Myofasciale Trigger Points - Inleiding
Als fysiotherapeut kun je in de praktijk patiënten krijgen met myofasciale pijn, die wordt veroorzaakt door de
aanwezigheid van myofasciale triggerpoints. Dit zijn zeer pijnlijke lokale spierverhardingen in een strakke band
of streng in de skeletspier (= taut band).
De klachten van het bewegingsapparaat zijn vaak aanhoudend en er is geen duidelijke oorzaak aantoonbaar.
Het wordt omschreven als aspecifieke lage rug of nek/schouder klacht.
De enige manier om de aanwezigheid van MTP klinisch vast te stellen is door middel van palpatie.
Het kenmerkende van een triggerpoint is dat het een punt is met een uitgesproken drukgevoeligheid die
meestal niet gelokaliseerd is in de zone waar de patiënt de pijn ervaart. Bijvoorbeeld een infraspinatuspijn
wordt gevoeld diep aan de voorzijde van de schouder, en pijn van de subscapularis wordt gevoeld in de
dorsale zijde van de schouder. De myofasciale triggerpoints van die schouderspieren zijn gelokaliseerd in een
ander deel van de spier dan daar waar de pijn gevoelt wordt.
Het geïrriteerde neuromusculaire punt ligt in een gespannen bandje, genaamd taut band wat zich bevindt in
een spier. De pijn die ervaren wordt door de patiënt vanuit een bepaald specifiek triggerpoint is voor elke
persoon identiek.
De juiste locatie van de triggerpoints die de referred pain veroorzaken worden gediagnosticeerd middels
palpatie. De wijze waarop actieve triggerpoint en de mate van gevoeligheid wordt vastgesteld is de tenderness
grading scale (Hubbard, 1993).
Dr Janet Travel heeft triggerpoints gedefinieerd als een overgevoelig neuromusculair punt, dat pijnlijk is bij
druk(compressie). Het wordt geassocieerd met dysfunctionele neurologische reflexkringen.
Kort samengevat, het is een gebied dat zo geïrriteerd en pijnlijk wordt dat het lichaam het signaal niet goed
interpreteert waardoor het voor de patiënt lijkt alsof de pijn ergens anders vandaan komt. Deze gerefereerde
pijn heeft een typerend karakter en uit zich in dezelfde patronen.
Acute of chronische overbelasting kan leiden tot het ontstaan van triggerpoints en deze geven een duidelijk
omschreven ‘Referred pain’ (Travell, ’83).
Myofasciale pijn is:
• Drukpijnlijke plaats in een skeletspier.
• Palpabele spierverharding, strakke band, strengvorming in de lengterichting van de spiervezels.
• Sarcomeer verkrampingen, verhardingen zijn knikker groot.
Er zijn actieve en latente Myofasciale triggerpoints:
De actieve myofasciale triggerpoints kenmerken zich door:
• Een spontane pijn die zowel in rust als tijdens beweging optreedt.
• Met druk/compressie kan de pijnklacht met de referred pain worden geprovoceerd bij de patiënt,
wanneer de pijn niet uitstraalt is het niet actief. (Neurosensialized: Er is weinig druk nodig voor provocatie)
• Bij palpatie kan een local twitch en/of jumpsign ontstaan.
• De meeste actieve MTP’s komen voor in de spieren van de nek, schouder en bekkengordel, ook komen ze
voor in de kauwspieren (m. masseter).
De latente triggerpoints kenmerken zich door:
• Weinig pijn, alleen pijn bij beweging.
• Licht verminderde spierkracht en verminderde spierlengte.
• Ontstaan na een trauma na verloop van tijd , door overbelasting en overrekking.
1
,Zowel de actieve als de latente MTP’s geven een dysfunctie van het bewegingsapparaat.
De verschijnselen zijn te verdelen in:
• Sensorisch: Pijn en paresthesieën.
• Motorisch: Spierstijfheid, bewegingsbeperking, verminderde kracht, verminderde coördinatie.
