1. Vervolg casus
Op grond van afd. 7.4.2 BW heeft de huurder er recht op dat gebreken aan de woning door
de verhuurder worden hersteld. Enige tijd nadat Arno de woning heeft betrokken, ontstaat er
een lekkage in de woning. Arno verzoekt Hendrix om herstel van dit gebrek. Hoe dient dit
recht van Arno op herstel door de verhuurder te worden gekwalificeerd?
A = Als objectief en formeel recht.
B = Als objectief en materieel recht.
C = Als subjectief en formeel recht.
D = Als subjectief en materieel recht.
D = Antwoord D is juist. Het objectieve recht bestaat uit de geschreven en
ongeschreven regels van ons recht. Het objectieve recht verleent subjectieve rechten.
In deze casus gaat het om het recht van Arno op herstel van de woning, welk recht
Arno ontleent aan het objectieve recht, namelijk afd. 7.4.2. BW. Het recht van Arno op
herstel is dus een subjectief recht. Het materiële recht bevat regels die rechten en
verplichtingen oplegt tussen burgers onderling. Het formele recht betreft
procesrechtelijke regels; regels die dienen te worden opgevolgd bij het voeren van
een juridische procedure. In deze casus gaat om het recht van Arno op herstel van de
woning en de verplichting van de verhuurder om daartoe over te gaan. Het gaat hier
dus om materieel recht.
2. Het BW kent een gelaagde structuur. Bij de arbeidsovereenkomst komt de gelaagde
structuur tot uiting, doordat:
A = boek 7 BW is onderverdeeld in de volgende lagen: titels, afdelingen, artikelen, leden en
subs.
B = de algemene regelingen van boek 7 BW van toepassing zijn op de bijzondere bepalingen
van de boeken 3 tot en met 6 BW.
C = de algemene regelingen van boek 3 BW en van boek 6 BW van toepassing zijn op de
(bijzondere) arbeidsovereenkomst van boek 7 BW.
D = de algemene regelingen van de boeken 1 tot en met 6 BW van toepassing zijn op de
(bijzondere) arbeidsovereenkomst van boek 7 BW.
C = De gelaagde structuur brengt met zich mee dat algemene regelingen voorin het
wetboek van toepassing kunnen zijn op bijzondere regelingen achterin het wetboek.
Echter, niet alle (algemene regelingen in de) wetboeken voorin zijn van toepassing op
de arbeidsovereenkomst in boek 7 BW. Zo zijn de algemene regelingen van boek 3 BW
en van boek 6 BW van toepassing op de (bijzondere) arbeidsovereenkomst van boek 7
BW, maar zijn de boeken 1 (personen en familierecht) en 2 (rechtspersonenrecht)
bijvoorbeeld niet van toepassing.
3. In welk geval is er sprake van nietigheid?
A = Geert mailt Joop dat hij zijn fiets wil verkopen maar door een typefout staat er € 19,- in
plaats van € 199,-. Joop mailt terug dat hij ermee akkoord is.
B = Jack laat zijn buurman Peter onder bedreiging een deel van zijn tuin aan Jack verkopen.
C = Lederwarenhuis T&Y verkoopt bewust aan Gulcan een neplerenjas voor € 500,- onder
vermelding dat het om een jas van echt leer gaat.
D = Menno zegt in een woedebui zijn baan als postbezorger op.
A = In het geval bij A is er sprake van discrepantie tussen wil en verklaring. In dat
geval is er gelet op art. 3:33 BW geen rechtshandeling omdat dat een op rechtsgevolg
gerichte wil vraagt die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Zonder aanbod
kan er geen overeenkomst tot stand komen, zie art. 6:217 BW. Er is dus sprake van
nietigheid.
, Bij B is er sprake van bedreiging en dat kan (alleen) leiden tot vernietiging, zie art.
3:44 lid 1 en 2 BW. Bij C is er sprake van bedrog en dat kan (alleen) leiden tot
vernietiging, zie art. 3:44 lid 1 en 3 BW. Een verklaring gedaan onder invloed van een
stoornis (bijv. een woedebui) maakt de rechtshandeling vernietigbaar, zie art 3:34 BW.
4. De 18-jarige Jan de Vries ziet in de etalage van een tweedehandswinkel een paar All-
Stars liggen in zijn maat. Hij loopt naar binnen en koopt voor € 20,- de tweedehands
All-Stars. Eenmaal thuisgekomen, merkt Jan dat de All-Stars niet goed passen; de
maat is te klein. Hij besluit ze terug te brengen naar de tweedehandswinkel en wil de
door hem betaalde koopsom terug.
Welke van de onderstaande beweringen is juist?
A = Jan kan met succes een beroep doen op dwaling ex artikel 6:228 BW.
B = Jan kan met succes een beroep doen op bedrog ex artikel 3:44 BW.
C = Jan kan met succes een beroep doen op ontbinding ex artikel 6:265 BW.
D = Geen van voornoemde beweringen is juist.
A – FOUT: indien er al sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken, dan behoort
deze voor rekening en risico van Jan te blijven. Hij heeft de schoenen immers zonder
te passen in de winkel gekocht. Er is geen grond voor vernietiging wegens dwaling ex
art. 6:228 BW.
B – FOUT: er is geen sprake van het opzettelijk misleiden van de tweedehandswinkel
of een andere kunstgreep. Er is derhalve geen grond voor vernietiging van de
overeenkomst wegens bedrog ex art. 3:44 BW.
C – FOUT:er is geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis
aan de zijde van de tweedehandswinkel. Van ontbinding van de overeenkomst ex art.
6:265 BW kan dan geen sprake zijn.
D – GOED: er is geen sprake van een tekortkoming of anderszins een grond voor het
instellen van een vordering die succesvol leidt tot teruggave van de koopsom. Het is
geheel voor rekening en risico van Jan zelf dat de schoenen thuisgekomen niet
passen.
5. B
A- FOUT: Timo is 12 jaar en minderjarig (art. 1:233 BW, jonger dan 18 jaar) en dat maakt
hem handelingsonbekwaam gelet op art. 3:32 jo 1:234 BW. Daarin zit overigens het
verraderlijke van het juiste antwoord. Timo kan namelijk geen zelfstandig beroep doen op
vernietiging van de overeenkomst. Dit recht is voorbehouden aan zijn ouders (of wettelijk
vertegenwoordigers), niet aan de handelingsonbekwame zelf!
B – GOED: er is geen juridische mogelijkheid voor Timo zelf om tot vernietiging van de
overeenkomst over te gaan; zijn ouders hebben dit recht wel, maar dat wordt niet gevraagd
(zie uitleg onder C.)
C- FOUT: Timo is 12 jaar en weliswaar minderjarig (art. 1:233, jonger dan 18 jaar), echter hij
kan echter geen zelfstandig beroep doen op vernietiging van de overeenkomst art. 3:32 jo
1:234. Dit recht is voorbehouden aan zijn ouders (of wettelijk vertegenwoordigers), niet aan
de handelingsonbekwame zelf!
D-FOUT: er is geen grond om aan te nemen dat Timo de overeenkomst heeft gesloten onder
invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. Geen grond voor vernietiging wegens
dwaling.
6. A
A – GOED: art. 6:83 sub c: vader De Vries kan uit een mededeling van Berendsen afleiden
dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. In dat geval treedt verzuim
van rechtswege in.
B – FOUT: bij een ondeugdelijke prestatie hoeft verzuim niet direct in te treden, dit hangt af
van de omstandigheden, b.v. of er een termijn is gesteld (art. 6:83 sub a). De bewering is te
stellig en onjuist.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irishoeijmakers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.