kan worden samengevat als een ernstig aandachtstekort in
combinatie met impulsiviteit en/of overbeweeglijkheid (hyperactiviteit). Ook worden kinderen met een leerstoornis vaker
geconfronteerd met coördinatieontwikkelingsstoornissen (developmental coordination disorder – DCD).
De fonologische stoornis (voorheen articulatieontwikkelingsstoornis en in de DSM-5 ‘speech sound disorder’ genoemd)
blijkt vaak een vroegkinderlijke voorloper van een dyslexieontwikkeling.
Oorzaken van leerstoornissen
Genetische benadering
Erfelijkheid
Neuro(psycho)logische benadering
tekorten in sommige neuropsychologische vaardigheden hun neurologisch substraat
• Oorspronkelijk theorieën over hemisfeerspecialisatie, dit heeft plaatsgemaakt voor speciale gebieden in de
hersenen die de stoornis verklaren
• Minder activatie bij:
o Temporele-pariëtale cortex fonologie en teken-klankkoppeling
o Occipito-temporale cortex directe woordherkenning
• Frontale zone niet, dit gebied gaat o.a. over articulatie. Hier is eerder sprake van overactivatie
• Bij dyscalculie speelt de intrapariëtale sulcus een belangrijke rol
Pagina 6 van 40
, Cognitieve benadering
2 invalshoeken
• Ontwikkeling van cognitieve vaardigheden: Sluit aan bij ontwikkelingspsychologie Leerstoornis is het gevolg van een
gebrekkige ontwikkeling van de basisfuncties tegenwoordig is dit achterhaald. Actuele modellen zijn meer
domeinspecifiek, specifieke cognitieve vaardigheden worden gebruikt als predictie van leerproblemen
• Informatieverwerkingstheorie: aandacht in alle fasen van het informatieverwerkingsmodel, zie figuur 1.
Handelingsgerichte verklaring van de leerproblemen. Automatisering vindt plaats als er een overgang is van
tijdsintensieve procedurele strategieën naar geheugenstrategieën.
o ‘back up’-strategieën: volgen van een bepaalde oplossingsweg in verschillende stappen
o ‘retrieval’-strategieën: het onmiddellijk beschikken over de juiste oplossing in het langetermijngeheugen
input
sensorische registratie probleemidentificatie
werkgeheugen strategiekeuze
AANDACHT
strategie-uitvoering
declaratieve voorkennis =
feitenkennis
proceduele voorkennis = aantal
langetermijngeheugen oplossingswegen om een
probleem op te lossen
metacognitieve kennis = weten
output over welke kennis je beschikt en
wanneer het te gebruiken
Figuur 1. Het informatieverwerkingsmodel
Diagnostiek
Veel voorkomende vormen van diagnostiek in praktijk (sluiten elkaar niet uit)
1. Classificerende diagnostiek: het probleem onderkennen als een bepaald type
2. Verklarende diagnostiek: aanwijzingen vinden waardoor de oorzaak van de leerstoornis is te herleiden
3. Handelingsgerichte diagnostiek: beslissingen over behandelingen ondersteunen. Maakt gebruik van model waarin
empirische kennis over de verklaring van leerstoornissen en over de effectiviteit van behandelingsmethoden
geïntegreerd wordt.
o Taakniveau (didactisch onderzoek): niveaubepaling, problemen verklaren en met suggestie voor
behandeling
o Procesonderzoek: probleemgeschiedenis daarin meenemen, verklaringen zoeken. Moeilijk om resultaten
uit het onderzoek te beschrijven. Ook neuropsychologische behandelingen
Pagina 7 van 40