Hoofdstuk 1 “De les in vogelvlucht”
Paragraaf 1.1 Inleiding
In de les gaat het om een dynamische balans tussen de volgende aspecten:
- De inrichting: zijn de materialen waarmee de kinderen werken goed gekozen en adequaat
klaargezet; is de beschikbare ruimte efficiënt en overzichtelijk ingedeeld?
- De activiteiten: wat gaan de kinderen doen en past dat bij hun belangstelling en
mogelijkheden?
- De leerkracht: bereidt zij of hij de kinderen goed voor op de activiteiten en krijgen de
kinderen in hun spel ondersteunende begeleiding?
- De kinderen: worden ze aangesproken op eigen mogelijkheden, is er ruimte voor initiatief,
ook in hun samenspel met anderen?
Paragraaf 1.2 De inrichting
De inrichting heeft in meerdere opzichten een functie:
- Kinderen worden enthousiast (gaan gluren door het raam en zien alles klaarstaan)
- Bij het uitleggen kan de leerkracht met weinig woorden veel verduidelijken
- Tijdens hun activiteit vinden de kinderen in de ordening van het materiaal een ordening voor
hun handelen.
- Een goede indeling van de ruimte zorgt ervoor dat de verschillende groepen kinderen elkaar
niet hinderen.
- Een efficiënte inrichting maakt het mogelijk om ook in een kleine speelzaal vier of meer
activiteiten een plaats te geven. Een ruim en gevarieerd aanbod van activiteiten is
medebepalend voor de kwaliteit van een les.
Kortom: Als de ruimte goed is ingericht, geeft dat zowel de kinderen als de leerkracht houvast. En het
komt de veiligheid ten goede.
Paragraaf 1.3 De activiteiten
Je probeert de activiteit zo te kiezen, dat er voor ieder kind een motiverende en passende uitdaging
aanwezig is.
Paragraaf 1.4 De leerkracht
Onder ideale omstandigheden doen de inrichting en de activiteiten het werk. Maar meestal is tijdens
het spelen begeleiden wenselijk of nodig.
Juist omdat een les dynamisch verloopt en de kinderen veel zelf doen, moet de leerkracht steeds
alert blijven en goed overzicht behouden. Waarnemen wat er goed gaat en proberen te voorzien wat
er fout dreigt te gaan; kinderen helpen de juiste keuzes te maken.
De kinderen kunnen veel zelf, maar alleen als de leerkracht zich daarvoor inspant.
Paragraaf 1.5 De kinderen
Elke klas is anders. Ieder kind is verschillend (in de manier van bewegen is ieder kind uniek). Geen les
verloopt geheel voorspelbaar. Steeds moet de leerkracht afwegen wat de klas als geheel en bepaalde
kinderen individueel nodig hebben om optimaal bezig te blijven.
Soms is het wenselijk of zinvol een kind te corrigeren of bij te staan in zijn persoonlijke manier van
doen.
We maken gebruik van motiverende activiteiten. Los daarvan tonen kinderen ook geheel eigen
motieven om mee te doen (of niet mee te doen).
De aanpak is er steeds op gericht de kinderen tijd te geven in hun eigen tempo vertrouwd te raken
met de gang van zaken, zonder ze in een uitzonderingspositie te brengen.
Tegemoetkomen aan alle mogelijke verschillen is niet uitvoerbaar. Maar voor iedere en ieder kind
probeer je de best mogelijke voorwaarden te creëren.
, Hoofdstuk 2 “Lesbedoelingen”
Paragraaf 2.1 Inleiding
-
Paragraaf 2.2 Visie en doelstelling
Bewegen is gedrag. Ons uitgangspunt (van de leraar) is beïnvloeding van het bewegingsgedrag.
In de lessen bewegingsonderwijs accentueren we die uitnodiging tot bewegen (vanuit de omgeving),
vanuit de bedoeling dat ze hun bewegingsmogelijkheden nog verder zullen uitbreiden. Het
vertrekpunt blijft gelijk: voor jonge kinderen is bewegen een vanzelfsprekende vorm van gedrag, als
bewegen ze in staat stelt iets te bereiken of te beleven, dat voor hen de moeite waard is.
Gedrag kunnen we omschrijven als ‘handelen in een bepaalde context’; als uitdrukking van hoe
iemand zijn situatie ervaart en daar naar handelt. Voor de kinderen is de speelplaats een andere
context dan het klaslokaal. We zien op de speelplaats ander gedrag.
De context van de speelplaats biedt veel aanleidingen waar de leerlingen bewegend op willen
reageren. Die aanleidingen vinden ze in de ruimte en materiële omstandigheden, maar ook in wat ze
anderen zien doen en hoe ze op elkaar reageren.
Op de speelplaats gelden er andere regels dan in de klas en dat is ook een deel van context.
De speelplaats is een rijke bron van potentiële bewegingssituaties, dat wil zeggen situaties waar een
kind met bewegen op reageert, omdat er zo iets van betekenis te beleven is.
Of een kind iets als een bewegingssituatie ervaart, heeft een subjectief element in zich. Niet ieder
kind vindt het leuk om in een plas te springen.
De betekenis van bewegingsgedrag kan verschuiven. Blokken omgooien door goed te mikken is een
vorm van bewegingsgedrag, maar de hele tijd blokken opstapelen niet.
Het omgekeerde kan ook gebeuren, iets wat eerst geen bewegingssituatie was, wordt wel als zodanig
ingevuld.
Bewegen is persoonlijk gekleurd gedrag, dat ontstaat in relatie tot een tot bewegen uitnodigende
context, de bewegingssituatie. Er zijn grote verschillen in de manier waarop kinderen betrokken zijn
op een bewegingssituatie. In het bewegingsonderwijs willen we daar nadrukkelijk rekening mee
houden.
Met bewegingsonderwijs willen we meer doelgericht en systematisch bijdragen aan de ontwikkeling
van bewegingsgedrag van alle kinderen. Kort geformuleerd is het doel: we willen de kinderen leren
om deel te nemen aan bewegingsactiviteiten die nu zinvol voor ze zijn en die perspectief bieden voor
deelname later.
We proberen te bevorderen dat kinderen in bewegingssituaties:
- Reeds verworven mogelijkheden kunnen inzetten.
- Daarbij worden uitgedaagd om nieuwe gedragsmogelijkheden te ontdekken, te onderzoeken
en zich eigen te maken.
- Zich zo bewust worden van wat voor hen persoonlijk zinvol en haalbaar is.
- Waardoor ze zich onderscheiden weten van anderen en eigen keuzes kunnen maken.
- Respecteren en waarderen dat andere kinderen eigen mogelijkheden, voorkeuren en grenzen
hebben.
- Samen met andere kinderen een bewegingsactiviteit kunnen beginnen en op gang houden
- Nieuwe activiteiten als betekenisvol en beantwoordbaar leren onderkennen
- Waardoor meer bewegingssituaties beschikbaar komen en toegankelijk worden
- Ze zo in hun bewegingsgedrag een ononderbroken ontwikkeling doormaken
- En daar blijven plezier aan beleven.
Met bewegingsonderwijs worden soms nog andere doelstellingen in verband gebracht. De meest
gangbare:
- Bewegen is een hulpmiddel om andere kennis- en vaardigheidsgebieden toegankelijk te
maken, met name op cognitief en sociaal gebied.
- Bewegingsonderwijs bereidt voor op sport en sportieve vrijetijdsbesteding.
- Bewegen bevordert een gezonde levensstijl en helpt overgewicht te voorkomen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jangrootkoerkamp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.