Ontwikkelingspsychologie onderdeel 4
Schoolleeftijd en adolescentie
1. De student kan de belangrijkste fysieke ontwikkeling van de schooltijd en van de
adolescentie benoemen.
Paragraaf 11.2.1: motorische vaardigheden
11.2.1. Motorische vaardigheden verbeteren
In de schooltijd treden zowel in de fijne als in de grove motoriek grove verbeteringen op.
Grove motoriek
Spiercoördinatie verbetert in de kindertijd, zoals fietsen/schaatsen, er lijkt geen
gendervariatie te zijn, maar vroeger wel; dat kwam mogelijk door verschil in motivatie en
verwachtingen vroeger. Nu krijgen kinderen de boodschap dat ze allemaal mee mogen doen
aan sporten.
Fijne motorische vaardigheden
De fijne motoriek verbetert in de schooltijd, gedeeltelijk door de toename van myeline in de
hersenen (6-8 jaar), waardoor elektrische prikkels sneller bewegen en spieren sneller
boodschappen doorkrijgen en kinderen kunnen de spieren beheersen.
Sociale voordelen van fysieke competentie
Er heerst nog steeds de opvatting dat jongens fysiek sterk moeten zijn en meisjes niet,
hoewel deze normen veranderen zijn de vooroordelen nog steeds van kracht. De positieve
consequenties van motorische competentie nemen op een gegeven moment af, andere
eigenschappen worden belangrijker voor sociale aantrekkelijkheid.
Wel spelen fysieke competentie en motorische vaardigheden in het algemeen een
belangrijke rol in het leven van schoolkinderen, maar de nadruk moet niet te veel op de
vermogens liggen. Sport moet passen bij het ontwikkelingsniveau van het kind. De sport is
bedoeld om kinderen in conditie te houden, fysieke vaardigheden aan te leren en om ze te
leren zich goed in hun eigen lichaam te voelen, maar ook plezier aan te beleven.
Paragraaf 11.3.2 specifieke leerproblemen
Specifiek leerprobleem: probleem met het verwerven en gebruiken van luister-, spreek-,
lees,-, schrijf-, redeneer-, of rekenvaardigheden.
Het is dus vaag en breed en wordt ontdekt als het kind wel goed kan leren, maar lagere
prestaties behaalt. Dyslexie is een leerstoornis, die mogelijk wordt veroorzaakt door een
hersenprobleem in het verdelen van woorden in de geluidselementen van taal, en er bestaan
ook rekenproblemen. Over de oorzaken is nog veel onbekend, genetische factoren of
omgevingsinvloeden (voeding/allergie) kunnen mogelijk de oorzaak zijn.
, Paragraaf 11.3.: ADHD.
ADHD (attention deficit hyperactivity disorder): een leerprobleem dat wordt gekenmerkt
door gebrek aan aandacht, impulsiviteit, een lage tolerantiedrempel voor frustratie en
overbeweeglijkheid.
Aantal symptomen volgens DSM-5:
- Vaak niet voldoende aandacht aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk
- Volgt aanwijzingen vaak niet op
- Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden
- Beweegt vaak onrustig met handen of voeten
- Staat vaak op in situaties waarin wordt verwacht dat mensen op hun plaats blijven
zitten
- Kan moeilijk rustig spelen
- Verstoord vaak bezigheden van anderen of dringt zich op
Het verhindert normaal functioneren thuis en op school. Er is geen eenvoudige test om het
te diagnosticeren, alleen een geoefende arts kan door uitgebreide evaluatie van het kind en
gesprekken met ouders en docenten een accurate diagnose stellen. Medicijnen kunnen het
activiteitsniveau bij hyperactieve kinderen reduceren, dus veel artsen schrijven dit
routinematig voor.
De aandachtsboog wordt dan langer en kinderen gehoorzamen meer, maar de bijwerkingen
zijn aanzienlijk en de gezondheidsgevolgen op lange termijn zijn onduidelijk. Ook lijken de
schoolprestaties niet op lange termijn te verbeteren. Naast behandeling wordt
gedragstherapie toegepast, ouders en leraren worden getraind om het gedrag van het kind te
verbeteren.
2. De student kan het concreet operationele stadium en het formeel operationele stadium
van Piaget toepassen op een verpleegkundig voorbeeld.
Paragraaf 12.1.1 de cognitieve ontwikkeling volgens Piaget
Volgens Piaget denken peuters en kleuters pre-operationeel, dus egocentrisch en moeite met
geordende, formele, logische, mentale processen (operaties) te gebruiken.
Opkomst van concreet-operationeel denken
Het actieve en juiste gebruik van logica (7-12 jaar) ontwikkelt in het concreet-operationele
stadium.
Concreet-operationeel stadium: de periode van cognitieve ontwikkeling tussen het zevende
en twaalfde levensjaar die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica.
Ze lossen zonder moeite en correct conservatieproblemen op. Ze zijn minder egocentrisch en
kunnen decentreren.
Decentreren: het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een
situatie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maximewielink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.