Marketing Module Product
Een product is:
- Het kernproduct – de behoefte die het product vervult = gebruikseigenschappen en
gevoelseigenschappen.
- Het werkelijke product – het product zelf, hoe het eruit ziet, wat het is.
- Het uitgebreide product – eventueel bijbehorende dienstverlening (niet-tastbare dingen die
meegeleverd worden)
(Bijv.: Garanties, bestelgemak, installatie, training (=het aanbieden van mogelijkheden voor
klanten om meer over het product te leren), onderhoud, klantenservice, financiering,
afleveringsvoorwaarden, samenhang met andere producten van het bedrijf (=Hoe zijn de
producten van een bedrijf afgestemd op elkaar)).
Productcategorieën:
- Consumptieproducten
Onderscheid 1:
Duurzame consumptieproducten (gebruiksgoederen) – gaan langere tijd mee, minstens 3
jaar, hebben een relatief hoge prijs.
Niet-duurzame consumptieproducten (verbruiksgoederen) – gaan minder dan 3 jaar mee,
kopen klanten vaker dus hoeven ze minder lang over na te denken.
Onderscheid 2: koopintentie – koopt een consument het product relatief vaak of juist niet
‘Convenience goods’ – gemaksproducten (dagelijkse boodschappen & emergency goods),
routinematig kopen.
‘Shopping goods’ – worden minder vaak gekocht, nemen klanten meer de tijd voor
‘Speciality goods’ – kopen klanten niet vaak, kosten veel, gaan langere tijd mee, hebben
klanten minder kennis van, daarom zijn klanten bereid meer energie te steken in aanschaf,
‘Unsought goods’ –zijn mensen eigenlijk niet naar opzoek maar hebben ze toch nodigklant is
niet geïnteresseerd in kopen van deze producten/klant weet niet dat hij het kan of moet
kopen, product vraagt om goed getrainde verkopers (bijv.: uitvaarten, medische adviezen,
overlijdensverzekeringen)
- Industriële producten – worden gekocht om andere producten te maken.
(indeling hoef je niet te kennen)
Kapitaal- en ondersteuningsgoederen - de gebouwen en machines die nodig zijn om
producten te bouwen, te fabriceren en te vervoeren (vrachtwagens, computers,
kantoormeubilair)
Grondstoffen en halffabricaten - worden gebruikt bij de productie van goederen (hout, water,
suiker, fruit, vlees)
Componenten - hoeven niet verder te worden bewerkt en worden rechtstreeks in het
product verwerkt (displays en microprocessoren in mobiele telefoons)
Gebruiksgoederen - worden in het productieproces gebruikt en zijn nodig om het
productieproces draaiende te houden (bouten, schroeven, smeermiddelen, pen en papier,
schoonmaakmiddelen)
Bedrijfsdiensten - ondersteunen het primaire productieproces (juridisch advies, financieel
advies, ondersteuning van IT)
Merken: