Probleem 3: Depression
1. Nearly all of us are feeling down: The epidemiology of
depression and psychological theories
Abramson, L.Y., Alloy, L.B., Hankin, B.L. et al. (2002). Cognitive vulnerability-stress
models of depression in self-regulatory and psychological context.
Tot 1970 werd depressie verwaarloosd door experimentele psychopathologen. Twee ontwikkelingen
in eind 1960/begin 1970 hebben ervoor gezorgd dat depressie opgenomen werd in de klinische
psychologie en dat de cognitieve processen in de etiologie, behoud en behandeling benadrukt werden.
De eerste ontwikkeling kwam van Aaron Beck (1967). Hij had de psychoanalytische benadering laten
vallen en ontwikkelde een cognitieve theorie die de negatieve ‘automatische gedachten’ van patiënten
benadrukte. De tweede ontwikkeling kwam van Martin Seligman (1975), die een theorie ontwikkelde
over aangeleerde hulpeloosheid en depressie. Vergelijkbaar met Beck, benadrukte hij dat
onaangepaste cognities, zoals doordringende verwachtingen of gebrek aan controle over een event,
kunnen aanzetten tot depressieve symptomen.
Er is aantal mogelijke factoren die deze cognitieve benaderingen gevoed heeft. Ten eerste zorgden de
opkomst van informatieverwerking benaderingen en een studie over sociale cognitie voor een
wetenschappelijke basis voor een cognitieve benadering over depressie. Ten tweede werd aangetoond
dat cognitieve processen emotionele reacties mediëren. Ten derde waren veel wetenschappers
teleurgesteld in de psychoanalytische benadering, omdat het niet te testen was.
In dit hoofdstuk worden twee cognitieve theorieën besproken: de hopelessness theorie en Beck’s
theorie.
Twee Cognitieve Theorieën van Depressie: Hopelessness Theorie en Beck’s Theorie
Overview van de theorieën
Volgens de theorieën heeft de betekenis of interpretatie die mensen aan hun ervaringen geven, grote
invloed op of ze depressief worden en of ze herhaaldelijk, ernstig of voor lange tijd zullen lijden.
Hopelessness theorie
Deze theorie is een opvolger van Seligman’s helplessness theorie. Volgens deze theorie van
Abrahamson (1989) is de verwachting dat zeer gewenste uitkomsten niet zullen gebeuren/zeer
ongewenste uitkomsten wel zullen gebeuren, en dat iemand deze situatie niet kan veranderen
(hopelessness), genoeg reden voor depressieve symptomen. Dit wordt dan het syndroom van
hopelessness depressie (HD) genoemd. In het schema hiernaast is te zien hoe iemand hopeloos wordt.
1
,Volgens de theorie zijn er drie soorten conclusies die mensen mogelijk maken, wanneer ze
geconfronteerd worden met negatieve gebeurtenissen die bijdragen aan hopelessness/depressie:
1. Levensgebeurtenissen worden toegewezen aan stabiele en globale oorzaken en worden als
belangrijk beschouwd.
2. Het idee dat negatieve levensgebeurtenissen waarschijnlijk zullen leiden tot andere negatieve
consequenties.
3. Het idee dat deze levensgebeurtenissen impliceren dat de persoon onwaardig of gebrekkig is.
Informationele cues in de situatie en individuele verschillen in cognitieve stijl beïnvloeden de inhoud
van iemands conclusies over oorzaak, gevolg en de zelf.
Echter, in afwezigheid van negatieve gebeurtenissen is iemand met een depressogene stijl (de drie
gedachtes hierboven) niet waarschijnlijker dan iemand zonder deze stijl, in het ontwikkelen van
hopeloosheid en depressie. Negatieve cognitieve stijlen zijn dus een cognitieve kwetsbaarheid en
negatieve levensgebeurtenissen zijn de stress (cognitieve vulnerability-stress component).
Er wordt gedacht dat sommige omgevingsfactoren deze cognitieve vulnerability-stress interactie
kunnen beïnvloeden. Voorbeelden hiervan is sociale steun; materiële, emotionele en informationele
steun van anderen kan het ontwikkelen van hopeloosheid voorkomen.
Beck’s theorie
Beck’s cognitieve theorie van depressie is op verschillende manieren geïnterpreteerd. In alle gevallen
zijn de etiologische hypotheses van Beck conceptueel vergelijkbaar met die van de hopelessness
theorie. Volgens deze theorie vormen onaangepaste zelfschema’s met disfunctionele houdingen over
thema’s als verlies, ongeschiktheid, falen en waardeloosheid, de cognitieve kwetsbaarheid voor
depressie. Wanneer deze schema’s worden geactiveerd door een negatieve gebeurtenis (stress),
genereren ze specifieke negatieve cognities (automatische gedachten) die een buitengewone
pessimistische blik vormt over de zelf, de wereld en de toekomst: de negatieve cognitieve triade. Dit
leidt dan tot verdriet en andere symptomen van depressie.
In deze theorie zal de waarde die iemand aan een ervaring geeft, bepalen of die negatieve ervaring de
cognitieve kwetsbaarheid zal activeren. Dit is een verklaring voor de individuele verschillen. Mensen
die veel waarde hechten aan sociale relaties kunnen depressief worden als daar iets negatiefs gebeurt.
Mensen die veel waarde hechten aan autonomie kunnen depressief worden als hun persoonlijke
controle in gevaar komt.
2
, Vergelijking van de Hopelessness Theorie en Beck Theorie: Overeenkomsten en Verschillen
Er zijn een aantal overeenkomsten tussen de theorieën. Ten eerste benadrukken ze allebei de rol van
cognitie in de aard en het behouden van depressie. Ook bevatten ze allebei een cognitieve kwetsbaar-
heids hypothese waarin negatieve cognitieve patronen een kwetsbaarheid vormen.
Verder stellen beide theorieën een mediërende volgorde voor van negatieve conclusies, die
beïnvloeden of negatieve gebeurtenissen zullen leiden tot depressieve symptomen. Tot slot erkennen
beide theorieën de heterogeniteit van depressie en stellen expliciet (hopelessness) of impliciet (Beck)
dat er een cognitief gemedieerde subtype bestaat van depressie.
Er is een groot verschil tussen de twee theorieën. Hiervoor moet eerst onderscheid gemaakt worden
tussen cognitieve processen en cognitieve producten. Cognitieve processen hebben betrekking op de
handelingen van het cognitieve systeem, zoals informatie coderen en ophalen en het toewijzen van
aandacht. Cognitieve producten zijn het eindresultaat van deze informatieverwerkingshandelingen en
bestaan uit de cognities en gedachten die de persoon ervaart. Conclusies over oorzaak, gevolg en de
zelf zijn voorbeelden van cognitieve producten.
De hopelessness theorie stelt dat depressieve en nondepressieve cognitie verschillen in inhoud
/product (stabiel, globale vs. instabiel, specifieke oorzaken), maar niet in proces. Beck’s theorie,
daarentegen, stelt dat depressieve en nondepressieve cognitie zowel in inhoud als in proces verschilt
(meer nadruk op processen). Hij stelde namelijk dat cognitieve processen schema-driven waren bij
depressieve individuen en data-driven bij nondepressieve individuen. Depressieve individuen negeren
positieve situationele informatie en worden buitengewoon beïnvloed door negatieve situationele
informatie. Beck stelt dus eigenlijk dat depressieve cognitie verstoord is, terwijl de hopelessness
theorie hier niets over zegt.
Empirische evaluatie van de Theorieën
Er zijn vijf centrale voorspellingen van de twee theorieën:
1. Cognitieve kwetsbaarheid modereert het effect van een negatieve gebeurtenis op depressie.
2. Ze bevatten beiden mediërende verbanden tussen het optreden van negatieve gebeurtenissen
en het vormen van depressieve symptomen (hopeloosheid, negatieve cognitieve triade).
3. Beide theorieën stellen causale volgordes voor die leiden tot een bepaald subtype van
depressie (bijv. HD).
4. Beide theorieën stellen dat een ‘match’ in een bepaald domein tussen kwetsbaarheid en de
negatieve gebeurtenis, de kan op depressieve symptomen verhoogt.
5. Beck’s theorie benadrukt dat depressieve cognitie verstoord is.
Onderzoekdesigns voor het testen van etiologische hypotheses van de cognitieve theorieën
De remitted depression paradigm is een design waarin cognitieve patronen van depressieve personen
worden onderzocht tijdens en na de depressieve staat. Het idee hierachter is dat de negatieve
cognitieve patronen trait-like moeten zijn en aan moeten houden na remissie, als ze een
kwetsbaarheid vormen voor depressie. Deze methode stelt echter dat de factor onveranderlijk moet
zijn om te worden gezien als een cognitieve kwetsbaarheid. Dit hoeft in de praktijk echter helemaal
niet zo te zijn. Dit trekt de effectiviteit van de methode in twijfel.
Een sterkere strategie is het behavioral high-risk design (BHRD). Hier wordt gekeken naar
participanten die op dat moment geen stoornis hebben, maar waarvan gedacht wordt dat ze een hoog
(of juist laag) risico lopen voor het ontwikkelen van een stoornis. Dit lijkt heel erg op het genetic high-
risk design, maar individuen in een behavioral high-risk studie worden geselecteerd op psychologische
(on)kwetsbaarheid, in plaats van genetische kwetsbaarheid.
3