• Vegetatief: Duizeligheid, zweten, verkleuring, loopneus, tranen bij actieve MTP in
M. sternocleidomastoideus.
Verklaring:
Theorie: Het is een proces in de spier. De capillairen zijn dicht en daardoor ontstaat er geen herstel.
Er is geen ontspanning in de betreffende spiervezel.
• Acetylcholine vloeit terug in de sarcomeren, in de celmembraan, daardoor is er geen mogelijkheid voor
de spiervezels om de contractie te verminderen. Door de druk op de bloedvaten ontstaan er ischemische
klachten.
• Daarnaast vindt er, als deze klachten langdurig bestaan, centrale sensitisatie plaats in de hersenen,
de pijn neemt toe, er ontstaat een hyper-esthetisch gebied en daardoor ontstaat uitbreiding v/d klacht.
Diagnostisch vaststellen MTP : Manueel
Er zijn 6 criteria:
1. Palpabele spierverharding, strengvorming in de spier.
2. Drukpijnlijke plaats in de spier.
3. Uitstralende pijn; ‘Referred pain’.
4. Er is sprake van herkenbare pijn.
5. Er is een ‘Local twitch response’ (= reflexmatig).
6. Er is een ‘Jump sign’ als reactie.
2
, Myofasciale Trigger Points - Specifiek myofasciaal onderzoek
Myofasciaal onderzoek wordt vooraf gegaan door een fysiotherapeutisch diagnostisch proces.
Uitvragen rode vlaggen, algemeen en regio specifiek.
Anamnese: Extra aandacht besteden aan de soort pijn, de locatie en de verandering van pijn in de tijd.
De locatie van de pijn kan aangegeven worden in een schematische weergave van de regio’s.
Hieruit kan worden afgeleid welke spieren betrokken zijn bij de myofasciale klachten.
Voor de therapie is het belangrijk te onderscheiden of het gaat om acute of chronische pijn.
Specifieke vragen zijn:
• Is de pijn oppervlakkig of diep?
• Bij welke activiteit is de pijn het hevigst?
• Is de pijn uni- of bilateraal?
• Wordt de pijn beïnvloed door rust?
• Is er een trauma aan vooraf gegaan?
• Is er sprake van langdurige irritatie van weke delen?
• Is er sprake van laesies van verschillende structuren?
• Is er sprake van psychologische factoren, metabolische stoornissen, biomechanische factoren?
Observatie:
• Is er sprake van zwelling, atrofie of hypertrofie?
• Wat is de kleur van de huid?
• Is het onderhuids bindweefsel verdikt en of afgeplat?
Palpatie:
Een actieve triggerpoint is goed palpabel en uitgesproken gevoelig. Het punt voelt aan als een gespannen
koordje en bevindt zich in de gevoelige gespannen spiervezels. De patiënt dient een comfortabele en
ontspannen uitgangshouding in te nemen, en de omgevingstemperatuur moet aangenaam zijn.
1. Vlakke palpatie door middel van het plaatsen van de vingertop dwars op de spier, bij een buikige spier
(M. trapezius descendens). In het midden van de spier zoeken naar de longitudinale taut band
(het gespannen bandje) en dan het centrale triggerpoint zoeken. In geval van een buikige spier met
peesovergang palpeer een punt 1- 2 cm van de pees richting de spierbuik. Bij een waaiervormige spier
zoals de M. infraspinatus palpeer het punt van divergentie.
2. Vlakke palpatie door middel van het plaatsen van de vingertop in de lengterichting van de spiervezels bij
platte spieren (M. levator scapulae). Palpeer in de lengterichting van origo naar insertie.
3. Pincetgreep palpatie door middel van het plaatsen van de duimtop en wijsvingertop om de spier heen bij
ronde oppakbare spieren (M. sternocleidomastoideus). Zoek naar onregelmatigheid in de spier en rol de
spier tussen duim en wijsvingertoppen.
De reactie op de palpatie bestaat uit een voelbare locale pijnscheut, het is een objectief teken, specifiek voor
een triggerpoint (jumpsign). De pijnscheut is een voorbijgaande contractie van de spier. De gerefereerde
pijnzone kan er gevoeliger door worden.
3