Sociale psychologie samenvatting
Hoofdstuk 1 – Inleiding tot de sociale psychologie
Wat is sociale psychologie?
Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie naar de manier waarop gedachten, gevoelens en
gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of imaginaire aanwezigheid van andere
mensen.
• Voorbeeld ‘imaginaire aanwezigheid van andere mensen’; omdat je moeder altijd zei dat je je handen
moet wassen nadat je naar de wc bent geweest, en dat je daar dan aan denkt (wanneer je moeder er
niet bij is) met als vervolg dat je je handen wast.
HOE worden mensen beïnvloed door de manier waarop ze hun sociale omgeving
construeren(/waarnemen)? Waarom gedragen mensen zich zoals ze zich gedragen? Een manier om deze
vraag te beantwoorden, is simpel door hem te stellen. Het probleem van deze benadering is dat mensen
zich vaak niet bewust zijn van de redenen achter hun eigen reacties en gevoelens.
- Sociale omgeving = de werkelijke of imaginaire aanwezigheid van andere mensen.
- Construct = de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren
(betekenis geven). Wij ervaren de wereld subjectief, we construeren onze eigen sociale wereld. Dit
staat aan de grondslag van veel conflicten.
Verschil sociale psychologie met andere verwante disciplines
Disciplines als sociologie en antropologie, zij zijn ook geïnteresseerd in de manier waarop
mensen beïnvloed worden door hun sociale omgeving. Verschillen;
- De sociale psychologie onderscheidt zich vooral doordat ze zich niet zozeer bezighoudt met sociale
situaties in een objectieve betekenis, maar doordat ze zich in eerste instantie richt op de manier
waarop mensen beïnvloed worden door hun interpretatie, of construct, van hun sociale omgeving.
- De sociale psychologen vinden dat je pas kunt begrijpen hoe mensen beïnvloed worden door hun
sociale wereld, wanneer je begrijpt HOE ze die sociale wereld waarnemen, begrijpen en
interpreteren. In hun ogen is dat belangrijker dan te weten wat de objectieve eigenschappen van
die sociale wereld precies zijn.
- Persoonlijkheidspsychologen richten zich vooral op individuele verschillen (die aspecten van de
persoonlijkheid die mensen onderscheiden van anderen). Sociaal psychologen vinden dat je hierbij
een essentieel onderdeel van het verhaal buiten beschouwing laat: namelijk de machtige rol van de
sociale invloed.
- Het analyseniveau verschilt van alle disciplines; bij biologen is het analyseniveau bijv. genen,
hormonen of neurotransmitters; bij persoonlijkheids- en klinisch psychologen
het individu; sociologie richt zich op onderwerpen als sociale klasse, sociale structuur en sociale
instituties. Voor sociale psychologen is het analyseniveau het individu in de context van een sociale
situatie.
- Het grote verschil tussen sociologie en sociale psychologie is dat sociologie zich niet concentreert
op de psychologie van het individu, maar naar de samenleving als geheel kijkt.
Er zijn verschillende perspectieven binnen de sociale psychologie:
• Evolutionair perspectief; sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe genetische factoren over de
eeuwen heen zijn aangetast om de overlevings- en voortplantingskansen te vergroten. Dit geeft ons
inzicht in menselijke gewoonten omdat deze universeel zijn. Ook hebben mensen veel gemeen met
dieren wat volgens dit perspectief verklaard kan worden.
• Socio-cultureel perspectief; sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken naar de invloed van grotere
sociale groepen. Verschillende culturen hierin speelt een belangrijke rol, je kan zo bijvoorbeeld
onderzoeken waarom mensen doen wat ze doen, denk hierbij aan gewoonten, tradities en gedragingen
die cultureel bepaald zijn.
, • Sociaal leren perspectief; sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe leerervaringen in het
verleden toekomstig gedrag kan voorspellen. Mensen zijn geneigd om gedrag te imiteren van
rolmodellen.
• Er vindt interactie tussen de perspectieven plaats dus er is geen superieur perspectief. Ook kunnen ze
elkaar verder helpen.
De macht van de situatie
De grondlegger van sociale psychologie was Kurt Lewin, hij had ook een formule hiervoor. B= f(P X E). De
situatie waarin een persoon zich bevindt heeft veel invloed op het gedrag van mensen, ook heeft het
gedrag van iemand veel invloed op de situatie.
Fundamentele attributiefout = de neiging om de mate waarin iemands gedrag wordt veroorzaakt door de
rol van persoonlijke eigenschappen en andere interne factoren te overschatten en de rol van externe,
situationele factoren te onderschatten.
Of (hetzelfde): de neiging om ons eigen gedrag en andermans gedrag volledig toe te schrijven aan
persoonlijkheidstrekken en het effect van de sociale invloed en de acute situatie te onderschatten.
Attributie = het toeschrijven van oorzaken aan het eigen of aan andermans gedrag en het daarmee
voorzien van verklaringen.
De macht van sociale interpretatie
Behaviorisme = stroming in de psychologie die de stelling verdedigt dat men, om menselijk gedrag te
kunnen begrijpen, slechts hoeft te kijken naar de bekrachtigende eigenschappen van de omgeving.
Deze stroming in de psychologie verdedigt de stelling dat alle gedrag verklaard kan worden aan de hand van
beloningen en straffen in de omgeving van het organisme en dat het niet nodig is om er subjectieve zaken
als denken en voelen bij te betrekken. Ze vergaten het belang van de manier waarop mensen hun omgeving
interpreteren.
Gestaltpsychologie = stroming in de psychologie die het belang benadrukt van het bestuderen van de
persoonlijke (subjectieve) manier waarop een object wordt waargenomen (het gestalt of geheel), in plaats
van het bestuderen van de manier waarop de objectieve, fysieke eigenschappen van het object zijn
samengevoegd. De nadruk op constructen, de manier waarop mensen de sociale situatie interpreteren,
vormt de basis van gestaltpsychologie. Dit kan dus ook een verklaring bieden voor verschillend gedrag van
mensen in dezelfde situatie.
Fenomenologie = een filosofische methode (van Husserl) die probeert de constitutie van de wereld in de
geest en het wezen der dingen te beschrijven door de geestelijke intuïtieve beschouwing van de dingen,
niet door rationele kennis. Je moet je richten op de fenomenologie van de waarnemer, op hoe een object
op hem of haar overkomt, in plaats van op afzonderlijke objectieve elementen van het object.
Kurt Lewin (Duitse/Amerikaanse sociaal psycholoog): “Als iemand in een kamer zit in het vertrouwen
dat het plafond niet naar beneden zal komen, zou dan alleen zijn ‘subjectieve waarschijnlijkheid’ in
overweging moeten worden genomen bij het voorspellen van zijn gedrag, of zouden we ook
rekening moeten houden met de ‘objectieve waarschijnlijkheid’ van de door architecten bepaalde
kans dat het plafond naar beneden komt? Ik denk dat we alleen met de eerste rekening hoeven
houden.”
Naïef realisme = de overtuiging dat ieder van ons dingen waarneemt ‘zoals ze echt zijn’. Als andere mensen
dezelfde dingen dus anders zien, moet dat wel zijn omdat zij bevooroordeeld zijn (Lee Ross, hoogleraar
sociale psychologie aan de Stanford University).
De oorsprong van constructen: fundamentele menselijke motieven
Zelf-verbeteringsmotief = de behoefte aan een positief zelfbeeld, dat wil zeggen dat ze zichzelf willen
beschouwen als goed, competent en beschaafd.
Accuraatheidsmotief = Mensen willen een accuraat beeld over zichzelf hebben.
Bij de keuze tussen het vervormen van de wereld om zich goed te voelen over zichzelf of zich een accuraat
beeld van de wereld te vormen, kiezen mensen vaak voor de eerste optie. Ze geven de zaak een enigszins
andere draai, een die hen in het best mogelijke daglicht stelt. Het erkennen van onze tekortkomingen is